ECLI:NL:RBNHO:2025:8821

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 augustus 2025
Publicatiedatum
31 juli 2025
Zaaknummer
HAA 25/1025
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake sluiting brandgevaarlijk pand

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 7 augustus 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker afgewezen. De verzoeker, die in een pand woonde dat door de burgemeester van Zaanstad was gesloten wegens brandgevaar, verzocht om schorsing van dit besluit. De voorzieningenrechter oordeelt echter dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het pand inmiddels is afgebrand. De burgemeester had op 12 februari 2025 het besluit tot sluiting genomen, en de verzoeker had hiertegen bezwaar gemaakt. De voorzieningenrechter had eerder, op 13 februari 2025, geen aanleiding gezien voor een ordemaatregel. De verzoeker heeft niet gereageerd op de vraag om nadere onderbouwing van zijn spoedeisend belang, en de voorzieningenrechter concludeert dat er geen procesbelang meer is bij de gevraagde voorlopige voorziening. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 25/1025
uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 augustus 2025 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [plaats], verzoeker

en

de burgemeester van de gemeente Zaanstad, burgemeester.

gemachtigde Y. Kliphuis, advocaat te Hoofddorp.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de sluiting van het (kraak-)pand op het adres [adres] te [plaats] waarin eiser woonachtig was (het pand).
1.1.
Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.
1.2.
Op 12 februari 2025 heeft de burgemeester het pand met toepassing van spoedbestuursdwang gesloten, omdat het pand volgens de burgemeester brandgevaarlijk is. Dit besluit is op 13 februari 2025 op schrift gesteld.
1.3.
Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.4.
Bij uitspraak van 13 februari 2025 heeft de voorzieningenrechter geen aanleiding gezien voor het treffen van een ordemaatregel

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Verzoeker heeft verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij door de sluiting van het pand dakloos is geworden. Hij vraagt, zo begrijpt de voorzieningenrechter het verzoek, om schorsing van het besluit tot sluiting tot op het bezwaar is beslist, zodat hij in het pand kan terugkeren.
Het is de voorzieningenrechter ambtshalve bekend dat het pand, waarop de door u gevraagde voorlopige voorziening ziet, inmiddels is afgebrand. De voorzieningenrechter heeft verzoeker daarom op 8 juli 2025 gevraagd om een nadere onderbouwing van zijn spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorziening.
3. Verzoeker heeft hierop niet gereageerd.
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker geen procesbelang meer heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening. Redengevend hiervoor is dat verzoeker met het verzoek niet meer kan bereiken dat hij kan terugkeren naar het pand, omdat het pand is afgebrand. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

5. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. De voorzieningenrechter wijst het verzoek dus af. Via deze procedure kan verzoeker niet bewerkstelligen dat hij onderdak in het afgebrande pand of elders kan verkrijgen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem , voorzieningenrechter, in aanwezigheid van C. Willemse, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.