ECLI:NL:RBNHO:2025:9211

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 augustus 2025
Publicatiedatum
11 augustus 2025
Zaaknummer
11624395
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatieverzoek passagier na vertraging van vlucht door luchtverkeersleiding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 6 augustus 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Société Air France. De passagier, vertegenwoordigd door mr. C.E. Dupain van ProBe-ASP B.V., had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam naar Biarritz via Parijs op 5 september 2024. De vlucht van Amsterdam naar Parijs, AF1341, was vertraagd, waardoor de passagier met meer dan drie uur vertraging op zijn eindbestemming aankwam. De passagier verzocht om compensatie van € 250,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004.

De vervoerder, Société Air France, vertegenwoordigd door mr. M. Lustenhouwer van AKD, voerde verweer en stelde dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk beperkingen opgelegd door de luchtverkeersleiding. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging niet te wijten was aan zijn handelen, maar aan externe factoren waar hij geen controle over had. De rechter concludeerde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen en wees het verzoek van de passagier af. De passagier werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de kant van de vervoerder waren begroot op € 82,00, met bijkomende nakosten.

De beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11624395 \ CV FORM 25-2170
Uitspraakdatum: 6 augustus 2025
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker]wonende te [plaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. C.E. Dupain (ProBe-ASP B.V., handelend onder de naam Aviclaim)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Société Air France
gevestigd te Roissy (Frankrijk)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer (AKD)

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 31 maart 2025;
  • het antwoordformulier (formulier C) en het verweerschrift, ingekomen ter griffie op 20 juni 2025.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hem op 5 september 2024 moest vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Charles de Gaulle Airport (Parijs, Frankrijk) naar Biarritz Parme Airport (Frankrijk), met de vluchtcombinatie AF1341 en AF9432.
2.2.
De vervoerder heeft vlucht AF1341 van Amsterdam naar Parijs (hierna: de vlucht) vertraagd uitgevoerd. De passagier is met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagier heeft daarom compensatie van de vervoerder verzocht.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagier verzoekt de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 september 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
De passagier baseert zijn verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder hem vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 250,00. [1]
3.3.
De vervoerder voert verweer. Op zijn verweer wordt ingegaan bij de beoordeling.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. [2]
4.3.
Volgens de vervoerder stond het toestel dat de vlucht zou uitvoeren gepland om eerst vlucht AF1340 van Parijs naar Amsterdam uit te voeren. Het toestel stond tijdig gereed voor vertrek, maar kreeg beperkingen opgelegd door de luchtverkeersleiding vanwege beperkt luchtverkeer te Schiphol. Vlucht AF1340 is vervolgens zo snel mogelijk uitgevoerd en met een vertraging van 1 uur en 55 minuten te Amsterdam gearriveerd. Deze vertraging werkt door op de vlucht. De vlucht is uiteindelijk met een vertraging van 1 uur en 40 minuten te Parijs gearriveerd, aldus de vervoerder.
4.4.
Het verweer van de vervoerder slaagt. Hij heeft voldoende onderbouwd dat de vlucht vertraagd werd uitgevoerd door opgelegde beperkingen door de luchtverkeersleiding op de voorgaande vlucht. Als een vlucht een latere vertrektijd krijgt opgelegd door de luchtverkeersleiding, heeft deze niet de mogelijkheid om toch eerder te vertrekken. De instructies van de luchtverkeersleiding moeten namelijk altijd worden opgevolgd. De kantonrechter is daarom van oordeel dat de uiteindelijke vertraging van de passagier op de eindbestemming het gevolg is geweest van (een doorwerking van) buitengewone omstandigheden.
4.5.
Resteert de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen. De vervoerder stelt dat hij de vlucht(en) zo snel mogelijk heeft uitgevoerd en dat hij de passagier heeft omgeboekt op het eerst beschikbare alternatief naar Biarritz, namelijk vlucht AF7482. Niet valt in te zien wat er onder deze omstandigheden meer of anders van de vervoerder had kunnen worden verwacht. Daarom heeft de vervoerder alle redelijke maatregelen genomen. Het verzoek van de passagier zal daarom worden afgewezen.
4.6.
De passagier zal in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal hij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening plaatsvindt, met de kosten van betekening van deze beschikking.
5. De beslissing
De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzochte af;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 82,00 aan salaris gemachtigde;
en veroordeelt de passagier tot betaling van € 41,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden, met de kosten van betekening van deze beschikking;
5.3.
verklaart deze beschikking – voor wat de proceskostenveroordeling betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.