ECLI:NL:RBNHO:2025:9365

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 augustus 2025
Publicatiedatum
13 augustus 2025
Zaaknummer
C/15/346315 / HA ZA 23-651
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid aannemer voor gebreken in woningbouw en vochtproblematiek

In deze civiele zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 6 augustus 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, die een woning hebben laten ontwerpen en bouwen, en de gedaagde aannemer Willemsen Veenendaal B.V. De eisers stelden dat Willemsen verantwoordelijk was voor gebreken aan de woning, waaronder constructiefouten en vochtproblemen, en vorderden schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de woning ernstige gebreken vertoonde, maar oordeelde dat Willemsen niet aansprakelijk kon worden gehouden voor de schade. De rechtbank concludeerde dat Willemsen niet de opdracht had gekregen om het voorlopig ontwerp om te zetten naar een definitief ontwerp en dat hij niet op de hoogte was van de tekortkomingen in het ontwerp. De vorderingen van eisers werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten van Willemsen, die in totaal € 14.492,00 bedroegen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke contractuele afspraken en verantwoordelijkheden in de bouwsector.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/346315 / HA ZA 23-651
Vonnis van 6 augustus 2025
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,2. [eiseres sub 2] ,

te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
advocaat: mr. S. Hartog,
tegen
WILLEMSEN VEENENDAAL B.V.,
te Veenendaal,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Willemsen,
advocaat: mr. J.W. Mouthaan.
De zaak in het kort
[eisers] heeft een woning laten ontwerpen en bouwen. Willemsen heeft het houtskelet van de woning van [eisers] gemaakt. Nadat de woning gereed was, bleek dat er veel gebreken aan de woning kleefden. De gebreken hebben betrekking op de constructie van de woning en op aantasting van de woning door vocht. [eisers] stelt dat Willemsen geheel of gedeeltelijk verantwoordelijk is voor de schade die [eisers] lijdt als gevolg hiervan en deze schade moet vergoeden. De rechtbank wijst de vorderingen van [eisers] af.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding (in vrijwaring) (met producties 1 tot en met 28),
  • de conclusie van antwoord (in vrijwaring) (met producties 1 tot en met 31),
  • de akte wijziging eis (met productie 29),
  • de akte uitlating eiswijziging (met productie 32 en 33),
  • het tussenvonnis van 16 oktober 2024,
  • het bericht van 16 juni 2025 van [eisers] (met productie 30),
  • het bericht van 17 juni 2025 van [eisers] (met producties 31 en 32),
  • het bericht van 18 juni 2025 van Willemsen (met de ontbrekende pagina’s van productie 16),
  • het bericht van 18 juni 2025 waarmee Willemsen bezwaar maakt tegen de nader door [eisers] ingediende producties,
  • de e-mail van de rechtbank van 19 juni 2023 waarmee de producties 30 en 32 van [eisers] worden geweigerd,
  • de mondelinge behandeling van 24 juni 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Feiten

2.1.
[eisers] heeft een woning laten ontwerpen aan de [adres] te Amsterdam (hierna: de woning).
2.2.
De heer [architect] (hierna: [architect] ) is als architect ingeschakeld. In de opdrachtbevestiging van 7 maart 2016 heeft [architect] onder de omschrijving ‘
ontwerp, bouwaanvraag en bouwbegeleiding’ een bedrag van € 84.740,- gefactureerd aan [eisers]
2.3.
In 2017 heeft [architect] contact gezocht met Willemsen voor het realiseren van de houtskeletbouw van de woning. Willemsen exploiteert een bedrijf in houtskeletbouw
2.4.
[architect] heeft samen met constructeur A. Harder B.V. (hierna: Harder) een ontwerp van de woning gemaakt. Harder heeft het draagadvies verzorgd voor de fundering, de palen, en het gewicht bepaald voor de opbouw. Dit ontwerp is verstrekt aan Willemsen om op basis daarvan vervolgens het houtskelet voor de woning te maken.
2.5.
De opdrachtbevestiging van Willemsen, geadresseerd aan ‘ [architect] ’, ter attentie van [architect] , is gedateerd op 2 oktober 2017. Bij de opdrachtbevestiging behoort een calculatieoverzicht. De opdrachtbevestiging is getekend door Willemsen en [architect] .
2.6.
In opdracht van Willemsen is het door haar geproduceerde houtskelet gemonteerd door De Koning Houtmontage B.V. (hierna: De Koning). De Koning is hiermee gestart in de week van 30 oktober 2017 en heeft haar werkzaamheden op 23 november 2017 afgerond.
2.7.
[eisers] heeft de woning bij koopovereenkomst van 28 oktober 2022 verkocht aan de heer [koper 1] en mevrouw [koper 2] (hierna: [kopers] ). De woning is op 5 december 2022 aan [kopers] geleverd.
2.8.
In een e-mail van 14 november 2022 van [architect] aan Willemsen heeft [architect] (onder andere) het volgende geschreven:

(…)
De scheuren in de gevel zijn weer helemaal hersteld en heeft ruim € 20.000,- gekost. Vocht die in de vloer opgesloten zat € 15.000,-.
Ik vind dat er wel degelijk aam jullie zijde de verantwoording ligt. Door doorhang en de afschotlatten naar twee zijdes kan het vocht nooit goed weg en zijn alle aanpassingen verstrekkend.
(…)
Graag verneem ik je reactie na het doornemen van de emails en rapporten z.s.m. in verband met de verkoop die nu onder druk staat en dreigt mis te lopen.
2.9.
[kopers] is een (dagvaardings)procedure gestart tegen [eisers] vanwege gebreken in de woning. [eisers] is vervolgens de huidige procedure als vrijwaringsprocedure opgestart tegen Willemsen.
2.10.
Tussen [kopers] (verzoeker) en [eisers] (verweerder) enerzijds en [eisers] (verzoeker) en Willemsen (verweerder) anderzijds zijn ook twee verzoekschriftprocedures gestart tot het benoemen van een voorlopig deskundige. In beide procedures is door de rechtbank één deskundige benoemd, te weten de heer ir. G.W.N. Jol (hierna: de deskundige). De deskundige heeft op 22 juni 2024 een rapport (hierna: het deskundigenrapport) opgesteld.
2.11.
De (dagvaardings)procedure tussen [kopers] en [eisers] is beëindigd doordat deze partijen een regeling zijn overeengekomen. Bij deze regeling is ook [architect] betrokken geweest.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] heeft zijn vordering in de akte eiswijziging en daarna tijdens de mondelinge behandeling gewijzigd. [eisers] vordert na eiswijziging – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad Willemsen veroordeelt tot betaling van:
I. schadevergoeding aan [eisers] , primair bestaande uit de door de deskundige bepaalde herstelkosten en bijkomende kosten ter hoogte van (€ 815.000,- vermindert met € 84.740,- =) € 730.260,-, subsidiair bestaande uit de door [eisers] geleden schade van (€ 200.000,- -/- € 84.740,- =) € 115.260,-, ontstaan door het feit dat hij een regeling heeft moeten aangaan met [kopers] , meer subsidiair bestaande uit een door de rechtbank vast te stellen bedrag aan schadevergoeding;
II. schadevergoeding voor de schade die [eisers] heeft geleden als gevolg van de aan Willemsen toerekenbare tekortkomingen, bestaande uit de volgende posten:
a. de herstelkosten vanwege de vochtschade aan de vloer en stucwerk in 2022, ter hoogte van € 53.309,97,
b. de verlaging van de koopsom van € 50.000,- die [eisers] aan [kopers] heeft moeten verstrekken;
III. de volledige proces- en nakosten, zijnde de kosten die [eisers] heeft moeten betalen voor de verschillende procedures.
3.2.
Ter onderbouwing van de vorderingen stelt [eisers] dat Willemsen toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen. Willemsen heeft volgens [eisers] niet voldaan aan zijn ontwerpverplichting, zijn uitwerkingsplicht, zijn uitvoeringsplicht en aan zijn waarschuwingsplicht. Willemsen dient aan [eisers] de schade te betalen die hij lijdt als gevolg daarvan, aldus [eisers]
3.3.
Willemsen voert verweer. Willemsen stelt dat de vorderingen van [eisers] moeten worden afgewezen en dat [eisers] , uitvoerbaar bij voorraad, moet worden veroordeeld in de proceskosten. Daaronder moeten ook de proceskosten worden begrepen voor de (verzoekschrift)procedure betreffende het benoemen van een voorlopig deskundige.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Bij de beoordeling van de vorderingen gaat de rechtbank van het volgende uit.
4.2.
[eisers] heeft in 2016 een woning laten ontwerpen en bouwen en is na de bouw van de woning geconfronteerd met gebreken, die aan de woning kleven. Deze gebreken zijn zo ernstig dat dit heeft geleid tot het ongedaan maken van de verkoop van de woning aan [kopers] [eisers] is voornemens de woning in verband met de gebreken te slopen en er twee nieuwe woningen voor in de plaats te bouwen. [eisers] houdt Willemsen als aannemer gespecialiseerd in de houtskeletbouw verantwoordelijk voor de gebreken in de woning. Willemsen is namelijk door de architect van [eisers] , [architect] , benaderd om een goede en gedegen casco woning neer te zetten, die als stevige, duurzame basis kon dienen voor de woning, zo stelt [eisers] .
4.3.
In deze zaak moet de rechtbank de vraag beantwoorden of Willemsen inderdaad aansprakelijk is voor de schade die [eisers] lijdt aan de woning. Zoals de rechtbank ook ter zitting heeft opgemerkt, gaat het hier om een juridische beoordeling. De financiële en emotionele gevolgen van een en ander waarvoor [eisers] te zitting aandacht heeft gevraagd, spelen hierbij, hoe invoelbaar wellicht ook, geen rol.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat Willemsen niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade die [eisers] heeft geleden door gebreken aan de woning. In de volgende overwegingen legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Contractuele band tussen partijen/vorderingsrechten overgedragen aan kopers?
4.5.
[eisers] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat Willemsen toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen. Om een vordering op grond hiervan te kunnen toewijzen, dient er sprake te zijn van een overeenkomst tussen partijen. Partijen verschillen van mening of er tussen [eisers] en Willemsen een overeenkomst tot stand is gekomen. Willemsen betwist dat er sprake is van een overeenkomst met [eisers] en stelt dat hij alleen met [architect] een overeenkomst heeft gesloten. Het antwoord op de vraag of dat het geval is, kan in het midden blijven. De rechtbank is namelijk van oordeel dat, ook als er vanuit wordt gegaan dat er tussen partijen een overeenkomst is gesloten, de vorderingen van [eisers] niet kunnen worden toegewezen.
4.6.
Om diezelfde reden hoeft ook de vraag of [eisers] bij de verkoop van de woning zijn vorderingsrechten aan de kopers heeft overgedragen, zonder dat deze bij ontbinding van de koop zijn terug geleverd, niet te worden beantwoord.
Vordering I
4.7.
Vast staat dat de woning ernstige gebreken heeft. [eisers] houdt Willemsen hiervoor volledig verantwoordelijk en verwijt hem zijn ontwerpverplichting, uitwerkingsplicht, uitvoeringsplicht en waarschuwingsplicht niet te zijn nagekomen. Als gevolg daarvan is Willemsen volgens [eisers] verantwoordelijk voor de schade die [eisers] lijdt als gevolg daarvan. De schade aan de woning ziet enerzijds op de constructie/stabiliteit van de woning. Anderzijds houdt de schade verband met het vocht dat tijdens de bouwperiode tot de woning is toegetreden.
4.8.
Beide partijen beroepen zich bij de onderbouwing van hun standpunten op het deskundigenrapport dat is opgemaakt door de deskundige die door deze rechtbank is benoemd in de onder 2.10 bedoelde verzoekschriftprocedures. Geen van partijen heeft de inhoudelijke juistheid van dit deskundigenrapport betwist en ook de rechtbank zal bij de verdere beoordeling van die juistheid uitgaan. Partijen verschillen wel van standpunt over de conclusies die uit dit rapport kunnen worden getrokken. Hun standpunten daarover komen voor zover relevant bij de verdere beoordeling aan de orde.
Constructie/stabiliteit van de woning
4.9.
Bij het beantwoorden van de vraag of Willemsen ten aanzien van de constructie van de woning zijn verplichtingen is nagekomen, gaat de rechtbank uit van de volgende vaststaande feiten.
  • [eisers] heeft voor het ontwerp van de woning contact gezocht met [architect] , een bevriende architect.
  • [architect] heeft vervolgens contact gezocht met Willemsen voor het maken van het houtskelet van de woning. Naast Willemsen heeft [architect] ook contact opgenomen met andere aannemers voor het verrichten van werkzaamheden aan de woning.
  • [architect] heeft samen met Harder een ontwerp van de woning gemaakt, dat aan Willemsen is verstrekt.
4.10.
De rechtbank zal eerst ingaan op het verwijt van [eisers] dat Willemsen niet heeft voldaan aan zijn ontwerpverplichting. Partijen verschillen van mening over de afspraken tussen partijen over de rol van Willemsen ten aanzien van het ontwerp van de woning.
4.11.
[eisers] stelt in dit verband, in de pleitnota: ”
Willemsen is juist ingehuurd om het door [architect] gemaakte VO-ontwerp [1] uit te werken middels toepassing van een door hem vaker gerealiseerde constructie, constructieberekeningen te maken en uit te voeren. (…) Willemsen wist dat er sprake was van een VO-ontwerp, wat nadere uitwerking behoefde.”
4.12.
Willemsen ontkent dat hij de opdracht heeft gekregen om het door [architect] en Harder gemaakte ontwerp om te zetten in een definitief ontwerp. Willemsen betwist te hebben geweten dat aan hem een voorlopig ontwerp was verstrekt. Willemsen betwist daarnaast de expertise te hebben om van het voorlopig ontwerp een definitief ontwerp te maken.
4.13.
Voordat wordt ingegaan op de precieze afspraken die partijen over het ontwerp hebben gemaakt, komt de beoordeling van het ontwerp door de deskundige aan de orde.
4.14.
De deskundige heeft in het deskundigenrapport bij de beantwoording van de vraag of sprake is van gebreken aan de woning ten aanzien van de stabiliteit daarvan eerst een verkort (samengevat) antwoord gegeven [2] .
Daarbij geeft de deskundige eerst een korte omschrijving van de eisen waaraan een constructief ontwerp moet voldoen [3] :

Het constructief ontwerp moet duidelijk en begrijpelijk zijn, moet maakbaar zijn, en moet voldoen aan de minimale eisen van Bouwbesluit. (…) Een goed ontwerp vraagt om meerdere ontwerpstappen om dat punt te bereiken. Dit heet het traditioneel ontwerpproces. Dit is altijd herkenbaar, ook als onderdelen soms anders worden genoemd of stappen schijnbaar worden overgeslagen.”
4.15.
Vervolgens beoordeelt de deskundige het door [architect] en Harder gemaakte ontwerp en concludeert dat dat niet maakbaar is, dat niet is aangetoond dat het ontwerp sterk genoeg is en dat het D.O. (definitief ontwerp) niet gereed is [4] :
B
Het ontwerp, dat door [architect] en Harder is gemaakt, is de basis voor de draagconstructie, omdat alleen door het combineren van hun gegevens, duidelijk is hoe de opbouw moet worden gemaakt. De fase die daarbij hoort, volgens het traditioneel ontwerpproces, is het D.O. (Definitief Ontwerp). De door Harder aangegeven draagconstructie bestaat dragende houten wanden. De tekening en toelichting van Harder geeft het principe aan. De dimensies van de wanden worden echter alleen aangegeven op de bouwkundige details.
(…)
Het aangeleverde ontwerp is niet maakbaar en er is niet aangetoond dat het ontwerp sterk genoeg is. Het D.O. is niet gereed.
(…)
De tekeningen geven niet aan dat de wanden exact boven elkaar moeten staan. Doorkoppeling van boven naar beneden tot in de fundering ontbreekt. Toetsingen van afzonderlijke onderdelen ontbreken. Een relatief licht stabiliteitselement mag namelijk niet ‘opwippen’ als er horizontale belasting is zoals door wind. Het lokale wandelement zelf, moet ook sterk en stabiel zijn. Dergelijk verschillende essentiele onderwerpen zijn niet aangegeven en niet getoetst. Het D.O. is niet gereed.
Na analyse blijkt, dat het D.O. niet gereed was, tekortkomingen heeft, en daarom onmaakbaar is.
(…)
4.16.
Verder benoemt de deskundige het risico van de hiervoor beschreven gang van zaken [5] :
Het ontwerp, zoals gemaakt door [architect] /Harder is niet stabiel. Het D.O. is nooit gereed gekomen maar wel verstrekt aan nevenaannemers om mee verder te gaan. De keuze om geen hoofdaannemer maar nevenaannemers in te zetten, versnippert de ontwerptaken, uitvoeringstaken en verantwoordelijkheden. Het risico op onvolledig en ondeskundig integraal ontwerp neemt daardoor toe.
4.17.
Daarna licht de deskundige toe dat de woning is gebouwd volgens een experimenteel ontwerp, wat gevolgen heeft voor het ontwerpproces, aanbesteding en uitvoering, om de kans van slagen zo groot mogelijk te maken. De opdrachtgever moet volgens de deskundige beslissen of hij dit experiment aangaat of toch kiest voor een traditionele bouwmethode [6] :
C
(…)
Een traditioneel ontwerp bevat standaard oplossingen die al decennia worden toegepast. De volgende twee totaal verschillende bouwsystemen zijn inmiddels beproefd.
houtskeletbouw, met een houten binnenblad van de gevel, en een geventileerde luchtspouw met buitenbekleding (buitenblad). Het binnenblad heeft de kans om vocht kwijt te raken in de luchtspouw.
een ongeisoleerd stenen gebouw, dat later aan de buitenzijde wordt voorzien van isolatie met een stuclaag. Als door een gebeurtenis de buitenstuclaag of isolatie beschadigd raakt, is het stenen gebouw nog steeds functioneel en veilig.
In de fase van het V.O. (voorlopig ontwerp) is kennelijk door de (vakkundige) ontwerper gekozen voor een experimenteel ontwerp in plaats van een traditioneel ontwerp.
Het experimenteel ontwerp omvat namelijk een combinatie van hiervoor genoemde verschillende bouwtechnieken, namelijk isolatieplaten met stucwerk aan de buitenzijde, direct gemonteerd op het binnenblad van hout. Dat is experimenteel. Het houtskeletbouwsysteem verenigt de bouwconstructie en bouwkundige constructie in de wandelementen (etc.), maar past niet toe een ventilerende luchtspouw. (…) Technisch gezien zijn er bezwaren, en ook ontbreekt de ervaring dat de constructie na decennia nog steeds in goede staat is. (…)
De beslissing heeft echter gevolgen voor het ontwerpproces, aanbesteding en uitvoering, om de kans van slagen zo groot mogelijk te maken. Na deugdelijk en vakkundig advies hieromtrent, is de beslissing nodig van de opdrachtgever of hij het experiment aangaat of toch kiest voor een traditionele bouwmethode. (…)
4.18.
De deskundige beschrijft vervolgens de gang van zaken na het verstrekken van het ontwerp van [architect] en Harder aan Willemsen die het ontwerp van de draagconstructie verder uitwerkt, als volgt:
D
Het volgende stadium gaat over de houtskeletbouw. Na de beschreven situatie van punten B en C, start Willemsen met het maken van zijn offerte. Volgens de erg beknopte werkomschrijving van [architect] mogen veranderingen, als gevolg van het ontwerpproces van Willemsen, niet in rekening worden gebracht als de offerte al is verstrekt en opdracht verkregen is. Het D.O. is echter niet klaar en niet maakbaar.
De ontwerpgegevens zijn vervolgens verstrekt aan Willemsen. Willemsen neemt de taak op zich om het ontwerp van de draagconstructie verder uit te werken. Dit heeft enkele gevolgen.
Willemsen werkt niet in een deskundig ontwerpteam met meerdere disciplines, zoals dat nodig is in de D.O.-fase, en richt zich louter op de houtconstructie. Dat is in lijn met zijn doel; constructieberekeningen, productie en plaatsing. Echter, het ontwerp vraagt om de inzet van deskundig ontwerpers, ook op andere vakgebieden. Dat blijft achterwege en dat heeft nadelige gevolgen, op gebeid van bouwfysica en bouwkunde
Willemsen verandert het niet-maakbare ontwerp van de langsconstructie. De overstekken stimuleren Willemsen om te kiezen voor een vakwerkconstructie. Deze constructie is sterk genoeg en stabiel.
Tegelijkertijd zijn de houtskeletbouwwanden (…) daar tussenin, en in dwarsrichting ook dragend en leveren een aandeel in de draagconstructie. Dit heeft een risico, omdat er een menging is van twee soorten constructie door elkaar heen. Als dan onbedoeld een dragende tussenwand in de vakwerkconstructie op de fundering te veel speling heeft, of wordt verwijderd, nemen de krachten in het vakwerk toe terwijl er al nauwelijks reserve is in de sterkte.
Harder heeft de betonfundering ontworpen. Dit omvat o.m. de palen en de betonwapening in de balken. Uit het ontwerp en de berekeningen volgt echter dat er nauwelijks of geen reserve is (…). Bij veranderingen moet Harder daarom de berekeningen bijstellen om aan te tonen dat het ontwerp voldoet. Een opvallende ontwerpverandering is de vakwerkconstructie van Willemsen. (…)
Willemsen hanteert de oplossing van Harder voor de dwarsstabiliteit. De ontwerptekening van Harder is niet op D.O. niveau en ontbreekt o.m. voldoende uitwerking en doorkoppeling van boven naar beneden. Willemsen herkent dit ook niet voldoende, en is het ontwerp van de dwarsstabiliteit op zijn minst gebrekkig. Beide partijen hebben daar een aandeel in. Gebreken zijn overigens vaak oplosbaar door lokale veranderingen, zoals schoren, verbindingen, en doorkoppeling tot en met de fundering
4.19.
Uit het deskundigenrapport volgt dat het ontwerp van [architect] en Harder geen definitief ontwerp was en dat het bovendien niet maakbaar was. De rechtbank begrijpt het ter zitting ingenomen standpunt van [eisers] aldus, dat aan Willemsen de opdracht is gegeven om dit niet maakbare ontwerp om te zetten in een wel maakbaar, definitief ontwerp.
4.20.
Het is de rechtbank echter niet gebleken dat [architect] (al dan niet namens [eisers] ) daadwerkelijk aan Willemsen opdracht heeft gegeven om het voorlopig ontwerp om te zetten naar een definitief ontwerp en evenmin dat hij aan Willemsen heeft gemeld dat er nog enkel een voorlopig ontwerp van de woning beschikbaar was. Dit wordt als volgt toegelicht.
4.21.
De opdrachtbevestiging van Willemsen dateert van 2 oktober 2017. De omschrijving van de werkzaamheden op de opdrachtbevestiging luidt:
“leveren en monteren prefab HSB elementen volgens bijgaand calculatieoverzicht.”Ook is op de opdrachtbevestiging opgenomen
‘Werkzaamheden die niet zijn genoemd zijn ook niet opgenomen’. In de opdrachtbevestiging en het daarbij horende calculatie-overzicht is niets opgenomen over het omzetten van het voorlopig ontwerp van de woning in een definitief ontwerp.
4.22.
[eisers] heeft, desgevraagd tijdens de mondelinge behandeling, zijn stelling dat Willemsen de opdracht tot het uitwerken van het voorlopig ontwerp naar een definitief ontwerp heeft aangenomen, niet (met stukken) kunnen onderbouwen. In de opdrachtbevestiging van Willemsen is weliswaar opgenomen dat er een constructieberekening zou worden gemaakt, maar daarbij is de toevoeging opgenomen dat deze “
is bedoeld voor de stijfheid van ons timmerwerk”. De rechtbank concludeert uit deze omstandigheden dat Willemsen niet de opdracht heeft gekregen om het voorlopig ontwerp uit te werken naar een definitief ontwerp. Dat er geen definitief ontwerp was, is Willemsen dan ook niet te verwijten.
4.23.
Daarnaast heeft [eisers] de stelling dat Willemsen wist dat hij werkte met een voorlopig ontwerp, gelet op de betwisting daarvan door Willemsen, onvoldoende onderbouwd. De rechtbank stelt dan ook vast dat Willemsen bij het tekenen van de houtskelet van de woning niet wist dat hij zich baseerde op een voorlopig ontwerp. Voor zover [eisers] met zijn stelling heeft bedoeld te impliceren dat Willemsen een waarschuwingsplicht had ten aanzien van gebreken in het ontwerp van [architect] en Harder, merkt de rechtbank op dat deze implicatie om die reden faalt.
4.24.
Het oordeel van de rechtbank wordt niet anders doordat Willemsen door [eisers] is ingeschakeld omdat Willemsen door een houtleverancier als deskundig aannemer was aangewezen. Het is immers niet gebleken dat Willemsen opdracht had het voorlopig ontwerp om te zetten naar een definitief ontwerp. Daarbij komt dat Willemsen onbetwist heeft gesteld dat hij niet de expertise heeft om het voorlopig ontwerp om te zetten naar een definitief ontwerp.
4.25.
Of Willemsen op onderdelen ontwerpbeslissingen heeft genomen, zoals [eisers] onder meer heeft gesteld ten aanzien van de beslissing om OSB-platen te gebruiken, kan verder in het midden blijven. Dat wijzigt immers niets aan het oordeel dat Willemsen niet de opdracht had een definitief ontwerp te maken.
4.26.
De conclusie is dat Willemsen er niet voor verantwoordelijk is dat het ontwerp zoals gemaakt door [architect] en Harder niet gereed was, tekortkomingen had en niet maakbaar was. Willemsen heeft zich voor het produceren van het houtskelet echter wel gebaseerd op dit ontwerp, zonder dat hij wist dat het om een voorlopig ontwerp ging. Eventuele tekortkomingen in uitwerkings-, uitvoerings- en waarschuwingsplichten van Willemsen zijn hem alleen al daarom niet te verwijten.
4.27.
[eisers] heeft verder gesteld dat Willemsen tijdens de montage is gewezen op fouten in de uitvoering. De rechtbank stelt vast dat uit het deskundigenrapport volgt weliswaar dat Willemsen enkele fouten heeft gemaakt in de constructie van de woning, maar niet dat de schade aan de woning in verband met de constructie/stabiliteit (uitsluitend) is te wijten aan deze constructiefouten. Dit biedt dan ook geen grond voor aansprakelijkheid van Willemsen.
4.28.
Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat Willemsen niet (geheel of gedeeltelijk) aansprakelijk is voor de schade die [eisers] lijdt in verband met de gebreken aan de constructie van de woning.
4.29.
De stelling van [eisers] dat Willemsen met [architect] hoofdelijk aansprakelijk is voor de volledige of gedeeltelijke schade, slaagt evenmin. [eisers] baseert zich daarmee namelijk mede op de stelling dat Willemsen het voorlopig ontwerp van [architect] en Harder had moeten omzetten in een definitief ontwerp. Hiervoor is al geoordeeld dat dat niet is komen vast te staan, zodat alleen al daarom niet kan worden geoordeeld dat hoofdelijke aansprakelijkheid aan de orde is.
Vochtproblematiek
4.30.
[eisers] houdt Willemsen ook aansprakelijk voor de toetreding van vocht tot het casco van de woning waardoor het hout is aangetast en er zwamvorming heeft kunnen ontstaan. Willemsen heeft namelijk tijdens de opbouw van het houtskelet de onderdelen daarvan onvoldoende afgedekt, zodat daarin vocht is binnengedrongen, aldus [eisers]
4.31.
Willemsen betwist ook op dit punt dat hij aansprakelijk is en verwijst naar het antwoord van de deskundige op de vraag naar de oorzaak van de vochtoverlast.
Uit die beantwoording volgt volgens Willemsen dat hij niet als aansprakelijke partij is aan te wijzen. Uit het deskundigenrapport blijkt namelijk, aldus Willemsen dat de oorzaak van alle gebreken vooral ligt bij het gebrekkige ontwerpproces en de regie op de uitvoering van het werk.
4.32.
In het deskundigenrapport stelt de deskundige over de oorzaak van de problematiek met water en vocht het volgende [7] :
“Deoorzaakvan de problematiek met water en vocht ligt daarom vooral in de ontwerpfase, de gemaakte keuzes omtrent de experimentele bouw, en de manier van aansturen tijdens de ontwerpfase en de realisatie. Bij dat aansturen is het noodzakelijk dat er vakinhoudelijke deskundigheid is en oog op de kwaliteit van het werk. Deze rol is echter, ook voor een vakkundig opzichter, onmogelijk als het technisch ontwerp zelf tekort schiet, fouten of tekortkomingen heeft, en dus niet gebruikt kan worden als toetsing of realisatie daarmee in overeenstemming is.
Het gaat hier niet zozeer om wie die taak had, aannemer of ontwerper of coordinator, maar dát het niet op voldoende wijze werd gedaan. Het werk is niet onder controle.
De onvermijdelijke bouwfase met regen en vochtige lucht, is vervolgens deaanleidingdat het mis gaat. De bouw wordt veel te veel en rondom afgesloten terwijl vocht nog steeds naar binnen kan dringen via naden en oppervlaktes die aan de buitenlucht grenzen. Ingesloten en opgezogen vocht kan niet weg en ontstaat aantasting. Het gebrek aan goede zorg tijdens de bouw als een adequate afdekking bij regen, samen met veel regen, en gebrekkige details zorgen voor lekkage, vormen de aanleiding voor versnelde aantasting. (…)
4.33.
In de conclusie ten aanzien van de vochtoverlast [8] merkt de deskundige ten aanzien van de genoemde oorzaak verder het volgende op:
F. Conclusie
Het aantal tekortkomingen in de ontwerpfase, en de erna gemaakte ontwerpstappen, zijn zo omvangrijk dat zij niet benoemd kunnen worden in de beantwoording. (…)
De aandacht die nodig was voor een goed en samenhangend ontwerp, ontbrak.
(…)
Tijdens de realisatie had kennelijk niemand de regie en was niemand verantwoordelijk voor de goede zorg voor het gebouw en het eindproduct. Het valt voorts op dat er geen besprekingsverslagen zijn die op regelmatige basis gehouden zijn, geinitieerd door de eigenaar en opdrachtgever. In plaats van een ‘hands on’ project lijkt het dan meer op een ‘hands off’ project. Er was onvoldoende projectleiding en regie.
Andere factoren voor aantasting en vocht, zijn onvoldoende uitgewerkte detail-aansluitingen, foute details, gebrekkige details en vooral veel ontbrekende details. Het kan niet van uitvoerende personen worden verlangd dezelfde ontwerpvaardigheden te hebben als een daarvoor opgeleid ontwerper en dat ter plaatste te bedenken. Het is een goede vraag of een leverancier zoals Willemsen, die ook kennis van zaken heeft en kan ontwerpen, in staat is of de taak had om details te maken die rekening houden met alle belangrijke vakgebieden, zoals waterkering, vocht, maar ook over geluidsisolatie en integratie van installaties.
Omdat de traditionele houtskeletbouw veel bekende en beproefde details kent, kan worden verlangd dat er in ieder geval goede aansluitingen werden gemaakt die daarmee in overeenstemming zijn. Dat was minder goed dan nodig was geweest voor de genoemde experimentele bouw, maar toepassing van dergelijk deugdelijke details op de bouw had beslist mogelijk geweest. De aangetroffen aansluitingen voldeden daar op meerdere plaatsen niet aan. Toch is het twijfelachtig of een lokale timmerman, die aansluitingen moet maken zonder duidelijke instructies van detailtekeningen, verantwoordelijk kan worden gehouden.
(…)De combinatie van gebrekkig en vooral ook afwezige details, een soms slordige eigen oplossing van de lokale uitvoerende partij, en gebrekkige controle op de bouw, zijn debet aan diverse lekkages. Het geheel van toegetreden vocht en daarbij condensvorming als gevolg van bouwfysicaproblemen, met name van ingesloten en opgesloten vocht dat geen kant op kan, of zelfs alsnog naar binnen kan dringen, hebben de basis gelegd voor de aantasting, rotting schimmelafscheiding en zwamvorming. De gebouwinstallatie, die laat is ingezet door de hele lange bouwtijd, meer dan een jaar na de bouw van het casco, had dat sowieso niet kunnen oplossen.
4.34.
De deskundige ziet de oorzaak van de vochtoverlast met name in de ontwerpfase, de gemaakte keuzes ten aanzien van de experimentele bouw en de manier van aansturen tijdens de ontwerpfase en de realisatie. [eisers] heeft onvoldoende onderbouwd dat Willemsen hiervoor verantwoordelijk is. De deskundige werpt wel de vraag op of Willemse in staat was of de taak had de in het ontwerp ontbrekende details te maken, maar beantwoordt die niet. Wat betreft de vraag naar de taak van Willemsen heeft de rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat Willemsen niet de opdracht had van het door [architect] en Harder gemaakte ontwerp, dat volgens de deskundige niet maakbaar was, een definitief ontwerp te maken.
4.35.
Als aanleiding voor de vochtproblemen benoemt de deskundige de bouwfase met regen en vochtige lucht. Op dit punt is niet gebleken dat het daarbij (uitsluitend) gaat om de fase van opbouw van het houtskelet waarvoor Willemsen verantwoordelijk is én dat de problemen door een gebrek aan afdekking van de houtskeletelementen in die fase zijn veroorzaakt. Willemsen heeft in dit verband onder meer gemotiveerd betwist dat de dakdekker aansluitend aan het afronden van de werkzaamheden van Willemsen het dak op de woning heeft gerealiseerd, terwijl daarvoor, mede door Willemsen, wel een planning was gemaakt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eisers] erkend dat Willemsen alleen verantwoordelijk kan worden gehouden voor vochttoetreding tijdens de bouw van het houtskelet.
De rechtbank merkt hierbij op dat de deskundige in het onder 4.32 opgenomen citaat weliswaar fouten in de afdekking benoemt, maar hieruit blijkt niet dat dit fouten van Willemsen in de fase van opbouw van het houtskelet betreft.
4.36.
De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat Willemsen niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade die [eisers] lijdt in verband met vocht in de woning.
Vordering II
4.37.
[eisers] vordert onder II dat Willemsen op grond van aan hem toerekenbare tekortkomingen € 53.309,97 betaalt, zijnde de herstelkosten vanwege de vochtschade aan de vloer en stucwerk in 2022, en € 50.000,- vanwege de verlaging van de koopprijs voor de verkoop van de woning door [eisers] aan [kopers] Deze verlaging moest [eisers] geven omdat er diverse gebreken zouden kleven aan de daken, zo stelt hij.
Willemsen betwist aansprakelijk te zijn voor de bedoelde herstelkosten en de schade aan het dak.
4.38.
De rechtbank overweegt als volgt.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eisers] gesteld dat als Willemsen aansprakelijk wordt geacht voor de schade aan de woning (waarvan onder I vergoeding wordt gevorderd), Willemsen ook aansprakelijk is voor de schade die al eerder zichtbaar was. Eerder in dit vonnis heeft de rechtbank al vastgesteld dat Willemsen niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de onder I gevorderde schade aan de woning. Alleen al om die reden is vordering II van [eisers] niet toewijsbaar. Ten aanzien van de vochtschade aan de vloer en het stucwerk komt daar bij dat Willemsen in 2022 niet door [eisers] in gebreke is gesteld terwijl nakoming nog mogelijk was. De e-mail van 14 november 2022 kan niet als een ingebrekestelling worden gezien, alleen al omdat Willemsen geen termijn voor herstel wordt gegeven. Willemsen is dus niet in verzuim geraakt.
De rechtbank zal de vordering op dit punt daarom ook afwijzen.
Proceskosten
4.39.
[eisers] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Willemsen worden begroot op:
- griffierecht
5.737,00
- salaris advocaat
8.755,00
(2,5 punten × € 3.502,00)
Totaal
14.492,00
4.40.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft Willemsen verzocht [eisers] ook te veroordelen in de proceskosten van de verzoekschriftprocedure tussen [eisers] en Willemsen waarbij de deskundige is benoemd. In deze procedure is namelijk geen proceskostenveroordeling uitgesproken. Willemsen heeft niet gesteld welke proceshandelingen hij in die procedure heeft verricht. De rechtbank zal daarom bij het vaststellen van de proceskosten alleen rekening houden met een verweerschrift (1 punt tegen een tarief van € 614,00). De rechtbank zal [eisers] veroordelen deze kosten te betalen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eisers] af,
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten aan de kant van Willemsen van € 14.492,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eisers] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten aan de kant van Willemsen van de verzoekschriftprocedure tussen [eisers] en Willemsen van € 614,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
5.4.
verklaart dit vonnis, met uitzondering van 5.1., uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Auwerda en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2025.
MKG/ SA

Voetnoten

1.VO-ontwerp staat in dit citaat voor voorlopig ontwerp.
2.Zie p. 176 e.v. deskundigenrapport
3.p. 176 onder A
4.p. 176 onder B
5.p. 177, tweede alinea van boven
6.p. 177 onder C
7.p. 193, derde alinea van onder
8.p. 200