ECLI:NL:RBNHO:2025:8832

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 juli 2025
Publicatiedatum
1 augustus 2025
Zaaknummer
25-2567
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor bijzondere bijstand woonkostentoeslag

Deze uitspraak betreft het verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag. Verzoeker, die in Egypte is geboren en de Nederlandse nationaliteit heeft, heeft een bijstandsuitkering ontvangen en heeft een aanvraag voor woonkostentoeslag ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer heeft deze aanvraag afgewezen, omdat verzoeker zich niet voldoende heeft ingespannen om goedkopere woonruimte te vinden. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang is aangetoond en er geen evident onrechtmatig besluit is vastgesteld. De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoeker onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij in acute financiële problemen verkeert en dat de ontruimingsprocedure niet op korte termijn zal leiden tot een situatie die een voorlopige voorziening rechtvaardigt. De voorzieningenrechter benadrukt dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. De uitspraak is gedaan op 25 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 25/2567

uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 juli 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. A.C. Mens),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, het college
(gemachtigden: mr. L. Brouwer en O. Karakas).

Samenvatting

1.1.
Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over de afwijzing van verzoekers aanvraag voor bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag. Verzoeker is het hier niet mee eens en verzoekt daarom om een voorlopige voorziening.
1.2.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is niet gebleken van een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening. Van een evident onrechtmatig besluit acht de voorzieningenrechter ook geen sprake. Er is dan ook geen aanleiding om in afwachting van de uitkomst van de bezwaarprocedure een voorlopige voorziening te treffen. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Procesverloop

2.1.
Bij besluit van 2 mei 2025 heeft het college de aanvraag van verzoeker voor bijzondere bijstand voor woonkostentoeslag afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen. Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift. Op 3 juli 2025 heeft verzoeker aanvullende stukken ingediend.
2.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 15 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, bijgestaan door een tolk, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigden van het college.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Feiten en omstandigheden
3.
3.1.
Verzoeker is geboren in Egypte en heeft ook de Nederlandse nationaliteit. Op 19 november 2016 is hij met [naam] getrouwd. Samen hebben zij een zoontje [voornaam] , geboren op [datum] 2019. Zij huurden samen de woning aan de [adres] in [plaats] . De relatie is geëindigd en in mei 2024 is de echtsscheidingsprocedure gestart. Bij beschikking van deze rechtbank van 9 oktober 2024 is onder meer een omgangsregeling met [voornaam] vastgesteld en is verzoeker uitsluitend gerechtigd tot gebruik van de woning. De huurovereenkomst is ongewijzigd gebleven. De echtscheiding is tot op heden nog niet afgehandeld.
3.2.
Verzoeker heeft vanaf 24 mei 2024 een bijstandsuitkering naar de norm van een alleenstaande ter hoogte van € 1.283,83 per maand toegekend gekregen. De huurprijs van de woning is € 1.531,78 per maand. Bij besluit van 28 augustus 2024 is aan verzoeker met terugwerkende kracht vanaf 24 mei 2024 tot en met 23 mei 2025 bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag toegekend ter hoogte van (per juli 2024) € 1.133,66 per maand. Het college heeft daarbij vermeld dat aan verzoeker maximaal één jaar woonkostentoeslag kan worden gegeven en dat hij daarom binnen een jaar moet verhuizen naar een goedkopere (huur)woning en het dus van belang is hiernaar zo snel mogelijk op zoek te gaan. Hij is expliciet op de voor hem geldende verplichtingen gewezen, waaronder dat hij er alles aan moet doen om andere geschikte goedkopere woonruimte te vinden en hiervan bewijsstukken moet bewaren.
3.3.
Op 21 maart 2025 heeft verzoeker (opnieuw) de woonkostentoeslag aangevraagd. Het college heeft verzoeker naar aanleiding van deze aanvraag verzocht om nadere bewijstukken waaronder stukken waaruit de door hem verrichte inspanningen blijken om goedkopere woonruimte te verkrijgen per 29 augustus 2024 tot en met heden. Verzoeker heeft voor zover van belang twee reacties op het woningaanbod, zijn bewijs van inschrijving bij Woningnet en e-mails van vijf makelaars aangeleverd. Hij licht toe dat hij verder niet op woningen heeft kunnen reageren omdat er geen geschikte woningen waren. Hiertoe overlegt hij screenshots.
3.4.
Op 9 april 2024 is verzoeker op verzoek van de verhuurder gedagvaard in verband met een nog openstaande (huur)schuld ter hoogte van € 5.996.87 en een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst met ontruiming van het gehuurde. Er is nog niet geantwoord.
Bestreden besluit
4. Het college heeft de verzoekers aanvraag afgewezen. Hij krijgt geen bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag omdat hij zich niet voldoende heeft ingespannen om een goedkopere woning te krijgen. Hiertegen heeft verzoeker bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bezwaar en verzoek om voorlopige voorziening
5.1.
Verzoeker stelt zich in bezwaar – samengevat – op het standpunt dat aan hem (gelet op zijn persoonlijke omstandigheden) bijzondere bijstand in de vorm van woonkostentoeslag had moeten worden toegekend. Hij heeft tevergeefs actief naar woonruimte gezocht, maar kan dit niet bewijzen. Dit kan hem niet worden verweten. Het besluit leidt verder volgens verzoeker tot voor hem onevenredige gevolgen.
5.2.
Volgens verzoeker is er aanleiding om in afwachting van het bestreden besluit een voorlopige voorziening te treffen, in die zin dat het besluit wordt geschorst en aan hem voorschotten worden verstrekt op de bijzondere bijstand in de vorm van woonkostentoeslag. Hij wijst op zijn persoonlijke omstandigheden en de volgens hem onevenredige gevolgen van het besluit. Hij heeft financiële problemen, zal zijn woning worden uitgezet en dan geen omgang meer kunnen hebben met zijn zoon. Het besluit zal volgens hem in bezwaar geen stand kunnen houden.
Verweerschrift
6.
6.1.
Volgens het college is er geen sprake van een spoedeisend belang omdat verzoeker geen acute financiële problemen heeft. Verzoeker heeft maandenlang niet gereageerd op woningen en op 18 april 2025 laten weten geen maatschappelijk opvang te willen. De ontruimingsprocedure zal nog enige tijd duren. Van een evident onrechtmatig besluit acht het college geen sprake, zodat ook daarin geen spoedeisend belang is gelegen.
6.2.
Inhoudelijk heeft het bezwaar volgens het college ook geen redelijke kans van slagen. Verzoeker heeft zich onvoldoende ingespannen om goedkopere woonruimte te vinden. Hij heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij niet actief kon zoeken naar andere geschikte huisvesting. Uit onderzoek van het college blijkt dat er meerdere goedkopere opties zijn binnen de gemeente. Verzoekers persoonlijke omstandigheden leiden het college niet tot een ander oordeel. Van een onevenredige benadeling of dringende redenen is volgens het college geen sprake.
Is er aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen?
7. Een voorlopige voorziening wordt in beginsel alleen getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Als de voorzieningenrechter van oordeel is dat er geen spoedeisend belang speelt, kan de gevraagde voorziening alleen nog worden getroffen als het bestreden besluit evident onrechtmatig is. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door verweerder ingenomen standpunt juist is en of het besluit in stand zal blijven.
8. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoeker onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij een spoedeisend belang heeft bij het treffen van de gevraagde voorziening. Niet is onderbouwd dat de door de verhuurder gestarte procedure op korte termijn tot een ontruiming zal leiden. Verzoeker heeft aangevoerd dat recent een incidentele conclusie tot vrijwaring is ingediend teneinde de echtgenote van verzoeker hierbij te betrekken. Verzoeker heeft ter zitting toegelicht dat is afgesproken dat zij vanaf februari 2024 verantwoordelijk is voor betaling van de helft van de huur. Wat daar verder van zij, daarmee is niet onderbouwd dat er sprake is van een situatie die maakt dat op korte termijn een voorziening moet worden getroffen zoals verzocht is.
Hierbij is nog van belang dat verzoeker ter zitting heeft verklaard de huur tot op heden te hebben voldaan. Dat er thans gevolgen zijn voor de omgangsregeling met zijn zoon, die nopen tot een voorziening, is evenmin gebleken.
9. Van een evident onrechtmatig besluit is de voorzieningenrechter verder niet gebleken. Bij de huidige stand van zaken kan niet worden geoordeeld dat het college verzoeker bijzondere bijstand in de vorm van woonkostentoeslag had moeten toekennen. Verzoeker heeft slechts één reactie op een woning in sept 2024 overgelegd en voor het overige zijn de reacties van na de datum van de onderhavige aanvraag voor bijzondere bijstand voor woonkostentoeslag. Dat verzoeker niet in staat was of is om passende vervangende woonruimte te vinden/krijgen is verder niet onderbouwd en acht de voorzieningenrechter ook niet aannemelijk geworden.

Conclusie en gevolgen

10. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Niet kan worden geoordeeld dat verzoeker de bezwaarprocedure niet kan afwachten zonder dat er in de tussentijd een voorlopige voorziening wordt getroffen. Dat betekent dat het college verzoeker geen voorschot op de gevraagde bijzondere bijstand in de vorm van woonkostentoeslag hoeft te betalen. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. de Vries, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van F. Voskamp, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.