ECLI:NL:RBNHO:2025:8390

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
22 juli 2025
Zaaknummer
15/195632-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting, feitelijke aanranding van de eerbaarheid, onttrekking van een minderjarige aan het wettig gezag en vervaardigen van kinderporno

Op 22 juli 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 24-jarige verdachte, die werd beschuldigd van meerdere ernstige strafbare feiten, waaronder verkrachting, feitelijke aanranding van de eerbaarheid, onttrekking van een minderjarige aan het wettig gezag en het vervaardigen van kinderporno. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 27 november 2022 tot en met 22 april 2023 meermalen seksuele handelingen heeft verricht met een dertienjarig slachtoffer, waarbij hij gebruik maakte van geweld en andere feitelijkheden. De verdachte heeft de seksuele handelingen deels bekend, maar heeft betwist dat deze onder dwang hebben plaatsgevonden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er wel degelijk sprake was van dwang, mede door het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen de verdachte en het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 358 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 240 uren. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer voor immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de verdachte verplicht tot betaling van € 5.000,- aan het slachtoffer. De rechtbank heeft ook de telefoon van de verdachte, waarmee de kinderporno is vervaardigd, onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/195632-23 (P)
Uitspraakdatum: 22 juli 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 juli 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M.H.G. Peters en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. M.S. Rozenbeek, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1hij in of omstreeks de periode van 27 november 2022 tot en met 22 april 2023 te Haarlem en/of Emmen, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten het brengen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer] en/of het zich (aldus) laten pijpen door die [slachtoffer], door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- het vasthouden van de polsen en/of nek en/of het gezicht van die [slachtoffer] voorafgaand aan het pijpen en/of
- het duwen tegen de schouders van die [slachtoffer] (in de richting van zijn penis) en/of
- het misbruik maken van het door (een aanzienlijk) leeftijdsverschil voortvloeiend overwicht van hem, verdachte, op die [slachtoffer] en/of
- het die [slachtoffer] - zakelijk weergegeven - toevoegen van de woorden dat hij de pijpvideo's zou openbaren als zij zou 'snitchen' en/of bij hem, verdachte, weg zou gaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 27 november 2022 tot en met 22 april 2023 te Haarlem en/of Emmen, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten het brengen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer] en/of het zich (aldus) laten pijpen door die [slachtoffer];
Feit 2hij in of omstreeks de periode van 27 november 2022 tot en met 22 april 2023 te Haarlem en/of Emmen, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
- het betasten/aanraken van de borsten en/of vagina van die [slachtoffer] en/of het zich laten aftrekken door die [slachtoffer] en/of het (tong)zoenen van die [slachtoffer],
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- het (onverhoeds) betasten van de borsten en/of vagina van die [slachtoffer] in de auto nadat hij naar een donkere plek was gereden waar ze alleen waren en/of
- het met ontblote penis bovenop die [slachtoffer] zitten en/of het vasthouden van de polsen en/of nek en/of het gezicht van die [slachtoffer] voorafgaand aan het aftrekken en/of tijdens het (tong)zoenen (terwijl die [slachtoffer] telkens haar gezicht wegdraait) en/of
- het duwen tegen de schouders van die [slachtoffer] (in de richting van zijn penis) en/of
- het misbruik maken van het door (een aanzienlijk) leeftijdsverschil voortvloeiend overwicht van hem, verdachte, op die [slachtoffer] en/of
- het die [slachtoffer] - zakelijk weergegeven- toevoegen van de woorden dat hij de pijpvideo's zou openbaren als zij zou 'snitchen' en/of bij hem, verdachte, weg zou gaan;
Feit 3hij in of omstreeks de periode van 21 april 2023 tot en met 22 april 2023 te Haarlem, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal opzettelijk een minderjarige, [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], heeft onttrokken aan het wettig over haar gesteld gezag en/of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over haar uitoefende, immers heeft verdachte (buiten medeweten van de ouder(s) van die [slachtoffer], en terwijl de ouder(s) niet wist(en) waar die [slachtoffer] verbleef) (meerdere uren, althans gedurende langere tijd) met die [slachtoffer] in zijn, verdachtes, auto rondgereden (zonder te bellen/contact op te nemen met de ouder(s) van die [slachtoffer];
Feit 4hij in of omstreeks de periode van 27 november 2022 tot en met 22 april 2023 te Haarlem en/of Emmen, althans in Nederland, een ander, te weten [slachtoffer], door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, te weten die [slachtoffer], wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het niet bij hem, verdachte, weggaan en/of niet te 'snitchen' door die [slachtoffer] chatberichten te sturen waarin hij zegt dat
- hij haar leven gaat verpesten en/of
- hij naar haar huis gaat komen en/of
- hij haar pijn gaat doen en/of
- hij al haar 'socials' en haar 'kk geile videos / hoerenvideo's' gaat openbaren;
Feit 5hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 november 2022 tot en met 22 april 2023 te Haarlem en/of Emmen, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, telkens afbeeldingen - en/of gegevensdragers, bevattende afbeeldingen - te weten video's van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], is betrokken of schijnbaar is betrokken heeft vervaardigd, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit: het met zijn, verdachtes, penis oraal penetreren van het lichaam van die [slachtoffer], althans een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het door die [slachtoffer], althans een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt, aftrekken van zijn, verdachtes, penis en/of het met zijn, verdachtes, ontblote penis bovenop die [slachtoffer], althans een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt, zitten.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.De standpunten

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde feit en tot een bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2, 3 en 5 ten laste gelegde feiten. Daarbij heeft de officier van justitie ten aanzien van feit 1 en 2 gevraagd om de verdachte partieel vrij te spreken van – kort gezegd – de seksuele handelingen die niet zichtbaar zijn op de video uit de bestandsmap
Hiddenop de telefoon van de verdachte, omdat voor deze handelingen dwang niet bewezen kan worden.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 5 geen verweer gevoerd. Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken.

4.Het oordeel van de rechtbank

4.1
Vrijspraak feit 4
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen wat de verdachte onder 4 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om aan te nemen dat [slachtoffer] tot de tenlastegelegde gedragingen is gedwongen in de zin van artikel 284, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
4.2
Het bewijs voor de feiten 3 en 5
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de feiten 3 en 5. Aangezien de verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, zal de rechtbank volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan zij tot een bewezenverklaring is gekomen, namelijk:
Feit 3
- de bekennende verklaring van de verdachte, ter terechtzitting van 8 juli 2025 afgelegd;
- een proces-verbaal van aangifte gedaan door [naam] van 23 april 2023 (dossierpagina 34 e.v.).
Feit 5
- de bekennende verklaring van de verdachte, ter terechtzitting van 8 juli 2025 afgelegd;
- een proces-verbaal van aangifte gedaan door [naam] van 2 mei 2023 (dossierpagina 47 e.v.);
- een proces-verbaal van bevindingen van 15 juli 2023 (dossierpagina 52 e.v.).
4.3
Het bewijs voor de feiten 1 primair en 2
Feiten en omstandigheden
Op basis van de verklaring van de verdachte en de overige bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. [slachtoffer] (hierna: [voornaam]) en de verdachte hebben elkaar ontmoet op het online platform Discord. Zij hebben elkaar hierna vier of vijf keer ontmoet. Tijdens deze ontmoetingen hebben [voornaam] en de verdachte seksuele handelingen bij en met elkaar verricht. [voornaam] was ten tijde van de ontmoetingen dertien jaar oud, de verdachte was 24 jaar oud. De verdachte heeft erkend dat [voornaam] hem heeft gepijpt, heeft afgetrokken en dat zij met elkaar hebben gezoend. Tevens heeft hij erkend haar borsten en vagina te hebben aangeraakt. Hij wist dat [voornaam] dertien jaar oud was. De verdachte heeft verklaard dat de seksuele handelingen vrijwillig zijn verricht en de vraag die aan de rechtbank voorligt is dan ook of sprake is geweest van dwang.
Dwang
Voor een bewezenverklaring van de onder feit 1 primair ten laste gelegde verkrachting en de onder feit 2 ten laste gelegde aanranding moet door de rechtbank worden beoordeeld of er sprake is geweest van dwang in de zin van artikel 242 (oud) en artikel 246 (oud) van het Wetboek van Strafrecht. Hierbij moet worden vastgesteld dat de verdachte door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid het slachtoffer heeft gedwongen tot het ondergaan van de seksuele handelingen.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank kan met betrekking tot de seksuele gedragingen die hebben plaatsgevonden in de woning van de verdachte begin januari 2023, en waarvan de verdachte een video heeft gemaakt, op basis van het proces-verbaal met betrekking tot die video worden vastgesteld dat er sprake is geweest van dwang door de verdachte. De rechtbank acht de feiten 1 primair en 2 in zoverre bewezen.
Uit de beschrijving van deze video in het daarop betrekking hebbende proces-verbaal volgt dat de verdachte met ontbloot onderlijf op [voornaam] gaat zitten en haar meermaals zoent. De verdachte pakt het gezicht, de polsen en de nek van [voornaam] vast en zoent [voornaam] vervolgens opnieuw. Daarna is te zien dat [voornaam] haar hoofd beweegt richting de buik van de verdachte. De verdachte duwt [voornaam] vervolgens bij haar schouders naar beneden en daarop volgend trekt [voornaam] de verdachte af, neemt zij de penis van de verdachte in haar mond en pijpt zij de verdachte. De rechtbank is van oordeel dat deze handelingen van de verdachte maken dat [voornaam] gedwongen werd met de verdachte te zoenen, hem af te trekken en te pijpen. De rechtbank betrekt hier ook bij dat op de beelden zichtbaar is dat [voornaam] haar gezicht meermaals van de verdachte afwend, waardoor voor de verdachte duidelijk moet zijn geweest dat [voornaam] de seksuele handelingen niet prettig vond.
Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat [voornaam] gedwongen is tot (het ondergaan van) handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam door het gebruik van geweld. Dit geweld blijkt uit het vasthouden van de polsen, de nek en het gezicht van [voornaam] voorafgaand en tijdens het pijpen, het aftrekken en het tongzoenen, en uit het gegeven dat de verdachte [voornaam] tegen haar schouders heeft geduwd in de richting van zijn penis.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat er ook sprake is van dwang gebaseerd op het gebruik van andere feitelijkheden, te weten het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen de verdachte en [voornaam] van elf jaar. Het kan niet anders dan dat de verdachte door dit leeftijdsverschil een overwicht op [voornaam] uitoefende dat eraan heeft bijgedragen dat [voornaam] heeft toegegeven aan de druk die uitging van de verdachte om hem te pijpen.
Partiële vrijspraak feit 2.
Ten aanzien van de overige onder 2 ten laste gelegde handelingen, te weten het betasten en aanraken van de borsten en vagina van [voornaam], heeft de verdachte eveneens erkend dat deze handelingen hebben plaatsgevonden. Echter, de rechtbank kan op basis van de stukken in het dossier niet vaststellen dat deze handelingen onder dwang hebben plaatsgevonden. De rechtbank zal de verdachte hier dan ook van vrijspreken.
Conclusie
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat de verdachte in de periode van 1 januari 2023 tot en met 10 januari 2023 [voornaam] heeft verkracht door zich door [voornaam] te laten pijpen en dat hij haar heeft aangerand.
4.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 2, 3 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1hij in de periode van 1 januari 2023 tot en met 10 januari 2023 te Emmen [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten het brengen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer] en het zich laten pijpen door die [slachtoffer], door geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- het vasthouden van de polsen en nek en het gezicht van die [slachtoffer] voorafgaand aan het pijpen en
- het duwen tegen de schouders van die [slachtoffer] in de richting van zijn penis en
- het misbruik maken van het door leeftijdsverschil voortvloeiend overwicht van hem, verdachte, op die [slachtoffer];
Feit 2hij in de periode van 1 januari 2023 tot en met 10 januari 2023 te Emmen [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van ontuchtige handelingen, te weten het zich laten aftrekken door die [slachtoffer] en het zoenen van die [slachtoffer], door geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- het met ontblote penis bovenop die [slachtoffer] zitten en het vasthouden van de polsen en nek en het gezicht van die [slachtoffer] voorafgaand aan het aftrekken en tijdens het zoenen terwijl die [slachtoffer] telkens haar gezicht wegdraait en
- het duwen tegen de schouders van die [slachtoffer] in de richting van zijn penis en
- het misbruik maken van het door leeftijdsverschil voortvloeiend overwicht van hem, verdachte, op die [slachtoffer];
Feit 3hij op 22 april 2023 te Haarlem opzettelijk een minderjarige, [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], heeft onttrokken aan het wettig over haar gesteld gezag, door buiten medeweten van de ouder van die [slachtoffer], en terwijl de ouder niet wist waar die [slachtoffer] verbleef, meerdere uren met die [slachtoffer] in zijn, verdachtes, auto rond te rijden zonder te bellen/contact op te nemen met de ouder van die [slachtoffer];
Feit 5hij in de periode van 27 november 2022 tot en met 13 februari 2023 in Nederland, meermalen telkens video's van seksuele gedragingen, waarbij iemand die de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], is betrokken, heeft vervaardigd, welke seksuele gedragingen bestonden uit: het met zijn, verdachtes, penis oraal penetreren van het lichaam van die [slachtoffer] en het door die [slachtoffer] aftrekken van zijn, verdachtes, penis en het met zijn, verdachtes, ontblote penis bovenop die [slachtoffer] zitten.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 primair: verkrachting.
Feit 2: feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Feit 3: opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag.
Feit 5: een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering van de sancties

7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan twaalf maanden voorwaardelijk. Van het onvoorwaardelijk strafdeel moet de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht worden afgetrokken. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 15 januari 2025, te worden verbonden met een proeftijd van drie jaren.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf op te leggen. Ten aanzien van de bijzondere voorwaarden heeft de raadsman aangevoerd dat hij het strafvorderlijk nut van de bijzondere voorwaarden onvoldoende inziet, omdat de verdachte geen strafblad heeft, het al twee jaar goed met hem gaat en hij een meerderjarige vriendin heeft.
7.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte is als 24-jarige via een online platform in contact gekomen met de destijds dertienjarige [voornaam]. Er hebben vervolgens vier of vijf ontmoetingen tussen hen plaatsgevonden. Tijdens de ontmoetingen hebben zij gezoend en hebben er seksuele handelingen plaatsgevonden, die er onder meer uit bestonden dat [voornaam] de verdachte heeft gepijpt. De verdachte heeft hier een aantal video’s van gemaakt met zijn telefoon. Vast staat ook dat de verdachte bij één van deze ontmoetingen, in zijn woning, seksuele handelingen heeft afgedwongen door [voornaam] tegen haar zin te zoenen terwijl hij haar vasthield en bovenop haar zat, en hij toen druk op haar heeft uitgeoefend om hem te pijpen. Ook van deze seksuele handelingen in de woning heeft de verdachte een video gemaakt. Een aantal maanden later heeft de verdachte [voornaam] opgezocht in Haarlem toen zij contact met hem zocht nadat zij van huis was weggelopen. Hij is toen een aantal uren met [voornaam] samengebleven zonder de moeder van [voornaam] in te lichten dat hij [voornaam] gevonden had, terwijl hij wel wist dat haar moeder al sinds de avond ervoor naar haar op zoek was, volgens de verdachte omdat [voornaam] dat zelf niet wilde.
De verdachte heeft op de terechtzitting van de rechtbank de beschuldigingen grotendeels erkend. Hij heeft verklaard dat hij verliefd werd op [voornaam] en dat het van daaruit verder en verder is gegaan. Hij heeft zich op de zitting gevoelig getoond voor de verklaring van [voornaam] over wat de omgang met de verdachte met haar heeft gedaan.
De verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de destijds dertienjarige [voornaam]. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van onderhavige feiten daarvan nog langdurig nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden. Dat blijkt in deze zaak uit de slachtofferverklaring die [voornaam] op de terechtzitting heeft voorgelezen. Zij heeft verteld dat zij het vertrouwen in mensen is verloren, dat zij beschadigd is en dat zij zich telkens heeft afgevraagd waarom zij het doelwit is geworden van de verdachte. De verdachte heeft door zijn handelen de gevolgen voor [voornaam] ondergeschikt gemaakt aan zijn eigen gevoelens en behoeftes. Daarnaast heeft de verdachte opnames gemaakt van de seksuele handelingen tussen hem en [voornaam]. Gelet op de minderjarigheid van [voornaam] ten tijde van het plegen van deze handelingen, wordt dit aangemerkt als kinderporno.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte zich had moeten realiseren dat er sprake was van een ongelijkwaardig en voor het slachtoffer (psychisch) schadelijk contact. Minderjarigen moeten gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht worden nog in onvoldoende mate in staat te zijn zelf hun (seksuele) grenzen te bewaken en de gevolgen van hun gedrag in dit opzicht te overzien. De verdachte is hierin tekortgeschoten.
De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het onttrekken aan het ouderlijk gezag van [voornaam]. Gelet op de omstandigheden waaronder dit is gebeurd, zal de rechtbank dit echter in beperkte mate meewegen bij de strafoplegging.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 11 juni 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. De rechtbank heeft ook kennis genomen van de reclasseringsrapportages van 19 januari 2024 en 15 januari 2025 en het consult van het NIFP van 11 november 2024.
De reclassering heeft geadviseerd om aan de verdachte bijzondere voorwaarden op te leggen. De verdachte heeft bij de reclassering en op de terechtzitting aangegeven dat hij zal meewerken aan de bijzondere voorwaarden, zoals die zijn geformuleerd in het rapport van 15 januari 2025.
Conclusies van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de bewezen verklaarde feiten, in beginsel zonder meer een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur rechtvaardigt. Daar staat tegenover dat de rechtbank, gelet op de aard van de zaak, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, het tijdsverloop en de proceshouding van de verdachte, ruimte ziet om aan de verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, gecombineerd met een taakstraf.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 360 dagen moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen een gedeelte van deze straf, te weten 358 dagen, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank acht een forse voorwaardelijke gevangenisstraf passend en wil hiermee bereiken dat de verdachte ervan doordrongen blijft dergelijke (verkeerde) keuzes niet opnieuw te maken. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de verdachte een proeftijd langer dan twee jaar op te leggen, zoals door de officier van justitie geëist. De rechtbank zal aan de proeftijd de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering verbinden, met uitzondering van de voorwaarde met betrekking tot het vermijden kinderporno. De rechtbank ziet hiervoor gelet op de context waarin de bewuste video is gemaakt geen noodzaak.
Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 240 uren moet worden opgelegd.

8.Het beslag

Onder de verdachte is een telefoon in beslag genomen. De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de telefoon zal onttrekken aan het verkeer, omdat daarmee de kinderporno is gemaakt. De raadsman heeft geen verweer over het beslag gevoerd.
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven telefoon moet worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken het onder 5 bewezen verklaarde feit met behulp van dat voorwerp is begaan en het ongecontroleerde bezit van dat voorwerp is in strijd met de wet of het algemeen belang, omdat de strafbare afbeeldingen/video’s zich daarop bevinden en aangenomen moet worden dat die afbeeldingen/video’s niet op eenvoudige wijze van dat voorwerp kunnen worden verwijderd.

9.Vorderingen van de benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

9.1
De vordering van [slachtoffer] ten aanzien van feiten 1 primair, 2, en 5
Namens de benadeelde partij [slachtoffer], vertegenwoordigd door haar ouder [naam], is door haar advocaat, mr. B. Roodveldt, advocaat te Zaandam, een vordering tot schadevergoeding van € 7.500,- ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die zij zou hebben geleden als gevolg van hetgeen onder feiten 1 primair, 2 en 5 is ten laste gelegd. Daarnaast vraagt zij om het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van deze vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, maar heeft wel gevraagd het bedrag te matigen.
Het beoordelingskader
Als de schade die het gevolg is van een gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust (hier: de bewezenverklaarde feiten) nadeel omvat dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding als hij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon op andere wijze is in ieder geval sprake als de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daarvoor is nodig dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. In voorkomend geval kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zó voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Van zo’n aantasting is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat, gezien de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten, evident is dat de lichamelijke integriteit van de benadeelde partij is geschonden en dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW. Vergoeding van de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 5.000,- komt de rechtbank billijk voor en de rechtbank splitst de vordering in zoverre en wijst de vordering tot dat bedrag gedeeltelijk toe. De rechtbank heeft hierbij gelet op de aard en ernst van de feiten, de bedragen die in vergelijkbare zaken worden toegewezen en de onderbouwing van de gestelde immateriële schade tot op heden. De benadeelde partij zal ten aanzien van het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] in verband met de bewezenverklaarde feiten 1 primair, 2, en 5 zal dus gedeeltelijk worden toegewezen, namelijk tot een bedrag van € 5.000,-. Het toegewezen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank bepaalt de datum waarop de wettelijke rente aanvangt op 2 januari 2023.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
9.2
De vordering van [slachtoffer] ten aanzien van feit 3
Namens de benadeelde partij [slachtoffer], vertegenwoordigd door haar ouder [naam], is door haar advocaat, mr. B. Roodveldt, advocaat te Zaandam, een vordering tot schadevergoeding van € 1.500,- ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die zij zou hebben geleden als gevolg van hetgeen onder feit 3 is ten laste gelegd. Daarnaast vraagt zij om het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gewezen op het ontbreken van een onderbouwing van de psychische schade. De raadsman heeft zich verder gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, maar heeft wel gevraagd het bedrag te matigen.
Oordeel van de rechtbank
Aan de hand van het hiervoor in paragraaf 9.1 onder “Het beoordelingskader” beschreven toetsingskader ten aanzien van de vergoeding van immateriële schade als gevolg van aantasting van de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW overweegt de rechtbank als volgt.
In deze zaak is de benadeelde partij door de verdachte meerdere uren onttrokken aan het wettig gezag van haar moeder. De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van dit gepleegde strafbare feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, ook gelet op de eigen rol van de benadeelde partij daarbij, niet meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zó voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon van de benadeelde partij op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW kan worden aangenomen. Dit maakt dat de rechtbank, gelet op het ontbreken van een geobjectiveerde onderbouwing van het bestaan van geestelijk letsel of andere ondervonden nadelige gevolgen, de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot vergoeding van de immateriële schade als gevolg van het bewezenverklaarde feit 3 niet-ontvankelijk zal verklaren. De benadeelde partij en de verdachte dragen ieder de eigen proceskosten.
9.3
De vordering van [naam] ten aanzien van feit 3
Namens de benadeelde partij [naam] is door haar advocaat, mr. B. Roodveldt, advocaat te Zaandam, een vordering tot schadevergoeding van € 1.500,- ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die zij zou hebben geleden als gevolg van hetgeen onder feit 3 is ten laste gelegd. Daarnaast vraagt zij om het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gewezen op het ontbreken van onderbouwing van psychische schade. De raadsman heeft zich verder gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, maar heeft wel gevraagd het bedrag aan immateriële schade te matigen.
Oordeel van de rechtbank
Aan de hand van het hiervoor in paragraaf 9.1 onder “Het beoordelingskader” beschreven toetsingskader ten aanzien van de vergoeding van immateriële schade als gevolg van aantasting van de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW overweegt de rechtbank als volgt.
In deze zaak is de dochter van de benadeelde partij door de verdachte meerdere uren onttrokken aan het wettig gezag van de benadeelde partij. De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van dit gepleegde strafbare feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, niet meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zó voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon van de benadeelde partij op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW kan worden aangenomen. Dit maakt dat de rechtbank, gelet op het ontbreken van een geobjectiveerde onderbouwing van het bestaan van geestelijk letsel of andere ondervonden nadelige gevolgen, de vordering van de benadeelde partij [naam] tot vergoeding van de immateriële schade als gevolg van het bewezenverklaarde feit 3 niet-ontvankelijk zal verklaren. De benadeelde partij en de verdachte dragen ieder de eigen proceskosten.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 36f, 57, 240b (oud), 242 (oud), 246 (oud) en 279 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 4 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
360 (driehonderdzestig) dagen. Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, te weten 358 (driehonderdachtenvijftig) dagen,
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als
bijzondere voorwaardendat:
1. De verdachte meldt zich binnen twee werkdagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis, telefonisch bij Reclassering Nederland op telefoonnummer [telefoonnummer]. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Hier kunnen ook huisbezoeken bij horen. Hij volgt de aanwijzingen van de reclassering op.
2. De verdachte werkt mee aan diagnostiek en laat zich zo nodig behandelen door de AFPN of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
3. De verdachte zal gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact opnemen, zoeken of onderhouden met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum].
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de verdachte gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
240 (tweehonderdveertig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Onttrektaan het verkeer:
- 1 STK GSM (PL1100-2023081654-G1479043).
Benadeelde partij ten aanzien van feit 1 primair, feit 2 en feit 5
[slachtoffer]
Wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 5.000,- (zegge: vijfduizend euro), bestaande uit immateriële schade.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 januari 2023.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer], van een bedrag van € 5.000,- (zegge: vijfduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door maximaal 60 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hiervoor genoemde aanvangsdata tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Benadeelde partijen ten aanzien van feit 3
[slachtoffer]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering. Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
[naam]
Verklaart de benadeelde partij [naam] niet-ontvankelijk in de vordering. Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.C.J. Lommen, voorzitter,
mr. C.S. Schoorl en mr. M.E. Olthof, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L. Verheul,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 juli 2025.