Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
verweerder in het incident
eiser in het incident
1.Het procesverloop
2.De vordering in de hoofdzaak
3.De vordering in het incident
4.De beoordeling in het incident
5.De beslissing
in de hoofdzaak
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, ging het om een bevoegdheidsincident in een geschil tussen AirHelp Germany GmbH en Delta Air Lines Inc. AirHelp, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, vorderde betaling van € 600,- van de vervoerder Delta Air Lines, vertegenwoordigd door mr. M. Lustenhouwer, op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004. De vordering was gebaseerd op een vertraging van een vlucht van Minneapolis naar Rhinelander, waarbij de passagier, die een vervoersovereenkomst had gesloten, meer dan drie uur vertraging had opgelopen. De vervoerder betwistte de rechtsmacht van de Nederlandse rechter, stellende dat de passagier niet vanuit Nederland was vertrokken, maar vanuit Edinburgh, Verenigd Koninkrijk, en dat Schiphol slechts een overstapluchthaven was. De kantonrechter oordeelde dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht had, omdat de vervoerder niet in Nederland was gevestigd en de plaats van uitvoering van de overeenkomst niet in Nederland lag. De kantonrechter verklaarde zich onbevoegd om van het geschil kennis te nemen en veroordeelde AirHelp in de proceskosten.