ECLI:NL:RBNHO:2025:9261

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
12 augustus 2025
Zaaknummer
15/142471-25
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van invoer van een grote hoeveelheid hennep via Schiphol

Op 18 juli 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 11 mei 2025 op Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, samen met een medeverdachte, 56.884,30 gram hennep heeft ingevoerd. De verdachte, die op dat moment gedetineerd was, had verklaard niet op de hoogte te zijn van de inhoud van haar koffers, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor voorwaardelijk opzet. De rechtbank baseerde haar oordeel op de omstandigheden waaronder de verdachte de koffers had ontvangen en de communicatie met de medeverdachte. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, waarbij het feit betrekking had op een grote hoeveelheid hennep. De officier van justitie had een gevangenisstraf van veertien maanden geëist, maar de rechtbank legde een straf op van twaalf maanden, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar depressies en de impact van haar detentie op haar gezinsleven. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die de wederrechtelijkheid van het bewezenverklaarde feit uitsloten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/142471-25 (P)
Uitspraakdatum: 18 juli 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 4 juli 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
laatst opgegeven adres: [adres],
nu gedetineerd in PI Zuid-Oost, locatie Ter Peel (Evertsoord).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R. Klein en van wat de verdachte en haar raadsvrouw, mr. M. Heijsteeg, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij, op of omstreeks 11 mei 2025 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, 56.884,30 gram, in elk geval een hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, terwijl dit feit betrekking had op een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11, vijfde lid, van die wet.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de zaak, de officier van justitie is ontvankelijk en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken omdat zij geen opzet had op de invoer van de in haar koffers aangetroffen hennep.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vermeld.
3.3.2
Bewijsmotivering
Vooropgesteld wordt dat in zaken waarbij bij de inreis in Nederland in hand- of ruimbagage verdovende middelen worden aangetroffen, als uitgangspunt geldt dat een passagier bekend wordt verondersteld met en zelf verantwoordelijk is voor de inhoud van diens bagage. Van een uitzondering hierop kan slechts sprake zijn indien er bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan moet worden geoordeeld dat die passagier met die inhoud niet bekend was, waardoor het opzet op de invoer, ook in voorwaardelijke zin, ontbreekt. De rechtbank is van oordeel dat er in dit geval geen sprake is van dergelijke bijzondere omstandigheden.
Uit de bewijsmiddelen en het verhandelde op de zitting leidt de rechtbank af dat de verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] (hierna: de medeverdachte) vanaf Toronto, Canada naar luchthaven Schiphol is gevlogen. Bij aankomst op 11 mei 2025 is zowel in de koffers van de verdachte als in de koffers van de medeverdachte, (telkens) circa 28 kilo hennep aangetroffen.
De verdachte heeft verklaard dat zij niet wist dat de koffers hennep bevatten; zij dacht dat er kleding in de koffers zat, omdat zij had afgesproken kleding voor illegale migranten te vervoeren. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. Allereerst heeft de verdachte dit scenario geen concrete handen en voeten gegeven. Deze – op zichzelf beschouwd al weinig aannemelijke – verklaring wordt niet ook ondersteund door de inhoud van het dossier, maar juist weerlegd door de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen. Zo blijkt uit chats dat de verdachte kort voor vertrek door “TT” (de medeverdachte [medeverdachte]) is gevraagd vanuit haar thuisland naar Canada te reizen. Er zou 3000 dollar per trip worden betaald. Uit diezelfde chats blijkt dat de verdachte aan de medeverdachte heeft gevraagd of het niks illegaals is, met daarbij de afkorting ‘lmao’, wat staat voor ‘laughing my ass off’. De medeverdachte heeft daarop gereageerd met een emoticon van gekruiste vingers. Tijdens het boarden heeft de verdachte blijk gegeven zeer angstig te zijn en na haar aankomst in Canada heeft de verdachte aan de medeverdachte gevraagd wat ze bij de douane moet zeggen als naar de reden van haar komst wordt gevraagd. Eenmaal in Toronto vroeg de medeverdachte aan de verdachte om een bankbiljet dat als code moest dienen. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de medeverdachte dit dollarbiljet gaf aan de man die de koffers overhandigde.
De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat de verdachte minst genomen voorwaardelijk opzet had op de invoer van hennep. In het bijzonder weegt de rechtbank mee dat de verdachte een hoge beloning zou krijgen voor het vervoeren van de koffers, de omstandigheden waaronder zij en de medeverdachte die koffers hebben gekregen (waarbij gebruikt is gemaakt van een van de verdachte afkomstig dollarbiljet als code), de inhoud van de berichten tussen de verdachte en haar medeverdachte over de (mogelijke) inhoud van de koffers, en het gegeven dat de verdachte met de medeverdachte heeft afgestemd over wat zij bij de douane bij aankomst in Canada moest vertellen. De rechtbank merkt daarbij bovendien op dat de verdachte noch bij aankomst in Canada, noch bij aankomst in Nederland, over de inhoud van haar koffers heeft gerefereerd aan kleding voor migranten.
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank verder dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en haar medeverdachte.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in die zin dat
zij op 11 mei 2025 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, 56.884,30 gram hennep, terwijl dit feit betrekking had op een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien maanden met aftrek van voorarrest.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij bewezenverklaring rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden en de proceshouding van de verdachte. Zij is first offender en heeft volledig meegewerkt. Verder moet de verdachte een lagere straf krijgen dan de medeverdachte omdat haar rol kleiner is. De raadsvrouw heeft verzocht om in de strafmaat uit te gaan van de hoeveelheid hennep die de verdachte in haar eigen bagage had. Tot slot heeft de raadsvrouw erop gewezen dat de verdachte al door de gevolgen van het feit is getroffen nu zij door de huidige detentie de voogdij over haar kinderen dreigt te verliezen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met haar medeverdachte schuldig gemaakt aan de invoer van een hoeveelheid softdrugs. Zij hadden ieder bij aankomst op Schiphol ongeveer 28 kilo hennep in hun bagage. Softdrugs zijn stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. De ingevoerde hoeveelheid was dermate hoog, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De handel in drugs brengt onder meer mee dat er een zwartgeldcircuit ontstaat. Dit is, net als de vaak met drugshandel gepaard gaande vormen van andere criminaliteit, zoals gewelds- en vermogensdelicten, ondermijnend en schadelijk voor de samenleving.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft gelet op de persoonlijke omstandigheden van de uit Amerika afkomstige en aldaar woonachtige verdachte. De verdachte kampt met depressies waarvoor zij voorafgaand aan haar detentie therapie volgde. Ze ervaart de detentie als zwaar en ze mist haar twee kinderen die in Amerika wonen. Er loopt een rechtszaak over het ouderlijk gezag tussen de verdachte en de vader van haar kinderen en zij verwacht het ouderlijk gezag te verliezen doordat zij nu gedetineerd is en niet bij de zitting aanwezig kan zijn. De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf in het voordeel van de verdachte in enige mate rekening met deze omstandigheden.
De op te leggen straf
De rechtbank is, gelet op de ernst van het feit, van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van geruime tijd moet worden opgelegd. Voor de invoer van softdrugs bestaan geen oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het aanwezig hebben van een hoeveelheid softdrugs van 10 tot 25 kilo is het oriëntatiepunt een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden en bij een hoeveelheid van 25 tot 250 kilo is het oriëntatiepunt een gevangenisstraf van twaalf maanden. Daarbij overweegt de rechtbank dat de in- en uitvoer van softdrugs in het wettelijk systeem als een ernstiger delict wordt beschouwd dan het enkele aanwezig hebben daarvan zodat een (enigszins) hogere straf als uitganspunt passend is.
In dit geval gaat het om ongeveer 56 kilo hennep die de verdachte samen met haar medeverdachte – verdeeld over hun beider bagage – heeft ingevoerd. Het gaat dus om een hoeveelheid die valt aan de onderkant van de hiervoor genoemde bandbreedte van 25 tot 250 kilo. Gelet hierop en in aanmerking genomen de persoonlijke omstandigheden van de verdachte acht de rechtbank in deze zaak een gevangenisstraf van twaalf maanden passend en geboden.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
47 van het Wetboek van Strafrecht;
3, 11 van de Opiumwet.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. V.J.A. de Weerd, voorzitter,
mr. N.M.L. Rogmans en mr. T. de Bont, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. Bleijendaal,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 juli 2025.