ECLI:NL:RBNHO:2025:8371

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 juli 2025
Publicatiedatum
22 juli 2025
Zaaknummer
C/15/359547 / JU RK 24-1789
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van de jeugdzorg

Op 3 juli 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De kinderrechter heeft de beschikking gegeven in het kader van de jeugdzorg, waarbij de machtiging tot uithuisplaatsing is verlengd tot 16 januari 2026. De zaak is behandeld met gesloten deuren, waarbij de ouders en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren. De moeder was niet ter zitting aanwezig, maar heeft na de zitting contact opgenomen met de griffie om haar afwezigheid toe te lichten. De vader is wel gehoord, en heeft zijn wens om contact met [de minderjarige] te hebben kenbaar gemaakt.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling de noodzaak van de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing onderbouwd. [de minderjarige] staat sinds 17 oktober 2023 onder toezicht en is sinds die datum uit huis geplaatst. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de huidige pleegzorgsituatie perspectief biedt, maar dat er ook zorgen zijn over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [de minderjarige]. De GI heeft het verzoek tot verlenging van de machtiging ingediend, waarbij zij heeft aangegeven dat [de minderjarige] intensieve begeleiding nodig heeft en dat een plaatsing bij de grootouders niet passend is.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat het in het belang van [de minderjarige] is om in het huidige pleeggezin te blijven, gezien de specifieke zorgbehoeften en de problematiek van de ouders. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beschikking direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. Tegen deze beschikking staat hoger beroep open bij het gerechtshof Amsterdam, waarbij belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak of betekening in beroep kunnen gaan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/359547 / JU RK 24-1789
Datum uitspraak: 3 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling de Jeugd- & Gezinsbeschermers,
gevestigd te Alkmaar,
hierna te noemen de GI.
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. J. Brouwer, kantoorhoudende te Rotterdam,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] ,
[de pleegouders],
hierna te noemen de pleegouders,
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 2 december 2024
  • een beschikking van deze rechtbank van 12 december 2024;
  • aanvullende informatie van de GI, ingekomen op 20 juni 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 3 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
- [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI;
- mr. A. van der Pol, waarnemend advocaat van de moeder;
- de vader.
1.3
De pleegouders zijn, met voorafgaand bericht, niet ter zitting verschenen.
1.4
De moeder is niet ter zitting verschenen. Zij heeft na de zitting contact opgenomen met de griffie en doorgegeven waarom zij niet ter zitting aanwezig kon zijn.
1.5
De vader is op een apart tijdstip gehoord, in aanwezigheid van mevrouw
[vertegenwoordiger van de GI] van de GI.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] staat sinds 17 oktober 2023 onder toezicht. Deze maatregel is voor het laatst bij beschikking van 12 december 2024 verlengd met een jaar, tot 16 januari 2025.
2.3.
[de minderjarige] is sinds 17 oktober 2023 uit huis geplaatst in een pleeggezin. Deze maatregel is voor het laatst bij beschikking van 12 december 2024 verlengd, tot 16 juli 2025. Hierbij heeft de kinderrechter de beslissing op het verzoek van de GI voor het overige aangehouden.
2.4.
[de minderjarige] verblijft bij [de pleegouders] in [plaats] .

3.Het verzoek

3.1.
De GI heeft het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing (voor de duur van de ondertoezichtstelling) gehandhaafd, en verzocht om deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De GI heeft hiertoe – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
3.2
[de minderjarige] woont sinds december 2024 in een perspectiefbiedend nieuw pleeggezin. Hij ontwikkelt zich op bepaalde vlakken positief, maar er bestaan ook zorgen over zijn sociaal emotionele ontwikkeling en leerprestaties. [de minderjarige] functioneert niet zonder intensieve één op één begeleiding. Zonder nabijheid en structuur raakt hij snel gefrustreerd en angstig, wat zich uit in grensoverschrijdend (fysiek en verbaal) gedrag. Zijn trauma- en hechtingsproblematiek speelt hierbij een grote rol. Medio mei 2025 is [de minderjarige] begonnen met therapie, gericht op het verwerken van ingrijpende gebeurtenissen en het versterken van zijn sociaal-emotionele weerbaarheid. Om [de minderjarige] hiervoor de ruimte te geven, is de omgang met de moeder teruggebracht naar eenmaal per vier weken. De omgang verloopt goed, maar [de minderjarige] laat na de omgang geregeld lichamelijke en emotionele klachten zien.
3.3
De moeder beschikt sinds mei 2025 niet meer over een vast woonadres en
kampt nog altijd met gezondheidsproblematiek. Onderzocht is of een plaatsing van
[de minderjarige] bij zijn grootouders (mz) mogelijk is. Dit wordt door iHub niet passend geacht,
gelet op de specifieke opvoedingsbehoefte van [de minderjarige] . Daarbij woont halfzus [halfzus]
al bij de grootouders (mz), wat gelet op de beginnende pubertijd veel draagkracht van haar opvoeders vraagt. De GI acht het daarom van belang dat [de minderjarige] in het pleeggezin kan blijven wonen.
4.
De standpunten
4.1
Mr. Van der Pol heeft namens de moeder geen standpunt naar voren kunnen brengen, omdat hij voor de zitting geen contact met haar heeft kunnen krijgen.
4.2
De vader heeft aangegeven dat hij graag contact wil met [de minderjarige] . Dit heeft
hij al eerder bij de GI aangegeven, maar er is nooit wat mee gedaan. De moeder heeft onwaarheden over de vader verteld, waardoor hij in een kwaad daglicht is komen te staan. De vader heeft een moeilijke periode achter de rug, maar hij heeft zijn leven weer opgepakt.

5.De beoordeling

5.1
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat
de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [1] De kinderrechter neemt hierbij het volgende in overweging.
5.2
De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] bij beschikking van 12 december 2024 verlengd met zes maanden. De beslissing op het verzoek van de GI is voor het overige aangehouden, zodat kon worden onderzocht of een plaatsing van [de minderjarige] bij zijn grootouders (moederszijde, hierna: mz) mogelijk zou zijn.
5.3
Hoewel het doorgaans de voorkeur heeft om een kind binnen het netwerk te plaatsen, is gebleken dat een plaatsing van [de minderjarige] bij zijn grootouders (mz) niet passend
is. Dit vanwege de problematiek van [de minderjarige] en de hieruit voortkomende grote zorgbehoefte, in combinatie met het feit dat de grootouders al de zorg dragen voor de oudere halfzus
van [de minderjarige] . Hierdoor wordt er bij de grootouders (mz) geen ruimte gezien om [de minderjarige] de structuur en intensieve begeleiding te bieden die hij nodig heeft.
5.4
De kinderechter is gelet op het voorgaande met de GI van oordeel dat het belangrijk is dat [de minderjarige] in het huidige, perspectiefbiedende pleeggezin kan blijven wonen. Daarom zal het verzoek van de GI tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor de overige zes maanden worden toegewezen.
5.5
Ten overvloede merkt de kinderrechter op dat het belangrijk is om in de komende periode ook te bekijken welke rol de vader in het leven van [de minderjarige] kan spelen, nu de vader heeft aangegeven dat hij contact met [de minderjarige] wil. Hierbij staat wel het belang van [de minderjarige] en wat hij hierin al dan niet aankan, voorop.
5.6
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] , in een voorziening voor pleegzorg tot 16 januari 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2025 door mr. A.S. van Leeuwen, kinderrechter, in aanwezigheid van S. Rebel als griffier, en op schrift gesteld op 15 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Amsterdam. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek.