ECLI:NL:RBNHO:2025:8530

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 juli 2025
Publicatiedatum
25 juli 2025
Zaaknummer
C/15/360880 / FA RK 25-180
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling omgangsregeling en verklaring voor recht over hoofdverblijfplaats van een minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 25 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen de moeder en de vader van een minderjarige. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.D. Radenovska, heeft een verzoek ingediend om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij haar vast te stellen en een omgangsregeling met de vader te creëren. De vader is, ondanks behoorlijke oproeping, niet verschenen op de zitting van 9 juli 2025. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders en de minderjarige de Bulgaarse nationaliteit bezitten en dat de minderjarige zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft. Hierdoor is de Nederlandse rechter bevoegd om van het verzoek kennis te nemen. De rechtbank heeft de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de moeder vastgesteld, aangezien zij het gezag over hem uitoefent. Tevens is een omgangsregeling vastgesteld waarbij de minderjarige om de week op zondag van 10.00 uur tot 17.00 uur bij de vader verblijft. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen. De beschikking is openbaar uitgesproken door rechter J.C.M. Swinkels, tevens kinderrechter, en kan door de partijen worden aangevochten bij het gerechtshof te Amsterdam binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
hoofdverblijfplaats, omgang
zaak-/rekestnr.: C/15/360880 / FA RK 25-180
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 25 juli 2025
in de zaak van:
[de moeder],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. E.D. Radenovska, kantoorhoudende te Den Haag,
tegen
[de vader],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vader,
betreffende
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de moeder, ingekomen op 8 januari 2025;
- de beschikking van deze rechtbank van 11 april 2025 over de kinderalimentatie.
1.2.
De zaak is mondeling behandeld op de zitting van 9 juli 2025 in aanwezigheid van de moeder, bijgestaan door mr. Radenovska. Verder was ter zitting als informant aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
1.3.
De vader, hoewel behoorlijk opgeroepen, is niet verschenen.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij beschikking van 11 april 2025 is de door de vader te betalen kinderbijdrage ten behoeve van [de minderjarige] bepaald op € 300,- per maand, met ingang van 8 januari 2025.
De behandeling van de overige verzoeken is aangehouden tot een nader te bepalen zitting.
bevoegdheid en toepasselijk recht
2.2.
Uit de stukken kan worden afgeleid dat de ouders en [de minderjarige] de Bulgaarse nationaliteit bezitten.
Het verzoek gaat over een geschil over de omgangsregeling en valt als zodanig binnen het materiële toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 2019/1111 (Brussel II ter) [1] .
Ingevolge artikel 7, eerste lid, Brussel II ter zijn ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt.
2.3.
Nu [de minderjarige] zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft, is de Nederlandse rechter bevoegd om van het verzoek kennis te nemen. Volgens artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 is Nederlands recht toepasselijk.
2.4.
Er moet nog worden beslist op de verzoeken van de moeder om:
- te bepalen dat [de minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats bij haar zal hebben;
- een omgangsregeling vast te stellen tussen [de minderjarige] en de vader, waarbij [de minderjarige] om de week op zondag van 10.00 uur tot 17.00 uur bij de vader zal verblijven en waarbij de vader [de minderjarige] bij de moeder ophaalt en vervolgens terugbrengt.
2.5.
Als onderbouwing van haar verzoek stelt de moeder dat de communicatie tussen de ouders slecht is en dat zij hun gezamenlijk ouderschap moeilijk kunnen vormgeven. De moeder vindt dat de vader regelmatig omgang zou moeten hebben met [de minderjarige] . Als de vader met [de minderjarige] naar Bulgarije reist, moet duidelijk zijn dat [de minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder heeft.
2.6.
De vader heeft geen verweer gevoerd.
ten aanzien van de hoofdverblijfplaats
2.7.
De vader heeft [de minderjarige] erkend, en in het gezagsregister is niet aangetekend dat de vader met de moeder gezamenlijk gezag over [de minderjarige] heeft. Dat betekent dat de moeder alleen het gezag over [de minderjarige] uitoefent en dat [de minderjarige] van rechtswege zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder (de gezaghebbende ouder) heeft. Gelet op de praktische problemen die de moeder heeft gesteld als [de minderjarige] met de vader naar Bulgarije reist, zal de rechtbank haar verzoek opvatten als een verzoek tot het geven van een verklaring voor recht en dat verzoek toewijzen.
ten aanzien van de omgangsregeling
2.8.
De vader heeft het verzoek om een omgangsregeling vast te stellen tussen hem en [de minderjarige] niet weersproken. Dit verzoek wordt toegewezen, omdat het op de wet is gegrond en niet is gebleken dat het belang van [de minderjarige] zich daartegen verzet.
2.9.
Ten overvloede brengt de rechtbank het advies van de Raad in herinnering om de broer van de vader, met wie de moeder goed contact heeft, te betrekken bij het overleg over [de minderjarige] . Deze broer kan de ouders misschien helpen bij het maken van nadere afspraken over de omgang en de manier waarop de moeder de vader over [de minderjarige] informeert.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart voor recht dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [de minderjarige] :
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ,
is bij de moeder;
3.2.
stelt de omgangsregeling als volgt vast:
de minderjarige [de minderjarige] :
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ,
verblijft om de week op zondag van 10.00 uur tot 17.00 uur bij de vader, waarbij de vader [de minderjarige] bij de moeder ophaalt en vervolgens terugbrengt;
3.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C.M. Swinkels, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. T. Alexander als griffier en in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2025.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.

Voetnoten

1.Verordening van de Raad van 25 juni 2019 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering.