ECLI:NL:RBNHO:2025:9084

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
7 augustus 2025
Zaaknummer
11046180 \ CV EXPL 24-2357
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht en redelijke maatregelen van de vervoerder

In deze zaak vorderen de passagiers compensatie van de vervoerder, Turk Havayollari A.O., vanwege de annulering van hun vlucht TK7769 van Schiphol naar Istanboel op 8 februari 2023. De passagiers zijn omgeboekt naar een vlucht 15 dagen later en eisen compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder niet alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen. De passagiers hebben recht op compensatie, ondanks dat zij voor een alternatieve vlucht twee weken later hebben gekozen. De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van € 920,00 toe, inclusief wettelijke rente en proceskosten. De vervoerder wordt veroordeeld in de kosten van de procedure en de nakosten. Het vonnis is uitgesproken op 30 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11046180 \ CV EXPL 24-2357
Uitspraakdatum: 30 juli 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],
beiden wonende te [plaats],
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. L.G.M. van Kuilenburg (Aviclaim)
rolgemachtigde: mr. A.Y. Lai
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Turk Havayollari A.O.
gevestigd te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M.J. Leuvenink-Verwijs

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 8 februari 2023 vervoeren van Schiphol naar Istanboel (Turkije), met vlucht TK7769 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vervoerder heeft de vlucht geannuleerd. De passagiers zijn omgeboekt naar een vlucht van 15 dagen later.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- € 120,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de annulering van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 400,- per passagier (artikel 7 van de Verordening).
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De kantonrechter overweegt dat wat er ook zij van eventuele buitengewone omstandigheden, niet is gebleken dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging op de eindbestemming te voorkomen dan wel te beperken. Het is vaste rechtspraak dat indien passagiers met een door de vervoerder zelf uitgevoerde alternatieve vlucht de dag [1] na de oorspronkelijk vastgestelde dag aankomen, dit in beginsel geen redelijke maatregel vormt. [2]
4.3.
De passagiers stellen dat zij via de website van de vervoerder de keuze kregen tussen een aantal alternatieve vluchten. Omdat het eerst beschikbare alternatief
drie dagen latervertrok, had de reis op dat moment geen nut meer. Daarom kozen de passagiers ervoor om hun plannen te wijzigen en twee weken later te vertrekken. De vervoerder heeft dit niet, althans onvoldoende gemotiveerd, betwist. De vervoerder heeft evenmin voldoende aannemelijk gemaakt dat er geen enkele andere mogelijkheid bestond voor een (door hemzelf of door een andere luchtvaartmaatschappij) uitgevoerde (rechtstreekse of indirecte) vlucht die minder dan drie dagen later aankwam. Zodoende is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder er niet in is geslaagd om voldoende aannemelijk te maken dat de passagiers een redelijk alternatief aangeboden hebben gekregen. Dat de passagiers voor een vlucht van twee weken later hebben gekozen staat in deze omstandigheden niet aan het recht op compensatie in de weg.
4.4.
Het voorgaande betekent dat ook indien op enig moment vast zou komen vast te staan dat sprake was van een buitengewone omstandigheid, de vervoerder gehouden is de compensatie te betalen in verband met de vertraging op de eindbestemming. De vordering tot betaling van de hoofdsom zal dan ook worden toegewezen. De wettelijke rente wordt toegewezen zoals gevorderd.
4.5.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom moet de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, toetsen aan het rapport Voorwerk II. De passagiers hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven uit het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II. De tarieven uit het Besluit worden redelijk geacht. Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar vanaf de dag der dagvaarding.
4.6.
De vervoerder zal in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal hij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De gevorderde rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
4.7.
De vervoerder wordt ook veroordeeld tot betaling van nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de passagiers worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 920,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 800,00 vanaf 8 februari 2023, en over € 120,00 vanaf 27 maart 2024 tot de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 135,97;
griffierecht € 218,00;
salaris gemachtigde € 270,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 67,50 aan nakosten, voor zover de passagiers daadwerkelijk nakosten zullen maken;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Hierbij gaat de kantonrechter voor de interpretatie van het hiervoor genoemde woord ‘dag’ uit van een tijdruimte en voor de uitleg ervan wordt aangesloten bij de algemeen geaccepteerde uitleg, zijnde een tijdsduur van 24 uur.
2.Hof van Justitie van 11 juni 2020 (C-74/19).