ECLI:NL:RBNHO:2025:9221

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
11 augustus 2025
Zaaknummer
11520621 \ CV EXPL 25-619
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de oneerlijkheid van bedingen in algemene voorwaarden in een civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is op 30 juli 2025 een verstekvonnis uitgesproken in de zaak tussen Warmgarant B.V. en een niet verschenen gedaagde partij. De eisende partij, vertegenwoordigd door K.W.A. van der Meer, had de mogelijkheid gekregen om zich uit te laten over de oneerlijkheid van bepaalde bedingen in hun algemene voorwaarden, zoals vastgesteld in een eerder tussenvonnis van 4 juni 2025. De kantonrechter heeft de artikelen 15 en 10 van de algemene voorwaarden vernietigd, die betrekking hadden op buitengerechtelijke incassokosten, omdat deze bedingen als oneerlijk werden aangemerkt. De kantonrechter benadrukte dat de beoordeling van de (on)eerlijkheid van de bedingen niet afhankelijk is van de uitvoering door de eisende partij, maar van de voorwaarden op het moment van de overeenkomst.

Daarnaast werd het prijswijzigingsbeding in artikel 9 van de algemene voorwaarden beoordeeld. De kantonrechter oordeelde dat dit beding niet voldeed aan de transparantievereisten en vernietigde het, waardoor alleen de oorspronkelijk overeengekomen prijs van het serviceabonnement verschuldigd was. De kantonrechter wees een bedrag van € 1.205,41 toe aan de eisende partij, vermeerderd met wettelijke rente, en veroordeelde de gedaagde partij in de proceskosten. De vordering werd gedeeltelijk toegewezen, en de gedaagde partij werd grotendeels in het ongelijk gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11520621 \ CV EXPL 25-619
Uitspraakdatum: 30 juli 2025
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
Warmgarant B.V.
te Diemen
de eisende partij
gemachtigde: K.W.A. van der Meer
tegen
[gedaagde]
te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
Bij tussenvonnis van 4 juni 2025 (hierna: het tussenvonnis) is de eisende partij in de gelegenheid gesteld om zich bij akte uit te laten over het voorshands uitgesproken oordeel over de oneerlijkheid van bepaalde bedingen in de algemene voorwaarden. De eisende partij heeft ter uitvoering van dat tussenvonnis een akte genomen. Op haar betoog zal worden ingegaan bij de beoordeling.

2.De verdere beoordeling

Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.1.
De kantonrechter blijft bij wat in het tussenvonnis is overwogen over de oneerlijkheid van de artikelen 15 van het gedeelte ‘1. Koop & Installatie’ en 10 van het gedeelte
‘2. Serviceabonnementen’ van de algemene voorwaarden. Gelet op het voorgaande vernietigt de kantonrechter de artikelen 15 van het gedeelte ‘1. Koop & Installatie’ en 10 van het gedeelte ‘2. Serviceabonnementen’ van de algemene voorwaarden, voor zover deze bedingen betrekking hebben op de buitengerechtelijke incassokosten.
2.2.
Dat de eisende partij, zoals zij stelt, geen uitvoering heeft gegeven aan het bepaalde in deze bedingen, doet aan het voorgaande niet af. Of de eisende partij de consument ook daadwerkelijk aan de bedongen afspraken houdt of in de praktijk alleen naleving van wettelijke bepalingen verlangt, is namelijk voor de beoordeling van de (on)eerlijkheid van algemene voorwaarden niet relevant. De bedingen moeten immers worden beoordeeld naar het moment waarop de overeenkomst is aangegaan en beslissend is daarom niet of en hoe de handelaar de bedingen heeft toegepast, maar hoe deze zouden kunnen worden toegepast. Als gevolg hiervan zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.
2.3.
Ten aanzien van het prijswijzigingsbeding in artikel 9 van het gedeelte ‘2. Serviceabonnementen’ van de algemene voorwaarden, stelt de eisende partij dat er geen opzeggingsmogelijkheid hoeft te worden geboden omdat de indexeringsmethode is gebaseerd op een objectieve consumentenprijsindex. Zij verwijst hierbij naar een arrest van het Europese Hof van Justitie. [1]
2.4.
Het betoog van de eisende partij slaagt niet. De kantonrechter stelt voorop dat het prijswijzigingsbeding valt onder punt 1 onder j en l en punt 2 sub b en d van de bijlage bij Richtlijn 93/13/EEG. Deze bijlage bevat een indicatieve en niet uitputtende lijst van bedingen die als oneerlijk kunnen worden aangemerkt. [2] Op grond van deze punten in samenhang met vaste jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie [3] is een prijswijzigingsbeding slechts aanvaardbaar wanneer de gronden voor de prijswijziging in de overeenkomst of algemene voorwaarden worden genoemd en deze een geldige reden voor wijziging vormen.
2.5.
Het beding moet ook voldoen aan het transparantievereiste. Dit transparantievereiste moet ruim worden uitgelegd, en impliceert dat een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument bij het sluiten van de overeenkomst in staat moet worden gesteld om de concrete werking van het beding te begrijpen, en op basis van duidelijke en begrijpelijke criteria de – mogelijk aanzienlijke – economische gevolgen van het beding voor zijn financiële verplichtingen te beoordelen. De bedingen dienen duidelijk en begrijpelijk te zijn opgesteld. [4] Het betrokken beding moet voor de consument niet alleen grammaticaal duidelijk en begrijpelijk zijn, maar de economische redenen voor de toepassing van het contractuele beding en het verband van dat beding met andere bedingen van de overeenkomst moeten voor die consument eveneens duidelijk en begrijpelijk zijn. De consument dient verder een reële mogelijkheid te hebben om de overeenkomst op te zeggen in het geval van een eenzijdige wijziging.
2.6.
Aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet, zoals ook in het tussenvonnis is overwogen, het onderhavig prijswijzigingsbeding niet; het bevat geen gronden voor wijziging. Ook biedt het de consument niet de mogelijkheid om de overeenkomst op te zeggen in het geval van een eenzijdige wijziging. Het door de eisende partij genoemde arrest van het Europese Hof van Justitie maakt dit niet anders, nu dat arrest betrekking heeft op aanbieders van telefoondiensten en daar in dit geval geen sprake van is. Bovendien biedt de formulering in de voorwaarden de mogelijkheid dat een andere wijziging in de tarieven wordt toegepast dan op basis van de ‘Tabel Regelingslonen Bouwnijverheid en installatiebedrijven’ van het CBS. Ook in dit opzicht is deze situatie daarom niet vergelijkbaar met het arrest, waarin de indexering altijd was gebaseerd op de index van het Oostenrijks instituut voor de statistiek.
2.7.
Daarom ziet de kantonrechter geen aanleiding om op het voorlopige oordeel over de oneerlijkheid van het prijswijzigingsbeding terug te komen en vernietigt de kantonrechter het prijswijzigingsbeding in artikel 9 van het gedeelte ‘2. Serviceabonnementen’ van de algemene voorwaarden. Dit heeft tot gevolg dat alleen de oorspronkelijk overeengekomen prijs van het serviceabonnement verschuldigd is (€ 13,22 per maand). Gelet hierop zou de hoofdsom toewijsbaar zijn tot € 1.506,76, behalve dat hier een sanctie op wordt toegepast vanwege hetgeen in het tussenvonnis is overwogen over de (pre)contractuele informatieverplichtingen.
Wat is toewijsbaar?
2.8.
Gelet op het voorgaande is een bedrag van € 1.205,41 aan hoofdsom toewijsbaar
(€ 1.506,76 x 0.8).
2.9.
De vordering tot vergoeding van de verschenen rente zal worden afgewezen, omdat de eisende partij die rente (gelet op de toewijsbare hoofdsom) over een te hoog bedrag heeft berekend. De wettelijke rente zal worden toegewezen over de toewijsbare hoofdsom vanaf de dag van de dagvaarding.
Conclusie en proceskosten
2.10.
De vordering wordt gedeeltelijk toegewezen.
2.11.
De gedaagde partij wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 1.205,41, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 23 januari 2025 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 120,78;
griffierecht € 385,00;
salaris gemachtigde € 135,00;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.HvJ EU 26 november 2015, C-326/14, ECLI:EU:C:2015:782.
2.Artikel 3 lid 3 Richtlijn 93/13/EEG.
3.HvJ EU 26 april 2012, C-472/10, ECLI:EU:C:2012:242 en HvJ EU 21 maart 2013 (RWE Vertrieb), C-92/11, ECLI:C:EU:2013:180; zie ook het Rapport Ambtshalve Toetsing III pag. 35 en 36.
4.Artikel 5 Richtlijn 93/13/EEG.