ECLI:NL:RBNHO:2025:9273

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
12 augustus 2025
Zaaknummer
11188574 \ CV EXPL 24-4572
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht op basis van codesharingsovereenkomst

In deze zaak hebben passagiers compensatie gevorderd van de vervoerder vanwege een geannuleerde vlucht. De vervoerder betwistte dat hij de luchtvaartmaatschappij was die de vlucht zou uitvoeren en stelde dat Sri Lankan Airlines verantwoordelijk was voor de uitvoering van de vlucht. De passagiers hebben echter aangevoerd dat zij de vliegtickets voor de vlucht in een boeking met een andere vlucht van de vervoerder hebben aangeschaft en dat Sri Lankan Airlines de vlucht op basis van een codesharingsovereenkomst voor de vervoerder zou uitvoeren. De kantonrechter oordeelde dat de passagiers recht hadden op compensatie, omdat de tickets voor beide vluchten in het kader van één boeking waren aangekocht en de vervoerder niet had betwist dat er sprake was van een codesharingsovereenkomst. De kantonrechter wees de vorderingen van de passagiers toe, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vervoerder werd veroordeeld in de proceskosten en nakosten, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11188574 \ CV EXPL 24-4572
Uitspraakdatum: 30 juli 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2. [eiser 2]beiden wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R. Bos (ProBe-ASP B.V., handelende onder de naam Aviclaim)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Etihad Airways PJSC
gevestigd te Abu Dhabi, Verenigde Arabische Emiraten
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. L.B. van Beveren (Kneppelhout & Korthals N.V.)
De zaak in het kort
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd vanwege een geannuleerde vlucht. De vervoerder betwist dat hij de luchtvaartmaatschappij is die de vlucht zou uitvoeren en voert aan dat de vlucht uitgevoerd zou worden door Sri Lankan Airlines. De passagiers hebben daar tegenin gebracht dat zij de vliegtickets voor de vlucht in een boeking met een (andere) vlucht van de vervoerder hebben aangekocht en dat Sri Lankan Airlines de vlucht in kwestie op basis van een ‘codesharingsovereenkomst’ voor de vervoerder zou uitvoeren. Het betoog van de passagiers slaagt en de vorderingen van de passagiers worden toegewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moesten zij op 9 juni 2022 vervoerd worden van Amsterdam-Schiphol Airport, via Abu Dhabi, Verenigde Arabische Emiraten, naar Colombo, Sri Lanka, met vluchtcombinatie EY78 en EY7152.
2.2.
Vlucht EY7152 van Abu Dhabi naar Colombo (hierna: de vlucht) is geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van de annulering van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen annulering van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 600,- per persoon. [1]
3.3.
De vervoerder voert verweer. Hij betwist dat hij de uitvoerende luchtvaartmaatschappij van de vlucht was. [2]

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat zij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder voert verweer. Hij erkent dat de vliegtickets bij hem zijn gekocht. Hij voert echter aan dat hij niet de uitvoerende luchtvaartmaatschappij van de vlucht was. Hij zou wel vlucht EY78 van Amsterdam naar Abu Dhabi uitvoeren. De vlucht in kwestie zou worden uitgevoerd door Sri Lankan Airlines. Daarom is Sri Lankan Airlines gehouden om de passagiers te compenseren, aldus de vervoerder.
4.3.
De passagiers hebben daar tegenin gebracht dat de vlucht in kwestie ook een vluchtnummer van Etihad heeft gekregen, onder nummer EY7152. Daaruit blijkt dat er sprake is van een zogenaamde ‘codesharingsovereenkomst’ tussen Etihad en Sri Lankan Airlines.
4.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. Bij rechtstreeks aansluitende vluchten die in één boeking zijn aangekocht en uitgevoerd worden op basis van een codesharingsovereenkomst, geldt dat een passagier ook de uitvoerende luchtvaartmaatschappij van de eerste vlucht kan aanspreken voor compensatie als de tweede vlucht - van een andere luchtvaartmaatschappij - langdurig vertraagd is uitgevoerd. [3] Naar het oordeel van de kantonrechter geldt dit ook voor annulering. In dit geval staat vast dat de tickets voor beide vluchten in het kader van één boeking bij de vervoerder zijn aangekocht. De vervoerder betwist niet (langer) dat er sprake was van een codesharingsovereenkomst tussen hem en Sri Lankan Airways voor het uitvoeren van de vlucht in kwestie. Eveneens staat vast dat de vlucht is geannuleerd. Daarom slaagt het betoog van de vervoerder niet. De omstandigheid dat de passagiers niet al bij dagvaarding expliciet hebben gesteld dat er sprake was van ‘code sharing’ maakt dit niet anders. Zij hebben dit immers nader toegelicht bij de conclusie van repliek en de vervoerder heeft daar bij dupliek geen verweer tegen gevoerd. De vorderingen van de passagiers zullen worden toegewezen.
4.5.
De passagiers hebben wettelijke rente over de hoofdsom gevorderd vanaf de datum van de annulering van de vlucht. Zij hebben echter niet gesteld op welke datum de vlucht is geannuleerd. Daarom zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf 9 juni 2022. Dat is de dag waarop zij op de eindbestemming hadden moeten aankomen.
4.6.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom moet de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, toetsen aan het rapport Voorwerk II. Als onbetwist staat vast dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven uit het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II. De tarieven uit het Besluit worden redelijk geacht. Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
4.7.
De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, behalve dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding. De passagiers hebben daar in ieder geval vanaf die datum recht op. Niet gesteld of gebleken is dat zij dit ook al vanaf een eerdere datum hadden.
4.8.
De vervoerder zal in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal hij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.380,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.200,00 vanaf 9 juni 2022, en over € 180,00 vanaf 7 juni 2024, tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 135,97;
griffierecht € 218,00;
salaris gemachtigde € 408,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 102,00 aan nakosten, voor zover de passagiers daadwerkelijk nakosten zullen maken, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kleij, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Zoals bedoeld in artikel 2 sub b van de Verordening.
3.HvJEU 11 juli 2019, C-502/18, ECLI:EU:C:2019:604.