ECLI:NL:RBNHO:2025:9279

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
12 augustus 2025
Zaaknummer
11614637 \ CV EXPL 25-2002
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in luchtvaartgeschil tussen AirHelp Germany GmbH en Delta Air Lines Inc.

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, ging het om een bevoegdheidsincident in een geschil tussen AirHelp Germany GmbH en Delta Air Lines Inc. AirHelp, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, vorderde betaling van € 600,- van de vervoerder Delta Air Lines, vertegenwoordigd door mr. M. Lustenhouwer, op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004. De vordering was gebaseerd op een vertraging van een vlucht van Minneapolis naar Rhinelander, waarbij de passagier, die een vervoersovereenkomst had gesloten, meer dan drie uur vertraging had opgelopen. De vervoerder betwistte de rechtsmacht van de Nederlandse rechter, stellende dat de passagier niet vanuit Nederland was vertrokken, maar vanuit Edinburgh, Verenigd Koninkrijk, en dat Schiphol slechts een overstapluchthaven was. De kantonrechter oordeelde dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht had, omdat de vervoerder niet in Nederland was gevestigd en de plaats van uitvoering van de overeenkomst niet in Nederland lag. De kantonrechter verklaarde zich onbevoegd om van het geschil kennis te nemen en veroordeelde AirHelp in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11614637 \ CV EXPL 25-2002
Uitspraakdatum: 30 juli 2025
Vonnis van de kantonrechter in het incident van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp Germany GmbH
gevestigd te Berlijn, Duitsland
eiser in de hoofdzaak
verweerder in het incident
hierna te noemen: AirHelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof (Lof Legal Services)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Delta Air Lines Inc.
gevestigd te Atlanta, Verenigde Staten
gedaagde in de hoofdzaak
eiser in het incident
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer (AKD N.V.)

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de incidentele conclusie tot onbevoegdheid.
1.2.
AirHelp heeft niet meer gereageerd. Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De vordering in de hoofdzaak

2.1.
AirHelp vordert dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van € 600,-, te vermeerderen met rente en kosten. AirHelp baseert haar vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
2.2.
AirHelp stelt dat [betrokkene] (hierna: de passagier) een vervoersovereenkomst heeft gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder haar op 15 oktober 2024 vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport, via Minneapolis, Verenigde Staten, naar Rhinelander, Verenigde Staten. De vervoerder heeft vlucht DL4233 van Minneapolis naar Rhinelander (hierna: de vlucht) vertraagd uitgevoerd. De passagier is met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen. AirHelp stelt dat de passagier haar eventuele vorderingsrecht aan AirHelp heeft overgedragen. Volgens AirHelp moet de vervoerder daarom en vanwege de vertraging van de vlucht de compensatie van € 600,- aan AirHelp voldoen. [1]

3.De vordering in het incident

3.1.
De vervoerder heeft de kantonrechter verzocht om zich onbevoegd te verklaren om van de vordering kennis te nemen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van AirHelp in de kosten van het incident.
3.2.
De vervoerder legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij is gevestigd in de Verenigde Staten. Hij betwist dat de passagier (alleen) een boeking had om te reizen van Amsterdam, via Minneapolis naar Rhinelander. Volgens hem is de passagier overeengekomen om vervoerd te worden vanaf Edinburgh, Verenigd Koninkrijk, via Amsterdam-Schiphol Airport en via Minneapolis, naar Rhinelander, met de vluchtcombinatie DL9511, DL165 en DL4233. Dit betekent dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft, aldus de vervoerder.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat de vervoerder niet is gevestigd in een EU-lidstaat. Daarom moet de rechtsmacht van de Nederlandse rechter worden beoordeeld aan de hand van het Nederlandse procesrecht. [2] Op grond daarvan heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht als de gedaagde zijn woonplaats of vaste verblijfplaats in Nederland heeft. [3] De vervoerder is gevestigd in de Verenigde Staten en heeft dus geen woonplaats in Nederland. [4] AirHelp heeft niet gesteld dat de boeking voor de vlucht in kwestie een aangelegenheid was die het filiaal van de vervoerder op Schiphol betreft, zodat de vervoerder ook niet op grond daarvan een woonplaats in Nederland heeft. [5] Daarom kan de kantonrechter geen bevoegdheid ontlenen aan de woonplaats van de vervoerder.
4.2.
De Nederlandse rechter heeft eveneens rechtsmacht als de verbintenis die aan de vordering ten grondslag ligt, in Nederland is uitgevoerd. [6] Het gaat hier om een overeenkomst tot verstrekking van (luchtvervoers)diensten. De plaats van uitvoering van diensten is in Nederland gelegen als deze volgens de overeenkomst in Nederland verstrekt werden. [7] Het Hof heeft geoordeeld dat diensten van luchtvervoer worden verstrekt op zowel de plaats van vertrek als de plaats van aankomst van het vliegtuig. [8] In het incident staat als onbetwist vast dat de passagier niet is vertrokken vanaf Amsterdam-Schiphol Airport, maar vanuit Edinburgh, Verenigd Koninkrijk. De plaats van aankomst was Rhinelander, Verenigde Staten. Amsterdam-Schiphol Airport kan daardoor niet als plaats van uitvoering van de overeenkomst worden aangemerkt. Dit was immers slechts een overstapluchthaven. [9] Dit betekent dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft op grond van de plaats van uitvoering van de overeenkomst.
4.3.
De kantonrechter ziet in dit geschil ook geen andere aanknopingspunten waaraan de Nederlandse rechter rechtsmacht kan ontlenen. Dit betekent dat de vordering van de vervoerder slaagt. De kantonrechter zal zich onbevoegd verklaren om van het geschil kennis te nemen.
4.4.
AirHelp zal in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal hij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in het incident
5.1.
veroordeelt AirHelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 82,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
5.2.
verklaart dit vonnis – voor wat de proceskostenveroordeling betreft – uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
5.3.
verklaart zich onbevoegd om van de vordering kennis te nemen;
5.4.
veroordeelt AirHelp in de kosten van de hoofdzaak, die aan de zijde van de vervoerder worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 6 van de Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking).
3.Artikel 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
4.Op grond van artikel 1:10 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.Artikel 1:14 BW.
6.Artikel 6 lid onder a Rv.
7.Artikel 6a onder bRv.
8.HvJEU 9 juli 2009, C-204/08, ECLI:EU:C:2009:439.
9.Zie ook HvJEU 3 februari 2022, C-20/21, ECLI:EU:C:2022:71.