Op 7 juli 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de invoer van cocaïne. De zaak kwam voort uit een incident op 29 maart 2025, waarbij de verdachte en zijn partner op Schiphol arriveerden met zwemvesten die cocaïne bevatten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning van opzet, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er cocaïne in de zwemvesten zat. De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, en de rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 30 maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat er geen redenen waren om af te wijken van de oriëntatiepunten voor strafoplegging. Daarnaast werd besloten dat een in beslag genomen geldbedrag van 1.667,90 euro aan de verdachte moest worden teruggegeven, omdat er geen verband was aangetoond met het bewezen verklaarde feit.