In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 22 juli 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 26 september 2022 te Akersloot, gemeente Castricum, opzettelijk cocaïne aanwezig heeft gehad. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van in totaal 856,04 gram cocaïne, verdeeld over verschillende hoeveelheden. Tijdens de rechtszitting op 8 juli 2025 heeft de rechtbank de standpunten van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De officier van justitie heeft gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging heeft gepleit voor vrijspraak, stellende dat de verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne in zijn woning.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de cocaïne op verschillende plekken in de woning van de verdachte is aangetroffen, waaronder in een kastje in de keuken en in een colbert in de slaapkamer. De verdachte heeft verklaard dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de verdovende middelen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte op de hoogte moest zijn van de cocaïne, gezien de vindplaatsen en de omstandigheden. De rechtbank heeft de verklaring van een medeverdachte, die stelde dat hij de cocaïne zonder medeweten van de verdachte in de woning had verstopt, als onbetrouwbaar beoordeeld.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte schuldig bevonden aan het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en heeft zij een gevangenisstraf van 80 dagen opgelegd, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in strafmatigende zin. De rechtbank heeft ook beslist dat de in beslag genomen geldbedragen aan de verdachte moeten worden teruggegeven, omdat er geen verband is aangetoond met het bewezen verklaarde feit.