ECLI:NL:RBNHO:2025:8254

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 mei 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
C/15/363235
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop van gemeenschappelijke woning en zorgregeling voor minderjarige na relatiebreuk

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 26 mei 2025, zijn partijen ex-partners die samen een woning bezitten. De vrouw, eiseres, vordert dat de man, gedaagde, meewerkt aan de verkoop van de gemeenschappelijke woning, op straffe van een dwangsom. De man heeft inmiddels zijn handtekening gezet onder de verkoopopdracht, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat hij in het afgelopen jaar onvoldoende heeft meegewerkt aan de verkoop. De voorzieningenrechter wijst de vordering van de vrouw grotendeels toe, maar wijst de verzoeken van de man om een wijziging van de zorgregeling voor hun minderjarige kind grotendeels af, omdat de situatie niet spoedeisend genoeg is. Wel wordt bepaald dat de man een opvangdag met de vrouw kan ruilen, zodat het kind langer bij zijn oma kan zijn. De zaak is een kort geding, waarbij de voorzieningenrechter de belangen van het kind en de noodzaak van de woningverkoop tegen elkaar afweegt.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/363235 / KG ZA 25-150
Vonnis in kort geding van 26 mei 2025
in de zaak van
[eiser],
te [plaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. R. Bottenheft,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. J. ‘t Hart.
De zaak in het kort
Partijen zijn ex-partners. De vrouw wil dat de man meewerkt aan de verkoop van de gemeenschappelijke woning, op straffe van een dwangsom. Volgens de man moeten de vorderingen van de vrouw worden afgewezen, omdat hij heeft inmiddels zijn handtekening onder de verkoopopdracht aan makelaar heeft gezet. De voorzieningenrechter wijst de vordering van de vrouw grotendeels toe, want alhoewel de man met zijn akkoord een goede stap heeft gezet, hij heeft het afgelopen jaar allerminst aan de verkoop meegewerkt.
De man wil op zijn beurt dat de voorzieningenrechter tijdelijk een andere zorgregeling en vakantie- en feestdagenregeling voor het minderjarige kind van partijen bepaalt. De voorzieningenrechter wijst die vorderingen grotendeels af, met name omdat de situatie niet zodanig spoedeisend is dat de lopende procedure bij de familierechter, waarin de man dezelfde voorlopige voorziening heeft gevraagd, en het overleg met verschillende hulpverleners betrokken bij het kind, dat op afzienbare termijn zal plaatsvinden, niet kan worden afgewacht. Wel bepaalt de voorzieningenrechter dat de man een opvangdag met de vrouw kan ruilen, zodat de minderjarige langer aaneengesloten met de man bij haar oma kan zijn. Dit wordt hierna uitgelegd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 25 maart 2025 met producties 1 - 8
- Eis in reconventie met productie 1
- Akte overleggen producties met productie 9 van [eiser]
- Akte overleggen producties met productie 10 - 15 van [eiser]
- productie 2 van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling van 12 mei 2025, waarbij mr. Bottenheft spreekaantekeningen heeft overgelegd en de griffier voor het overige aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Ten slotte is er een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

in conventie
2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad die in 2023 is verbroken.
2.2.
Partijen zijn samen eigenaar van het appartementsrecht rechtgevende op het gebruik van de woning aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning). [gedaagde] verblijft in de woning. [eiser] heeft de woning op 1 juni 2023 verlaten.
2.3.
Naar aanleiding van een procedure aangespannen door [eiser] hebben partijen op 29 april 2024 een overeenkomst gesloten over onder meer verkoop van de woning (hierna: de overeenkomst). Daarin is in artikel 2 “De gezamenlijke woning en daarmee verband houdende rechten en lasten” onder 2.6 en 2.7 het volgende opgenomen:
2.6
Vanuit het aandeel van de vrouw in de netto verkoopopbrengst (te weten de helft), vergoed de vrouw na ontvangst van haar deel van de verkoopopbrengst aan de man:
- de helft van de kosten van de schoonmaker die door partijen samen wordt ingeschakeld voor het “verkoopklaar” maken van de woning. Beide partijen dienen akkoord te geven op de offerte voor de in te schakelen schoonmaker;
- de helft van de maandelijkse aflossing op de hypotheekschuld in de periode 1 december 2023 tot aan de levering van de woning aan de koper.
2.7
Vanuit het aandeel van de man in de netto verkoopopbrengst (te weten de
helft), vergoed de man na ontvangst van zijn deel van de verkoopopbrengst
aan de vrouw:
- de maandelijkse VVE kosten van € 25,- per maand, vanaf 1 december 2023 tot aan de datum van levering van de woning aan de koper. De hypotheekschuld bedroeg per de datum van 1 december 2023 nog € 246.165,09.
2.4.
Op 2 juli 2024 hebben partijen Puur Makelaars (hierna: Puur) opdracht gegeven tot verkoop van de woning.
2.5.
Op 2 oktober 2024 heeft Puur de opdracht teruggegeven. In een e-mail van die datum heeft de betrokken makelaar van Puur hierover aan partijen bericht:
Beste [gedaagde] en [eiser] ,
We hebben jullie woning nu zo’n 3 maanden in de verkoop.
En wij moeten concluderen dat zoals het nu gaat de woning voor ons niet verkoopbaar is. Zoals we meerder malen hebben aangegeven missen de kijkers de afwerking die nodig is. Ons advies om de woning af te maken hebben jullie in de wind geslagen. Ook helpt het niet als er tijdens een bezichtiging een matras de trap blokkeert, het rommelig is of zoals vandaag het enorm ruikt naar frituur.
Wij komen tot de conclusie dat wij de woning op deze manier niet gaan verkopen en geven de opdracht dan ook formeel terug.
In een Whatsapp-bericht heeft de betrokken makelaar hierover aan [eiser] geschreven:
He [eiser] . Jouw ex gaf aan dat t matras er lag omdat hij zich in de dag had vergist. Voor mij was dit de tweede bezichtiging die ik bij jullie deed dus vandaar mijn twijfel. Een huis verkoopt zich niet vanzelf. Derde bezichtiging lag er stront in de wc en vierde bezichtiging stonk het hele huis naar frituur.
2.6.
[eiser] heeft vervolgens andere verkoopmakelaars benaderd. [bedrijf] makelaars (hierna: de verkoopmakelaar) heeft op 7 oktober 2024 partijen een verkoopvoorstel gedaan.
2.7.
Bij e-mail van 23 december 2024 aan [eiser] heeft [gedaagde] te kennen gegeven in te stemmen met de inzet van de verkoopmakelaar. Bij e-mail van 2 januari 2025 aan partijen heeft de verkoopmakelaar hen verzocht om een schriftelijke bevestiging van zijn verkoopvoorstel ook aan hem. [gedaagde] heeft hierop geen akkoord gegeven.
2.8.
Op 29 april 2025 heeft [gedaagde] zijn handtekening gezet onder de verkoopopdracht aan de verkoopmakelaar. De woning staat inmiddels te koop.
in reconventie
2.9.
Partijen zijn ouders van de minderjarige [minderjarige] en hebben samen het ouderlijk gezag over haar.
2.10.
Op 29 januari 2024 hebben partijen voor [minderjarige] een ouderschapsplan met een zorgregeling en vakantie- en feestdagenregeling afgesproken. Daarna is hierover tussen partijen alsnog discussie ontstaan.
2.11.
De huidige zorgregeling houdt in dat [minderjarige] volgens een tweewekelijks schema zoals hierna opgenomen, afwisselend bij [eiser] dan wel bij [gedaagde] is:
2.12.
In verband met zorgen over [minderjarige] hebben partijen contact met Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) en Veilig Thuis. [gedaagde] heeft tot op heden geen vervolg willen geven aan door CJG geboden hulpverlening. Op verzoek van 30 april 2025 van Veilig Thuis zullen op afzienbare termijn tijdens een overleg van de Jeugdbeschermingstafel zorgen over [minderjarige] worden besproken. [1]
2.13.
Eind december 2024 heeft [gedaagde] bij deze rechtbank, sector Familie en Jeugd, een verzoek ingediend tot wijziging van de zorgregeling en een provisionele vordering in dat kader. Het verzoek en de provisionele vordering zijn nog niet inhoudelijk door de rechtbank behandeld.
Tekst

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
1. [eiser] machtigt om de woning te gelde te maken, welke machtiging inhoudt dat [eiser] bij uitsluiting van [gedaagde] bevoegd is alle rechtshandelingen te verrichten die nodig zijn voor de verkoop en de juridische levering van deze woning aan een derde,
2. [gedaagde] veroordeelt om:
a. zijn medewerking te verlenen aan het verkooptraject, waaronder onder meer begrepen het ongehinderd verschaffen van toegang tot de woning aan de makelaar en geïnteresseerde kopers, de afgifte van de sleutel aan de door [eiser] ingeschakelde makelaar ten behoeve van bezichtiging door potentiële kopers, het zich voegen naar adviezen en aanwijzingen van de makelaar die financieel haalbaar zijn, het opruimen en schoonhouden van de woning voorafgaand aan bezichtigingen en het leeg en schoon opleveren van de woning met aanhorigheden bij levering;
b. zodra het verkooptraject aan een derde in gang is gezet, zich te onthouden van handelingen die spoedige en optimale verkoop van de woning op welke wijze dan ook belemmeren;
c. na verkoop en levering van de woning aan een derde er mee in te stemmen dat de transporterend notaris de overwaarde van de woning bij helfte uitkeert aan partijen, waarbij de kosten genoemd onder 2.6 en 2.7 van de overeenkomst worden verrekend vanuit het aandeel van [eiser] dan wel [gedaagde] ;
d. dit alles op straffe van een dwangsom van € 1.000 per dag dat [gedaagde] geen uitvoering geeft aan de in het ten deze te wijzen vonnis bepaalde.
subsidiair:
3. [gedaagde] gelast om zijn volledige medewerking te verlenen aan spoedige verkoop van de woning (en daarbij alles te gehengen en te gedogen dat deze verkoop bevordert)in het bijzonder aan:
a. het ondertekenen van de opdrachtbevestiging bij [bedrijf] makelaars, die als bemiddelaar bij de verkoop optreedt en de vraag- en laatprijs zal vaststellen;
b. het ongehinderd verschaffen van toegang tot de woning aan de makelaar en geïnteresseerde kopers;
c. het (laten) plaatsen en laten staan en/of hangen van verkoopborden aan/of bij de woning;
d. het opruimen en schoonhouden van de woning voorafgaand aan bezichtigingen;
e. het zich onthouden van handelingen die een spoedige en optimale verkoop van de woning op welke wijze dan ook belemmeren;
f. het zich voegen naar adviezen en aanwijzingen van de makelaar (waaronder mede begrepen het vaststellen c.q. aanpassen van de te hanteren vraag- en laatprijs);
dit alles op straffe van een dwangsom van € 1.000 per keer dat [gedaagde] aan voornoemde in onvoldoende mate heeft voldaan en [gedaagde] nalaat om binnen twee kalenderdagen na dagtekening van een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van [eiser] of de verkoopmakelaar zijn medewerking aan de betreffende verplichting te verlenen,
4. [gedaagde] veroordeelt zijn volledige en onvoorwaardelijke medewerking te verlenen die benodigd is voor de verkoop en de levering van de woning alsmede om na verkoop en levering van de woning aan een derde ermee in te stemmen dat de transporterend notaris de overwaarde van de woning bij helfte uitkeert aan partijen, waarbij de kosten genoemd onder 2.6 en 2.7 van de overeenkomst van 29 april 2024 worden verrekend vanuit het aandeel van [eiser] dan wel [gedaagde] , op straffe van een dwangsom van € 1.000 per dag dat [gedaagde] geen uitvoering geeft aan de in het ten deze te wijzen vonnis bepaalde, en bij gebreke waarvan het ten deze te wijzen vonnis in de plaats treedt van de voor de koop- en/of leveringsakte benodigde wilsverklaring van [gedaagde] ex artikel 3:300 Burgerlijk Wetboek (BW),
5. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van dit geding, waaronder begrepen de advocaatkosten van [eiser] .
3.2.
[eiser] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] niet vrijwillig meewerkt aan de daadwerkelijke verkoop en levering van de woning aan een derde.
3.3.
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen waarbij ieder de eigen proceskosten draagt. Hij heeft immers inmiddels de opdrachtbevestiging voor het inschakelen van de makelaar getekend.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal de voorzieningenrechter hierna, voor zover van belang, nader ingaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagde] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. bepaalt dat de zorgregeling tijdelijk als volgt zal zijn:
 [eiser] heeft de zorg voor [minderjarige] op maandag en dinsdag
 [gedaagde] heeft de zorg op donderdag en vrijdag
 de woensdag is de zorg om en om voor partijen (in even weken voor [eiser] en oneven weken voor [gedaagde] )
 in het weekend hebben partijen om en om de zorg voor [minderjarige] .
II. bepaalt dat de vakantie- en feestdagenregeling tijdelijk als volgt zal zijn:
 [minderjarige] is in de vakanties die een week duren aansluitend of voorafgaand aan het weekend bij [gedaagde] tot of vanaf woensdag 12.00 uur;
 [minderjarige] is in de vakanties die twee weken duren aansluitend aan het weekend tot zaterdag 10.00 uur bij [gedaagde] , of als de vakantie niet start met een weekend bij [gedaagde] , in de tweede week tot zaterdag 10.00 uur;
 [minderjarige] is in de even jaren de eerste helft van de zomervakantie bij [gedaagde] en in de oneven jaren de tweede helft;
 [minderjarige] is de kerstvakantie in de oneven jaren op tweede kerstdag bij [gedaagde] en met Oud en Nieuw en de overige dagen in de eerste week en in de even jaren omgekeerd;
 de overige feestdagen is in de oneven jaren [minderjarige] bij [gedaagde] of op de tweede dag indien de feestdagen uit twee dagen bestaat en in even jaren enkel de eerste feestdag.
 [minderjarige] is de kerstvakantie in de oneven jaren op tweede kerstdag bij [gedaagde] en met Oud en Nieuw en de overige dagen in de eerste week en in de even jaren omgekeerd;
 [minderjarige] viert Vietnamees nieuwjaar bij [gedaagde] ;
 [minderjarige] viert in de oneven jaren haar verjaardag bij [gedaagde] ;
 [minderjarige] viert de verjaardag van haar ouders op de dag zelf met de jarige ouder;
 [minderjarige] gaat mee indien directe familie (grootouders, ooms of tantes) of de partner hun verjaardag vieren naar de desbetreffende familie of partner.
I. en II. beide als tijdelijke regeling tot en met de uitspraak in de voorlopige voorziening die is geregistreerd onder kenmerk C/15/360467 of in de bodemprocedure geregistreerd onder C/15/360463, alsmede [eiser] te veroordelen om een dwangsom te betalen voor elke dag of dagdeel dat zij de beslissing niet nakomt van € 500 per dag of dagdeel met een maximum van € 50.000.
3.6.
[gedaagde] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat [minderjarige] vermoeid is door de vele wisselingen in de huidige zorgregeling, dat de huidige zorgregeling het hem als zzp’er in de bouw moeilijk maakt langdurige klussen aan te nemen en dat hij een langere aaneengesloten tijd met [minderjarige] op bezoek wil bij zijn ernstig zieke moeder in Zwolle. Alleen een weekend is te kort, aldus [gedaagde] .
3.7.
[eiser] voert verweer en wenst de zorgregeling zoals overeengekomen in het ouderschapsplan in stand te laten, in ieder geval tot het overleg van de Jeugdbeschermingstafel.
3.8.
Op de stellingen van partijen zal de voorzieningenrechter hierna, voor zover van belang, nader ingaan.

4.De beoordeling

in conventie
Spoedeisend belang
4.1.
Voor de behandeling in kort geding is het noodzakelijk dat er sprake is van spoedeisendheid. Uit de wet volgt dat van deelgenoten niet kan worden verwacht dat zij onnodig lang met een onverdeelde gemeenschap blijven zitten. Vaststaat dat partijen wat betreft de woning twee jaar na het verbreken van de relatie nog in een onverdeeldheid verkeren en [eiser] al sinds 2024 aandringt op verkoop van de woning waarvan zij niet langer gebruik maakt. [eiser] heeft dan ook spoedeisend belang bij haar vorderingen.
Verkooptraject
4.2.
Tussen partijen staat vast dat de woning moet worden verkocht. Weliswaar heeft [gedaagde] inmiddels de opdracht aan de verkoopmakelaar ondertekend en staat de woning sweer in de verkoop, maar uit de e-mail en het WhatsApp-bericht van de vorige makelaar (zie 2.5) blijkt dat [gedaagde] het afgelopen jaar tot op ontvangst van de dagvaarding allerminst heeft meegewerkt aan de daadwerkelijke verkoop van de woning. Omdat [gedaagde] inmiddels zijn akkoord aan de verkoopopdracht heeft gegeven en daarmee blijk heeft gegeven te gaan meewerken, zal de voorzieningenrechter de primaire vorderingen afwijzen. De voorzieningenrechter ziet in het eerdere uitblijven van een constructieve medewerking van [gedaagde] wel aanleiding de nog relevante vorderingen onder 3. toe te wijzen en daaraan de gevorderde dwangsommen verbinden, zij het dat de dwangsommen zullen worden beperkt als volgt onder de beslissing.
Verkoop en levering
4.3.
De voorzieningenrechter zal [gedaagde] ook veroordelen om mee te werken aan de daadwerkelijke verkoop en levering van de woning. Om executiegeschillen in dit kader te voorkomen zal de voorzieningenrechter aan die veroordeling de gevorderde reële executie van artikel 3:300 lid 1 BW verbinden. Dit betekent dat in het geval [gedaagde] niet (tijdig) meewerkt aan deze veroordeling, dit vonnis dezelfde kracht heeft als een door [gedaagde] ondertekende volmacht aan [eiser] om de nodige rechtshandelingen ook namens hem te verrichten.
4.4.
[eiser] heeft het dan in haar macht dat de woning wordt verkocht en geleverd. Bij het daarvoor ook opleggen van dwangsommen heeft zij onvoldoende belang. Deze deelvordering zal de voorzieningenrechter dan ook afwijzen.
Verdeling overwaarde
4.5.
Verder vordert [eiser] dat [gedaagde] wordt veroordeeld ermee in te stemmen dat de transporterend notaris de overwaarde van de woning bij helfte uitkeert aan partijen, waarbij conform de overeenkomst bepaalde kosten worden verrekend vanuit het aandeel van [eiser] dan wel [gedaagde] . Deze vordering ziet op nakoming van de overeenkomst. De inhoud van de overeenkomst staat tussen partijen niet ter discussie. De voorzieningenrechter zal deze vordering dan ook toewijzen en daaraan ook de gevorderde reële executie als hiervoor omschreven verbinden.
Proceskosten
4.6.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. [eiser] heeft geen feiten en omstandigheden gesteld die aanleiding geven om van deze gebruikelijke compensatie af te wijken.
Tot slot, de afspraak over investeringen in de woning voor de verkoop
4.7.
Het is in het belang van beide partijen dat de woning voor een zo hoog mogelijk bedrag wordt verkocht. In dat kader zijn partijen tijdens de mondelinge behandeling mondeling overgekomen dat [gedaagde] tot maximaal € 12.000 zal investeren aan de afwerking van de woning, waarbij de helft van de gedane investering zal worden verrekend met het aandeel van [eiser] in de overwaarde, doch alleen indien en voor zover de verkoopmakelaar die investering met het oog op de daarmee te bereiken stijging van de te verwachten verkoopwaarde aangewezen acht en er weinig tijd is gemoeid met het realiseren ervan. Partijen zullen op korte termijn met de makelaar in de woning overleggen over de vraag welke verbeteringen aan deze voorwaarden voldoen.
in reconventie
Spoedeisend belang
4.8.
De vraag is of [gedaagde] voldoende spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening door de voorzieningenrechter in dit kort geding. Daarbij is van belang dat [gedaagde] al bij de bodemrechter van sector familie en jeugd een verzoekschrift heeft ingediend en om een provisionele vordering heeft gevraagd die beide strekken tot dezelfde wijziging van de overeengekomen zorgregeling en feest- en vakantieregeling als in deze procedure gevorderd. In beginsel kan van [gedaagde] worden gevergd dat hij de behandeling daarvan afwacht. Daarnaast zal op afzienbare termijn een overleg van de Jeugdbeschermingstafel plaatsvinden waarin dit aan de orde kan worden gesteld.
4.9.
Daarbij komt dat op grond van artikel 223 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) [gedaagde] de mogelijkheid heeft om in een lopende bodemzaak een voorlopige voorziening te doen treffen voor de duur van het geding, mits deze voorziening samenhangt met de hoofdzaak. Bij voorkeur beslist dezelfde rechter die uiteindelijk zal beslissen op het door [gedaagde] ingediende verzoekschrift ook of er aanleiding bestaat tot het treffen van voorlopige voorzieningen die daarmee verband houden, vooropgesteld dat een verzoek daartoe op korte termijn kan worden behandeld. Indien daarvan sprake is dan past de voorzieningenrechter, als restrechter, terughoudendheid.
4.10.
Tegelijkertijd is de voorzieningenrechter zich met partijen bewust van lange doorlooptijden bij de sector Familie & Jeugd. Verder is tussen partijen niet in geschil dat de moeder van [gedaagde] inmiddels ernstig ziek is en dat zij en [minderjarige] een sterke band hebben. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] toegelicht dat hij ook om die reden wenst op korte termijn de zorgregeling aan te passen naar meer aaneengesloten tijd met [minderjarige] , zodat hij beter in staat is om samen met [minderjarige] en buiten schooltijd zijn moeder te bezoeken. In zoverre is beoordeling van de gevraagde aanpassing spoedeisend.
Aanpassing zorgregeling
4.11.
Er is wat betreft de gesteldheid van de oma van [minderjarige] naar het oordeel van de voorzieningenrechter sprake van een wijziging van omstandigheden op grond waarvan de zorgregeling al op korte termijn tijdelijk enige aanpassing behoeft. [2] Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling niet in onderling overleg tot een aanpassing kunnen komen. Daarom zal de voorzieningenrechter in het belang van [minderjarige] een beslissing nemen op de vordering van [gedaagde] .
4.12.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] te kennen gegeven bereid te zijn ad hoc dagen te ruilen. Hiervan uitgaande zal de voorzieningenrechter, om [minderjarige] in de gelegenheid te stellen haar oma tijdens een meer aaneengesloten tijd te bezoeken, de zorgregeling zo aanpassen dat [gedaagde] één keer per kalendermaand een vrijdag waarop [minderjarige] volgens de zorgregeling bij [eiser] zou zijn kan ruilen met een vrijdag in de voorafgaande week of de daaropvolgende week waarop [minderjarige] eigenlijk bij hem zou zijn. Zodoende kan [minderjarige] op vrijdag na schooltijd al met [gedaagde] mee naar haar oma voor desgewenst een lang weekend. De voorzieningenrechter benadrukt hierbij
na schooltijd, want het is in het belang van [minderjarige] dat [gedaagde] haar schoolgang respecteert en faciliteert.
Wanneer [gedaagde] van deze ruilmogelijkheid gebruik wil maken zal hij dit uiterlijk 48 uur vooraf aan [eiser] laten weten.
4.13.
De zorgregeling inclusief ruilmogelijkheid ziet er als volgt uit:

{afbeelding 1}

4.14.
Deze ruilmogelijkheid geldt totdat partijen samen - eventueel onder begeleiding van een hulpverlener of mediator zoals door [gedaagde] gesuggereerd - een nieuwe zorgregeling afspreken of, indien eerder, tot de uitspraak in de voorlopige voorziening of als die uitblijft de uitspraak in de bodemprocedure.
4.15.
Voor het overige wijst de voorzieningenrechter de vordering de zorgregeling aan te passen af, want de stelling van [gedaagde] dat [minderjarige] vermoeid is door de vele overdrachtsmomenten van de huidige zorgregeling is door [eiser] gemotiveerd bestreden. Zij ziet een normale vermoeidheid van een vierjarig kind en [minderjarige] slaapt prima, aldus [eiser] . Verder is de omstandigheid dat de huidige zorgregeling het aannemen van werk door [gedaagde] bemoeilijkt geen nieuwe omstandigheid, laat staan een zodanig spoedeisend dat het aanleiding geeft om vooruitlopend op de behandeling van de daarvoor aangewezen bodemprocedure en provisionele vordering, de overeengekomen zorgregeling verder aan te passen.
4.16.
Het laatste geldt ook voor de vordering onder II. om de vakantie- en feestdagenregeling aan te passen. Vanwege het ontbreken van het nodige spoedeisend belang zal deze vordering worden afgewezen.
Geen dwangsom
4.17.
Mede gelet op haar bereidverklaring tijdens de mondelinge behandeling om te ruilen gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat [eiser] de zorgregeling inclusief tijdelijke ruilmogelijkheid zal naleven. De voorzieningenrechter ziet dan ook geen enkele aanleiding voor het opleggen van een dwangsom. Dit deel van het verzoek zal worden afgewezen.
Proceskosten
4.18.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Ten overvloede
4.19.
De voorzieningenrechter benadrukt tot slot het belang van een betere communicatie tussen partijen en dat een hulpverleningstraject daaraan kan bijdragen. Dit is in het belang van [minderjarige] , want als partijen beter met elkaar omgaan gaat het ook beter met [minderjarige] .
Tekst

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
gebiedt [gedaagde] om zijn volledige medewerking te verlenen aan spoedige verkoop van de woning aan de [adres] te [plaats] en daarbij alles toe te laten en te dulden dat deze verkoop bevordert, in het bijzonder aan:
het (na daartoe gemaakte afspraak) ongehinderd verschaffen van toegang tot de woning aan de makelaar en geïnteresseerde kopers;
het (laten) plaatsen en laten staan en/of hangen van verkoopborden aan/of bij de woning;
het tot genoegen van de makelaar opruimen en schoonhouden van de woning voorafgaand aan bezichtigingen;
zich te onthouden van handelingen die een spoedige en optimale verkoop van de woning op welke wijze dan ook belemmeren;
het zich voegen naar adviezen en aanwijzingen van de makelaar (waaronder mede begrepen het vaststellen en aanpassen van de te hanteren vraag- en laatprijs),
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een dwangsom van € 500,00 per dag of een gedeelte daarvan in het geval dat hij twee kalenderdagen na dagtekening van een daartoe strekkend schriftelijk en concreet verzoek van [eiser] of de verkoopmakelaar met de nakoming van de veroordeling onder 5.1 in gebreke blijft, met een maximum van € 25.000,00,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om zijn volledige en onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van (zijn aandeel in de eigendom van) de woning aan de [adres] te [plaats] door:
 binnen twee werkdagen na een daartoe strekkend advies van de makelaar zijn medewerking te verlenen aan het tekenen van een door de makelaar geadviseerde koopovereenkomst met een koper;
 op eerste verzoek te verschijnen op een door de kopers/makelaar aangewezen notaris te bepalen datum en tijdstip voor de levering van de woning en de door de notaris opgestelde leveringsakte te tekenen,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om na verkoop en levering van de woning aan een derde ermee in te stemmen dat de transporterend notaris de overwaarde van de woning bij helfte uitkeert aan partijen, waarbij de kosten genoemd onder 2.6 en 2.7 van de overeenkomst conform de overeenkomst worden verrekend vanuit het aandeel van [eiser] dan wel [gedaagde] ,
5.5.
bepaalt dat dit vonnis, indien [gedaagde] de hiervoor onder 5.3 en 5.4 omschreven veroordelingen niet (tijdig) nakomt, op grond van artikel 3:300 lid 1 BW dezelfde kracht heeft als een door [gedaagde] ondertekende volmacht aan [eiser] om de in die veroordelingen omschreven rechtshandelingen ook namens hem te verrichten,
5.6.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen zo dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.9.
wijzigt de tussen partijen overeengekomen zorgregeling en bepaalt dat per datum van dit vonnis de zorgregeling als beschreven in randnummers 4.12 en 4.13 van dit vonnis geldt,
5.10.
bepaalt dat de wijziging als hiervoor onder 5.9 opgenomen tijdelijk geldt, te weten totdat partijen samen tot een nieuwe zorgregeling komen of, indien eerder, tot de uitspraak in de voorlopige voorziening met zaaknummer C/15/360467 of als die uitblijft de uitspraak in de bodemprocedure met zaaknummer C/15/360463,
5.11.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen zo dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.12.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.13.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2025.
1680

Voetnoten

1.Een overleg van tussen ouders/verzorgers/opvoeders, kind (ouder dan 12 jaar), de hulpverlener die de melding heeft gedaan, een medewerker van het Centrum Jeugd en Gezin, wijkteam en/of een jeugdbeschermingsorganisatie en een raadsonderzoeker van de Raad voor de Kinderbescherming.
2.artikel 1:253a in verbinding met artikel 1:377e BW