ECLI:NL:RBNHO:2025:8510

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
11620830
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatieverzoek passagier na annulering vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 23 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de vervoerder, easyJet Europe Airline GmbH, naar aanleiding van een annulering van een vlucht. De passagier, vertegenwoordigd door ProBe-ASP B.V. onder de naam Aviclaim, had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Malpensa Airport naar Amsterdam-Schiphol op 20 oktober 2024. De vlucht werd echter geannuleerd door de vervoerder, die zich beriep op buitengewone omstandigheden, namelijk een radarstoring die leidde tot een tijdelijke sluiting van het luchtruim van Milaan. De passagier verzocht om compensatie van € 500,00, vermeerderd met rente en kosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier het vorderingsrecht van zijn minderjarige kind aan zichzelf heeft gecedeerd en dat de vervoerder de annulering van de vlucht niet kan aanvechten, tenzij hij kan aantonen dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De vervoerder heeft voldoende bewijs geleverd dat de annulering inderdaad het gevolg was van een radarstoring, wat niet inherent is aan zijn bedrijfsvoering. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder redelijke maatregelen had genomen om de gevolgen van de annulering te beperken, waaronder het omboeken van de passagier naar een andere vlucht.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek van de passagier afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open. De uitspraak benadrukt de toepassing van de Europese regelgeving omtrent passagiersrechten en de voorwaarden waaronder compensatie kan worden geëist.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11620830 \ CV FORM 25-2055
Uitspraakdatum: 23 juli 2025
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker]wonende te [plaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagier
gemachtigde: [gemachtigde] (ProBe-ASP B.V., handelend onder de naam Aviclaim)
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
easyJet Europe Airline GmbH
gevestigd te Wenen (Oostenrijk)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. B. Koolhaas (BK Legal)

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 28 maart 2025;
  • het verweerschrift, ingekomen ter griffie op 12 juni 2025.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hem en zijn minderjarige kind op 20 oktober 2024 moest vervoeren van Malpensa Airport (Italië) naar Amsterdam-Schiphol Airport, met vlucht EJU7690 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vervoerder heeft de vlucht geannuleerd.
2.3.
De passagier heeft daarom compensatie van de vervoerder verzocht.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagier verzoekt de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 oktober 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 75,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
De passagier baseert zijn verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat hij het vorderingsrecht van zijn minderjarige kind aan zichzelf heeft gecedeerd en dat de vervoerder hem daarom en vanwege de annulering van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 500,00. [1]
3.3.
De vervoerder voert verweer. Op zijn verweer wordt ingegaan bij de beoordeling.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
De kantonrechter begrijpt dat de vervoerder betwist dat de passagier het eventuele vorderingsrecht van zijn minderjarige kind geldig aan zichzelf heeft overgedragen en overweegt hiertoe als volgt.
4.3.
Voor een geldige overdracht (cessie) zijn twee vereisten: een daartoe bestemde akte en mededeling daarvan aan de schuldenaar. [2] De passagier heeft bij het vorderingsformulier een akte van cessie overgelegd. Aan het mededelingsvereiste is voldaan doordat de cessie in deze procedure aan de vervoerder is medegedeeld. Daarmee heeft hij voldoende onderbouwd dat hij het vermeende vorderingsrecht van zijn minderjarige kind rechtsgeldig aan zichzelf heeft overgedragen.
4.4.
Niet in geschil is dat de vlucht is geannuleerd. Daarom moet de vervoerder in beginsel compenseren. Dit is anders als hij kan aantonen dat de annulering van de vlucht het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. [3]
4.5.
De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder voldoende heeft onderbouwd dat het luchtruim van Milaan op 20 oktober 2024 (tijdelijk) was gesloten vanwege een radarstoring. Daarnaast heeft hij voldoende onderbouwd dat dit resulteerde in zodanige verstoringen dat de vlucht niet meer uitgevoerd kon worden, omdat deze de avondklok zou schenden. Deze omstandigheden zijn niet inherent aan de bedrijfsactiviteit van de vervoerder en deze heeft daar ook geen invloed op. Daarom is de annulering van de vlucht het gevolg van buitengewone omstandigheden.
4.6.
De kantonrechter is verder van oordeel dat de vervoerder voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de gevolgen van deze omstandigheden zo beperkt mogelijk te houden. Vast staat namelijk dat de passagier is omgeboekt en binnen 24 uur op de eindbestemming is gearriveerd. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder nog meer of anders had kunnen nemen om de vertraging te voorkomen. De passagier heeft daar ook niets concreets over aangevoerd. Het verzoek van de passagier zal daarom worden afgewezen.
4.7.
De passagier wordt, gelet op het doel en het karakter van de EPGV-procedure, niet meer in de gelegenheid gesteld om op het verweer van de vervoerder te reageren.
4.8.
De passagier zal in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal hij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover de vervoerder daadwerkelijk nakosten zal maken. De verzochte rente wordt toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzochte af;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 135,00 aan salaris gemachtigde;
en veroordeelt de passagier tot betaling van € 67,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 3:94 BW.
3.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.