ECLI:NL:RBNHO:2025:9277

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
12 augustus 2025
Zaaknummer
9760625 \ CV EXPL 22-1775
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraagde vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft een passagier compensatie gevraagd van de vervoerder voor een vlucht die meer dan drie uur vertraagd was. De vervoerder, Emirates, voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, waaronder het verwijderen van bagage van onhandelbare passagiers en een latere vertrektijd die door de luchtverkeersleiding was opgelegd. De passagier, vertegenwoordigd door mr. R.A.C. Telkamp van EUclaim B.V., vorderde een schadevergoeding van €600,- op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder voldoende heeft aangetoond dat de vertraging het gevolg was van omstandigheden die buiten zijn invloed lagen. De passagier betwistte dit, maar de rechter oordeelde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen. Uiteindelijk werd de vordering van de passagier afgewezen en werd zij veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de toepassing van de Europese regelgeving omtrent passagiersrechten en de voorwaarden waaronder een vervoerder kan worden vrijgesteld van compensatieverplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9760625 \ CV EXPL 22-1775
Uitspraakdatum: 30 juli 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser 1]
wonende te [plaats]
eiseres
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Emirates
gevestigd te Dubai, Verenigde Arabische Emiraten
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer (AKD N.V.)
De zaak in het kort
De passagier heeft van de vervoerder compensatie gevraagd voor een meer dan drie uur vertraagde vlucht. De vervoerder voert aan dat de vertraging het gevolg was van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden, namelijk onder meer het moeten verwijderen van bagage van onhandelbare passagiers en een latere opgelegde vertrektijd aan zowel een voorgaande vlucht als de vlucht in kwestie. Daardoor miste de passagier haar aansluitende vlucht. Het betoog van de vervoerder slaagt en de vordering van de passagier wordt afgewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder haar op 18 en 19 januari 2020 vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport, via Dubai, Verenigde Arabische Emiraten, naar Denpasar, Indonesië, met vluchtcombinatie EK150 en EK398.
2.2.
De vervoerder heeft vlucht EK150 van Amsterdam naar Dubai (hierna: de vlucht) vertraagd uitgevoerd. De passagier is met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagier heeft daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 dan wel € 108,90 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier baseert haar vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder haar vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 600,-. [1]
3.3.
De vervoerder voert verweer. Hij voert aan dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden. Deze konden ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen worden. [2]

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat zij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Volgens vaste rechtspraak van het Hof is een omstandigheid buitengewoon als deze niet inherent is aan de bedrijfsactiviteit van de vervoerder en hij daar ook geen invloed op kon uitoefenen. [3]
4.3.
Volgens de vervoerder was de vlucht in kwestie een onderdeel van de rotatievlucht Dubai – Amsterdam – Dubai (vluchtnummers EK149 en EK150). Vlucht EK149 van Dubai naar Amsterdam is met een vertraging van 1 uur en 21 minuten van de gate vertrokken. Deze vertraging had de volgende oorzaken:
- 7 minuten vanwege een oorzaak ten aanzien waarvan de vervoerder geen beroep op buitengewone omstandigheden doet;
- 37 minuten vanwege het vertrek van twee onhandelbare passagiers van boord en het moeten lossen van hun bagage;
- 30 minuten vanwege het vertrek van een zieke passagier van boord en het moeten lossen van zijn bagage;
- 7 minuten vanwege het wachten op push back clearance.
4.4.
Onderweg is nog enige tijd ingehaald. Daardoor is vlucht EK149 uiteindelijk uitgevoerd met een vertraging van 41 minuten. Tijdens het omdraaiproces tussen vlucht EK149 en de vlucht in kwestie is de vertraging teruggebracht tot 23 minuten, waardoor de vertraging van vlucht EK149 met 23 minuten doorwerkte op de vlucht in kwestie. Vervolgens heeft de vlucht in kwestie bijna een uur moeten wachten op toestemming van de luchtverkeersleiding om te vertrekken. Onderweg is weer enige vertraging ingehaald. Uiteindelijk is de vlucht in kwestie met 45 minuten uitgevoerd. Daardoor heeft de passagier de aansluitende vlucht gemist, aldus de vervoerder. Ter onderbouwing verwijst de vervoerder naar vluchtrapporten en een rapport van de bemanning.
4.5.
De passagier betwist dit. Zij voert aan dat uit de vluchtrapporten niet zonder meer blijkt dat de luchtverkeersleiding een latere vertrektijd heeft opgelegd aan zowel vlucht EK149 als de vlucht in kwestie. Dat de beide vluchten later zijn vertrokken kan meerdere oorzaken hebben, waaronder oorzaken die niet aan de luchtverkeersleiding te wijten zijn. Bovendien heeft de vervoerder geen documenten van de luchtverkeersleiding overgelegd. Ten slotte blijkt uit het betoog van de vervoerder dat een van de onhandelbare passagiers dronken was. Die passagier had ook al bij het instappen kunnen worden geweigerd, aldus de passagier.
4.6.
De vervoerder heeft toegelicht dat de communicatie tussen de luchtverkeersleiding en de bemanning via de radio wordt gevoerd en dat daar geen schriftelijke stukken van worden bijgehouden. De vertraagde ‘push back clearance’ van vlucht EK149 is wel door de bemanning vermeld in het vluchtrapport. De verlate toestemming voor de vlucht in kwestie om te vertrekken blijkt uit het vluchtrapport van de vlucht in kwestie. Daarin staat dat de vlucht om 22:23 uur is aangevangen. Vanaf dat moment is de vlucht afhankelijk van de instructies van de luchtverkeersleiding. In dat rapport staat ook dat de vlucht uiteindelijk pas om 23:20 uur is opgestegen. Ten slotte wist de vervoerder bij het instappen nog niet dat de verwijderde passagier dronken was. Ook zou het weigeren van die passagier alsnog geen tijdswinst hebben opgeleverd omdat zijn bagage dan alsnog van boord zou moeten worden verwijderd, aldus de vervoerder.
4.7.
De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder met de door hem overgelegde stukken en zijn toelichting daarop voldoende heeft onderbouwd dat 37 minuten van de vertrekvertraging van vlucht EK149 het gevolg was het moeten verwijderen van twee onhandelbare passagiers en hun bagage. Storend gedrag van passagiers is niet inherent aan de bedrijfsactiviteit van de vervoerder. [4] Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder ook voldoende onderbouwd dat hij geen invloed op het gedrag van deze passagiers kon uitoefenen. Daarom was de vertraging vanwege het moeten verwijderen van de passagiers het gevolg van een buitengewone omstandigheid. Datzelfde geldt voor de vertraging van het van boord (moeten) gaan van de zieke passagier en zijn bagage. Ten slotte heeft de vervoerder voldoende onderbouwd dat vlucht EK149 7 minuten heeft moeten wachten op toestemming voor de ‘push back’ van de luchtverkeersleiding. Als een toestel een latere vertrektijd krijgt opgelegd door de luchtverkeersleiding, heeft dit niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. De instructies van de luchtverkeersleiding moeten namelijk altijd worden opgevolgd. Dit is niet inherent aan de bedrijfsactiviteit van de vervoerder en hij kan hier ook geen invloed op uitoefenen. Dit betekent dat 1 uur en 14 minuten van de vertrekvertraging van vlucht EK149 het gevolg waren van buitengewone omstandigheden.
4.8.
De vervoerder heeft daarnaast voldoende onderbouwd dat deze vertraging met 23 minuten doorwerkte op de vlucht in kwestie en dat de vlucht in kwestie nog eens 57 minuten vertrekvertraging opliep door beslissingen van de luchtverkeersleiding. Zoals hierboven overwogen, vormt dit een buitengewone omstandigheid. Dit betekent dat de gehele vertraging van de vlucht in kwestie het gevolg was van buitengewone omstandigheden.
4.9.
Resteert de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen of te beperken. De vervoerder voert aan dat hij de vlucht zo snel mogelijk heeft uitgevoerd en de passagier heeft omgeboekt op de eerst beschikbare alternatieve vlucht naar de eindbestemming.
4.10.
De passagier betwist dit. Zij voert aan dat er eerdere vluchten beschikbaar waren. Hierbij verwijst zij naar een overzicht van vluchten en vluchtrapporten. De vervoerder voert aan dat de door de passagier genoemde opties geen mogelijkheid waren omdat er niet altijd overeenkomsten tussen de luchtvaartmaatschappijen zijn en er bij sommige opties een overnachting noodzakelijk was, waar een visum voor nodig is. Daarnaast voert zij aan dat er niet gebleken is dat er plaats was voor de passagier op de door haar genoemde vluchten.
4.11.
Het verweer van de vervoerder slaagt. Hoewel de passagier enkele alternatieve vluchten heeft genoemd, heeft zij, gelet op het verweer van de vervoerder, onvoldoende toegelicht dat deze vluchten ook reële alternatieve opties waren waarop plaats beschikbaar was voor de passagier. Daarom heeft zij met het enkele noemen van deze vluchten onvoldoende gemotiveerd betwist dat ze is omgeboekt naar het eerst mogelijke alternatief. Niet valt in te zien wat er onder deze omstandigheden meer of anders van de vervoerder kon worden verwacht. Dit betekent dat hij alle redelijke maatregelen heeft genomen. De vordering van de passagier zal worden afgewezen.
4.12.
De passagier zal in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal zij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening plaatsvindt, met de kosten van de betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 270,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder,
en veroordeelt de passagier tot betaling van € 135,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,te vermeerderen, indien betekening plaatsvindt, met de kosten van de betekening van dit vonnis.
5.3.
verklaart dit vonnis – voor wat de proceskostenveroordeling betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kleij, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.
3.Zie onder meer HvJEU 22 december 2008, C-549/07, ECLI:EU:C:2008:771.
4.HvJEU 11 juni 2020, C-74/19, ECLI:EU:C:2020:460.