ECLI:NL:RBNHO:2025:8726

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 juli 2025
Publicatiedatum
30 juli 2025
Zaaknummer
11531771 BZ VERZ 25-401 MV ZK
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van mentoren in het kader van mentorschap en benoeming van een nieuwe mentor

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 29 juli 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontslag van de mentoren van een betrokkene, die verblijft bij een zorglocatie van de verzoeker, Stichting Esdégé Reigersdaal. De huidige mentoren, Beaufin B.V. en de moeder van de betrokkene, zijn op verzoek van de instelling ontslagen vanwege een moeizame samenwerking en communicatie, die de zorgverlening negatief beïnvloedde. De kantonrechter oordeelde dat de situatie niet in het belang van de betrokkene kon blijven voortbestaan en benoemde een nieuwe professionele mentor, De VAO-Bewind B.V., om de zorg voor de betrokkene te coördineren. De moeder en Beaufin B.V. hebben verweer gevoerd, waarbij de moeder aangaf dat zij in het belang van haar zoon handelt, maar de kantonrechter concludeerde dat de verstoorde relatie tussen de moeder en de betrokkene en de gebrekkige communicatie met de mentoren een goede uitvoering van het mentorschap in de weg stonden. De kantonrechter heeft de beslissing genomen om de huidige mentoren te ontslaan en een nieuwe mentor te benoemen, met als doel de zorg voor de betrokkene te verbeteren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer: 11531771 BZ VERZ 25-401 MV ZK
Uitspraakdatum: 29 juli 2025

Beschikking van de kantonrechter

op verzoek van
Stichting Esdégé Reigersdaal,
gevestigd te Broek op Langedijk,
hierna ook te noemen: verzoeker,
met betrekking tot het mentorschap ten behoeve van:
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
van wie het adres bekend is bij deze rechtbank,
hierna ook te noemen: betrokkene,
van wie thans mentor is:
Beaufin B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
hierna ook te noemen: Beaufin,
en
[moeder],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
van wie het adres bekend is bij deze rechtbank,
hierna ook te noemen: de moeder,
hierna gezamenlijk ook te noemen: de mentoren.

procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoek, ter griffie ingekomen op 7 februari 2025;
  • het verweer van de moeder, ter griffie ingekomen op 21 februari 2025;
  • het verweer van Beaufin, ter griffie ingekomen op 27 februari 2025;
  • de reactie op het verweer, ter griffie ingekomen op 27 maart 2025;
  • de verklaring van Beaufin, ter griffie ingekomen op 14 juli 2025;
  • de bereidverklaring van de opvolgend mentor.
Een mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 21 mei 2025.
Daarbij zijn verschenen:
  • [partijen] namens verzoeker;
  • [partij 2];
  • M.J. de Leeuw namens Beaufin B.V..
Naar aanleiding van de mondelinge behandeling op 21 mei 2025 is een mediationtraject gestart om de samenwerking en communicatie tussen partijen te verbeteren.
Vervolgens heeft een tweede mondelinge behandeling plaatsgevonden op 23 juli 2025.
Daarbij zijn verschenen:
  • [partijen] namens verzoeker;
  • [partij 2];
  • [grootmoeder].

vooraf

Bij beschikking van 16 augustus 2021 is een mentorschap ingesteld ten behoeve van betrokkene en is Beaufin B.V. tot mentor benoemd. Bij beschikking van 6 maart 2023 is de moeder tot medementor benoemd.

de standpunten

standpunt van verzoeker
Betrokkene verblijft bij een zorglocatie van verzoeker. Dit is een behandelplek en geen verblijfsplek. Verzoeker maakt zich zorgen over de belangenbehartiging van betrokkene door de mentoren en vraagt de kantonrechter om de invulling van de rol van de mentoren inhoudelijk te onderzoeken en te heroverwegen. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 mei 2025 is door verzoeker verduidelijkt dat zij om ontslag van de mentoren vraagt. Het verzoek is ingediend omdat verzoeker en de mentoren vastlopen in de communicatie en omdat er verschillen van inzicht bestaan over diagnostiek, begeleiding en behandeling. De moeizame verstandhouding tussen verzoeker en de mentoren leidt ertoe dat er onvoldoende invulling kan worden geven aan (goede) zorg aan betrokkene. De verhouding tussen verzoeker en de mentoren is daarbij zodanig moeizaam dat de situatie nadelig is voor betrokkene. Het is voor verzoeker al geruime tijd niet mogelijk om beslissingen te nemen op het gebied van de zorg. Tijdens de multidisciplinaire overleggen (MDO’s) lopen de gesprekken vast. Verzoeker doet het verzoek tot ontslag van de mentoren mede namens betrokkene, omdat hij bij hen heeft aangegeven dat hij zijn moeder niet als mentor wil. Verzoeker ziet dat betrokkene weinig contact heeft met zijn mentoren en er is sprake van een problematische relatie met zijn moeder. Er is sprake van boosheid en wantrouwen jegens de moeder. De mentor van Beaufin kent betrokkene niet. Daarbij merkt verzoeker op dat zij zich – als gevolg van de vele klachten van de mentoren – buitenproportioneel veel moet verantwoorden. Er is een moreel beraad geweest, er loopt een zaak bij de klachtencommissie en verzoeker heeft zich moeten verantwoorden bij de Inspectie voor de Volksgezondheid. Verzoeker vindt het schrijnend dat deze procedures worden gevoerd terwijl deze op geen enkele wijze in het belang van betrokkene zijn of bijdragen aan verbetering van de situatie. Verzoeker vindt voorts dat de door de mentoren ingenomen standpunten -op punten- onnavolgbaar zijn. Dit alles maakt dat verzoeker vindt dat betrokkene gebaat is bij een nieuwe en onafhankelijke mentor. Ook gunt verzoeker het de moeder dat zij de moederrol kan vervullen. Gelet op de complexiteit van de problematiek en het ziektebeeld van betrokkene ziet verzoeker dat de moeder-mentor rol ingewikkeld is.
standpunt van de moeder
De moeder voert verweer. Bij ontslag van haar als mentor zal zij buiten de besluitvorming worden gehouden. Een vergelijkbare situatie heeft zich eerder voorgedaan. Weliswaar zijn er grote verschillen van inzicht in de behandeling van betrokkene en is de problematiek complex, maar de mentoren handelen steeds in het belang van betrokkene. Moeder ervaart een gebrek aan transparantie en communicatie vanuit verzoeker. Zo wordt zij niet adequaat op de hoogte gehouden van belangrijke ontwikkelingen en is er geen ruimte voor inbreng vanuit de mentoren. De afgelopen periode is er nauwelijks verbetering geweest in de situatie van betrokkene. Bovendien is de zorg die betrokkene ontvangt voor zijn diabetes ondermaats. Dan is er nog de woonplek van betrokkene. De doorplaatsing naar een andere woonplek wordt door verzoeker niet opgepakt en op 17 september 2025, als de rechterlijke machtiging eindigt, staat betrokkene op straat. Tot begin 2025 waren de mentoren in de veronderstelling dat de Prinsenstichting dossierhouder was. Dit bleek niet het geval. Er is op dit moment geen dossierhouder en er is onduidelijkheid ontstaan over de vraag wie verantwoordelijk is voor het zoeken naar een andere woonplek. Volgens de moeder is dat niet de taak van de mentor. De moeder maakt zich grote zorgen over wat er na 17 september 2025 gebeurt, als betrokkene op straat komt te staan. Zij kan betrokkene niet in huis nemen omdat betrokkene een gevaar voor haar veiligheid vormt. Over haar rol als mentor stelt de moeder het volgende. Als moeder en mentor weet de moeder wat het beste is voor haar zoon. Zij kent het dossier en de complexe zorgbehoefte van haar zoon als geen ander. Een andere mentor heeft maar 17 uur per jaar beschikbaar en dat is te weinig om de mentorrol goed te vervullen. Moeder stelt voorts dat zij soms emotioneel reageert maar dat zij altijd in het belang van haar zoon handelt. Tot slot geeft de moeder aan dat de relatie tussen haar en haar zoon niet eerder een onderwerp van gesprek is geweest binnen de hulpverlening. Bovendien bestond de slechte verhouding al op het moment van benoeming en daarom is de moeder van mening dat dit nu niet ter discussie moet worden gesteld. De moeder wil aanblijven als mentor.
Standpunt van Beaufin.
Betrokkene verblijft sinds 8 januari 2024 bij de zorglocatie van verzoeker en de mentoren zien nauwelijks vooruitgang in de gezondheidssituatie van betrokkene. Beaufin merkt daarbij op dat het op bepaalde momenten zelfs aanzienlijk slechter ging met betrokkene. Betrokkene heeft gedurende deze periode veelvuldig overlast veroorzaakt bij het huis van zijn moeder en het lijkt verzoeker niet te lukken om grip te krijgen op de diabeteszorg. Beaufin concludeert dat het toezicht van verzoeker onvoldoende is. De samenwerking met verzoeker wordt bemoeilijk doordat de communicatie tussen verzoeker en de mentoren gebrekkig is. Beaufin geeft aan dat de aanstelling van een nieuwe professionele mentor mogelijk een oplossing kan zijn voor de impasse die weer is ontstaan. Eerder was er ook sprake van een impasse en om dit te doorbreken is moeder in 2023 tot medementor benoemd. Hoewel het zijn van moeder en mentor misschien niet altijd efficiënt is, was het niet gelukt om destijds de impasse te doorbreken zonder moeder, aldus Beaufin. Gelet op de ontstane situatie stemt Beaufin in het belang van betrokken in met het benoemen van een andere professionele mentor.

beoordeling

Bij een verzoek tot ontslag van een mentor moet de kantonrechter beoordelen of er sprake is van gewichtige redenen die het ontslag van de mentor rechtvaardigen. De kantonrechter overweegt hieromtrent het volgende.
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de communicatie en de samenwerking tussen verzoeker en de mentoren in ernstige mate is verstoord. Dit wordt door partijen erkend. De complexiteit van de problematiek van betrokkene in combinatie met de verschillen van inzicht die zich voordoen op nagenoeg alle vlakken van de begeleiding en hulpverlening hebben de verhoudingen op scherp gezet. Een verbetering van de communicatie en de samenwerking is niet te verwachten, althans niet binnen afzienbare tijd. Er is dan ook een situatie ontstaan waarin de (zorg)belangen van betrokkene onder druk staan. De gesprekken in het kader van mediation hebben niet geleid tot verbetering van de communicatie of samenwerking. Sterker nog, de gesprekken zijn voortijdig beëindigd omdat partijen niet nader tot elkaar wisten te komen.
Naar het oordeel van de kantonrechter is voortzetting van de huidige situatie dan ook niet in het belang van betrokkene.
Over de vraag wie de mentor van betrokkene zou moeten zijn, oordeelt de kantonrechter als volgt. Moeder stelt zich op het standpunt dat zij wil aanblijven als mentor. Beaufin stemt in met de overstap naar een andere professionele mentor in het belang van betrokkene.
De kantonrechter ziet dat de moeder handelt met de beste intenties voor haar zoon. Zij maakt zich sterk voor zijn welbevinden en voor goede zorg. De kantonrechter ziet echter ook dat de moeder, juist vanuit haar grote betrokkenheid bij haar zoon, met zorgverleners in conflict raakt. Ook was het moeder lange tijd niet duidelijk dat er voor het vinden van een vervolgplek voor betrokkene, een dossierhouder moest worden aangewezen. De kantonrechter acht het vanwege het voorgaande in het belang van betrokkene dat er op korte termijn een
onafhankelijkeen
professionelementor wordt benoemd die in goed overleg en in samenwerking met de hulpverleners de zorgtaken coördineert. Naar het oordeel van de kantonrechter is de moeder daar, in elk geval op dit moment, niet voldoende toe in staat. Wel acht de kantonrechter het van belang dat de moeder betrokken is bij de zorg rondom haar zoon.
Hoewel de moeder aangeeft dat de moeizame relatie met haar zoon geen rol zou moeten spelen bij de beoordeling van het verzoek, kan de relatie tussen moeder en zoon naar het oordeel van de kantonrechter niet volledig buiten beschouwing worden gelaten vanwege de gevolgen van de verstoorde relatie voor de uitvoering van het mentorschap. Dit blijkt onder meer uit de omstandigheid dat betrokkene en zijn moeder niet in één ruimte kunnen verblijven waardoor de moeder fysiek niet bij MDO’s kan zijn als betrokkene daar ook bij aansluit. Daarbij valt betrokkene zijn moeder in haar woning lastig en bedreigt hij haar. Deze zaken maken het uitermate ingewikkeld om een goede invulling van het mentorschap te bewerkstelligen. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter dan ook van oordeel dat het niet in het belang van betrokkene is dat de moeder aanblijft als mentor. Een andere mentor kan bijdragen aan het doorbreken van de thans weer bestaande impasse. Daarbij is van belang dat er spoedig een dossierhouder komt en dat snel op zoek wordt gegaan naar een nieuwe woonplek.
Het voorgaande maakt dat er naar het oordeel van de kantonrechter gewichtige redenen zijn om de huidige mentoren te ontslaan en om een andere mentor te benoemen. De kantonrechter heeft De VAO-Bewind B.V., gevestigd te Haarlem, bereid gevonden om tot mentor te worden benoemd.
De kantonrechter zal de jaarbeloning van de te benoemen mentor, inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting voor zover van toepassing, vaststellen overeenkomstig artikel 4 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.
De kantonrechter zal de beloning van de te benoemen mentor voor de aanvangswerkzaamheden vaststellen op een bedrag van € 660,00(exclusief btw).

beslissing

De kantonrechter:
  • ontslaat, met ingang van een week na heden, als mentor: [moeder] en Beaufin B.V., Kvkno.53654676, correspondentieadres: postbus 9407, 1006 AK Amsterdam;
  • benoemt, met ingang van een week na heden, tot mentor: De VAO-Bewind B.V., Kvkno. 86451596, correspondentieadres: postbus 2036, 2002 CA Haarlem;
  • verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
  • stelt de jaarbeloning van de mentor vast overeenkomstig artikel 4 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
  • stelt de beloning van de mentor voor de aanvangswerkzaamheden vast op een bedrag van € 660,00 (exclusief btw).
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Schroten, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter