ECLI:NL:RBNHO:2025:8199

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
C/15/365041
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Conservatoir beslag op onroerende zaak en auto’s in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft verzoeker op 8 mei 2025 een verzoekschrift ingediend bij de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, met het doel een conservatoir beslag te leggen op de woning en auto’s van verweerder. Verzoeker heeft zijn vordering op verweerder begroot op € 202.252, met een voorlopige begroting van € 262.927,60 inclusief rente en kosten. Op 9 mei 2025 verleende de voorzieningenrechter voorlopig verlof voor het beslag, met de voorwaarde dat een definitieve beslissing zou volgen na het horen van beide partijen. Tijdens de zitting op 3 juli 2025 zijn beide partijen gehoord, waarbij de advocaten van verzoeker en verweerder hun standpunten hebben toegelicht.

Verweerder heeft betoogd dat zij door haar ex-partner is misbruikt in de leningsovereenkomsten en dat de vordering van verzoeker onvoldoende onderbouwd is. Daarnaast heeft zij aangevoerd dat het beslag op haar woning onevenredig bezwarend is, omdat zij een lagere rente kan krijgen bij een reguliere bank als het beslag wordt opgeheven. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de vordering van verzoeker summierlijk aannemelijk is en dat er voldoende vrees voor verduistering bestaat. De voorzieningenrechter heeft het beslag op de woning definitief verleend, maar onder voorwaarden: verweerder moet € 150.000 betalen en voor het overige deel van de vordering auto’s met een bepaalde waarde in gerechtelijke bewaring geven. Het verzoek om beslag op de auto’s is afgewezen, omdat deze niet meer op naam van verweerder staan. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer / rekestnummer: C/15/365041 / KG RK 25-353
Beschikking van 24 juli 2025
in de zaak van
[verzoeker],
te [plaats 1] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. R.P. van den Broek,
tegen
[verweerder], h.o.d.n.
[bedrijf]
te [plaats 1] ,
verwerende partij,
hierna te noemen: [verweerder] ,
advocaat: mr. F.W.M. Groot.

1.De procedure

1.1.
Op 8 mei 2025 heeft [verzoeker] bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank een verzoekschrift met producties ingediend tot het verkrijgen van verlof voor het leggen van conservatoir beslag op een woning en auto’s van [verweerder] . Met betrekking tot de auto’s gaat het om handelsvoorraad van een eenmanszaak van [verweerder] . [verzoeker] heeft zijn vordering op [verweerder] begroot op € 202.252. Vermeerderd met rente en kosten heeft [verzoeker] verzocht deze vordering voorlopig te begroten op € 262.927,60.
1.2.
Op 9 mei 2025 heeft de voorzieningenrechter het door [verzoeker] verzochte verlof voorlopig verleend. Hij heeft daarbij bepaald dat een definitieve beslissing op het verzoek zal worden gegeven nadat beide partijen daarover zijn gehoord. De vordering is daarbij conform verzoek begroot op € 262.927,60.
1.3.
Vooruitlopend op het horen hebben partijen de volgende stukken ingediend:
- Akte met aanvullende producties 10 t/m 20 van 24 juni 2025 van [verzoeker]
- Tweede akte aanvullende producties 21 t/m 22 van 1 juli 2025 van [verzoeker]
- Derde akte aanvullende productie 23 van 2 juli 2025 van [verzoeker]
- Akte inbreng producties 1 t/m 4 van 2 juli 2025 van [verweerder]
- Vierde akte aanvullende producties 23 t/m 25 van 2 juli 2025 van [verzoeker]
- Akte inbreng producties 5 t/m 8 van 3 juli 2025 van [verweerder] .
1.4.
Op 3 juli 2025 zijn partijen gehoord, waarbij mr. Van den Broek en mr. Groot spreekaantekeningen hebben overgelegd en de griffier voor het overige aantekeningen heeft gemaakt. Daarna heeft mr. Van den Broek met toestemming van de voorzieningenrechter zich bij akte uitgelaten over productie 5 van [verweerder] .
1.5.
De beschikking is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[verweerder] heeft meerdere ondernemingen, waaronder een eenmanszaak ‘ [bedrijf] ’ (hierna: [bedrijf] ). [bedrijf] is een BOVAG erkende autogarage en beschikt over een werkplaats.
2.2.
[verweerder] is sinds 30 september 2024 eigenaar van de woning aan de [adres] [plaats 2] (hierna: de woning). Voor de financiering van de aankoopprijs van € 1.175.000 voor de woning heeft zij een hypothecaire geldlening gesloten met twee particuliere investeerders voor een bedrag van € 650.000 tegen een rente van 8,25% per jaar.
2.3.
Tot voor kort had [verweerder] een affectieve relatie met [betrokkene] (hierna: [betrokkene] ). [betrokkene] verricht(te) werkzaamheden voor onder meer [bedrijf] .
2.4.
[verzoeker] en [betrokkene] waren sinds 2022 bevriend en maakten afspraken over een samenwerking waarin [verzoeker] aan [bedrijf] geld zou lenen waarmee [bedrijf] tweedehands auto’s zou inkopen. Na onderhoud en reparatie door [bedrijf] zou zij de auto’s verkopen en de winst met [verzoeker] delen.
2.5.
In vervolg daarop hebben [verzoeker] en [verweerder] , handelend voor [bedrijf] , meerdere leningsovereenkomsten gesloten. In de leningsovereenkomst van 13 november 2024 die is ondertekend door [verweerder] , waarbij [verzoeker] ‘Leninggever’ is en [bedrijf] ‘Leningnemer’, zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen:
III. LOOPTIJD EN AFLOSSING
De Geldlening zal afgelost worden volgens het volgende schema:
-- Bij verkoop van de auto Volkswagen t-roc 1.5 tsi R-Line met chassisnummer [nummer] zal de lening worden afgelost van € 32.700,- met een vergoeding van 75% van de winst op de verkochte auto.
Betalingen aan de Leninggever dienen te geschieden middels bankoverschrijving naar IBAN [rekeningnummer] .
IV. BOETE
Indien de Leningnemer zijn betalingsverplichtingen niet binnen 3 maanden kan voldoen doordat de auto niet verkocht is. Zal de leningnemer de lening zelf overnemen door betaling van de hoofdsom van € 32.700,- vermeerderd met 25% van de beoogde winst die op de verkoop van de auto gegenereerd zou worden te noemen €10.300,-
Verder is in de overeenkomst bepaald dat [verzoeker] een “hypotheekrecht” krijgt op de betrokken auto als zekerheid voor betaling. Deze bepalingen zijn - afgezien van de specificaties van de betrokken auto – gelijk in andere leningsovereenkomsten tussen [verzoeker] en [verweerder] .
2.6.
Partijen hebben verder afgesproken dat de winst die [verzoeker] bij verkoop van de auto's toekwam, zou worden geherinvesteerd in de aankoop van andere auto's door [bedrijf] . De herinvesteringen zouden bij de leningen worden opgeteld.
2.7.
[verzoeker] heeft in totaal € 89.850,00 aan leningen overgemaakt op de bankrekening van [verweerder] / [bedrijf] .
2.8.
Begin maart 2025 hebben [verzoeker] en [betrokkene] contact gehad over het beëindigen van de samenwerking en de financiële afwikkeling van de nog openstaande leningen. [verzoeker] heeft daarbij op grond van de leningsovereenkomsten aanspraak gemaakt op terugbetaling van de leningen en betaling van een vergoeding van 75% van de beoogde winst. [verweerder] heeft niet betaald.
2.9.
Met het verlof van 9 mei 2025 van de voorzieningenrechter heeft [verzoeker] een deurwaarder opdracht gegeven het beslag te leggen. De deurwaarder heeft op 9 mei 2025 het RDW [1] geraadpleegd en geconstateerd dat geen van de auto’s waarvoor verlof is verleend op dat moment op naam van [verweerder] / [bedrijf] stond, zodat beslaglegging in zoverre niet mogelijk was. Diezelfde dag heeft de deurwaarder wel conservatoir beslag gelegd op de woning.
2.10.
[betrokkene] en [verzoeker] hebben daarna contact gehad over aflossingsregelingen. Tot aflossing is het niet gekomen. [verzoeker] heeft aangifte gedaan van bedreiging door [betrokkene] .

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Zo heeft zij primair omdat [verzoeker] met [betrokkene] zaken heeft gedaan en zich dan ook tot hem moet wenden. Weliswaar heeft zij de leningsovereenkomsten getekend, maar dat was omdat zij door haar dominante en agressieve ex-partner is misbruikt voor diens zakelijke doeleinden. Zij kende de leningsconstructie niet en kon daarover niet in vrijheid oordelen.
Subsidiair betwist [verweerder] de hoogte van de vordering; de vordering is volgens haar onvoldoende onderbouwd. Meer subsidiair voert [verweerder] aan dat het beslag op haar woning voor haar onevenredig bezwarend is. Sinds de koop van haar woning heeft zij zich ingespannen om de private hypothecaire financiering met een rente van 8,25% te vervangen door een lening bij een reguliere bank tegen een rente van circa 3,5%, wat jaarlijks bijna € 31.000 aan rente zou schelen. Een bank zal echter geen hypothecaire lening verstrekken wanneer er een conservatoir beslag op het onroerend goed ligt.
Meer subsidiair, wanneer het verlenen van verlof wel is aangewezen, dan is [verweerder] - onder protest - bereid alternatieve zekerheid aan te bieden, namelijk een beslag of eerste pandrecht op haar bedrijfsvoorraad auto’s, die in totaal een marktwaarde vertegenwoordigen van € 100.900, en op haar eigen nieuwe auto met een marktwaarde van bijna € 190.000, aldus [verweerder] .

4.De beoordeling

4.1.
Een beslagverzoek kan worden toegewezen wanneer sprake is van een vordering die summierlijk aannemelijk is. Daarnaast moeten bij de beoordeling van een beslagverzoek ook de wederzijdse belangen worden gewogen, waarbij aspecten van proportionaliteit en subsidiariteit moeten worden betrokken.
4.2.
De voorzieningenrechter zal het beslag op de woning onder voorwaarden opheffen en licht dit hierna toe. Eerst zal de voorzieningenrechter het formele verweer van [verweerder] behandelen.
Vrees voor verduistering
4.3.
[verweerder] heeft aangevoerd dat [verzoeker] in zijn beslagrekest onvoldoende vrees voor verduistering heeft gesteld. Dat verweer slaagt niet. In het beslagrekest is onder randnummer 2.4 het volgende opgenomen:
[verzoeker] heeft gegronde vrees dat [bedrijf] vermogensbestanddelen aan het verhaal door [verzoeker] zal onttrekken. Deze vrees wordt voornamelijk ingegeven door de bedreigingen die door [betrokkene] zijn geuit en het gegeven dat [bedrijf] , dan wel [verweerder] , dan wel [betrokkene] , niet meer reageren op de WhatsApp-berichten en e-mails van [verzoeker] . Vermogensbestanddelen, zoals auto’s, zijn
bovendien gemakkelijk te verplaatsen en van eigendom te doen veranderen, waarna deze onvindbaar zullen zijn en [verzoeker] zijn opeisbare vorderingen mogelijk niet meer kan verhalen op [bedrijf] .
4.4.
In het licht van het gedrag van [betrokkene] na de voorlopige beslaglegging zoals dat ter zitting uiteen is gezet, is deze formulering voldoende om in dit geval - bij weigering van het definitieve verlof - vrees voor verduistering van ook de onroerende zaak aan te nemen.
Inhoudelijk
4.5.
Het centrale verweer van [verweerder] is dat zij door [betrokkene] voor het karretje is gespannen en dat er sprake is van misbruik van omstandigheden. [verweerder] stelt dat [verzoeker] zich ervan had dienen te vergewissen dat degene die [betrokkene] en hij als de formele contractpartij naar voren wilden schuiven, de gekozen constructies ook daadwerkelijk kende en aanvaardde en daarover in vrijheid kon oordelen.
4.6.
Dit betoog slaagt niet. De bedrijfsactiviteiten en het vermogen van [verweerder] passen niet bij het beeld dat namens [verweerder] van haar ter zitting is geschetst, te weten: een administratief medewerkster bij het UWV die een klein onderneminkje drijft waarin zo nu en dan een autootje wordt ingekocht en weer verkocht. [verweerder] heeft namelijk na de start van haar eenmanszaak [bedrijf] in 2023 haar activiteiten uitgebreid met een eigen holdingmaatschappij NK Holding B.V. waar inmiddels drie werkmaatschappijen onder hangen: De Zaan Exclusief B.V., De Zaan Leasing B.V. en Garage Paltrok B.V. Laatstgenoemde onderneming heeft [verweerder] zelf met hulp van haar familie overgenomen.
Voorts is bij de ondernemingen personeel in dienst. Daarnaast heeft [verweerder] een aanzienlijk vermogen op haar naam. Zo heeft zij een woning met een koopprijs in september 2024 van € 1.175.000, waarvoor een hypothecaire geldlening van € 650.000 met een effectieve rente van 8,25% is afgesloten. Dat levert een bruto rentelast op van € 53.625 per jaar, die fiscaal slechts ten dele aftrekbaar zal zijn. De ondernemingen lonen kennelijk dusdanig dat [verweerder] daarmee haar hypotheeklast kan betalen. Daarnaast heeft zij een vrijwel nieuwe Audi op haar naam met een cataloguswaarde van circa € 190.000.
4.7.
Als [verweerder] wordt gevolgd in haar betoog heeft zij in al haar ondernemingen, of een aanzienlijk deel daarvan, toegelaten dat [betrokkene] daarin bedrijvigheid heeft ondergebracht, personeel in dienst heeft genomen en leiding geeft. Niet is uitgesloten dat zij daartoe is gekomen doordat [betrokkene] - haar (ex)partner - in de relatie een feitelijk overwicht had en/of dat er een patroon bestond waarin zij de feitelijke handel en wandel in (een deel van) de bedrijven die op haar naam staan, geheel aan [betrokkene] heeft overgelaten. Echter, dat sluit haar verantwoordelijkheid voor de daardoor ontstane vorderingen van derden niet uit. [verweerder] heeft namelijk alle overeenkomsten die [verzoeker] met [betrokkene] heeft afgesproken en waarop de vordering is gebaseerd, ondertekend. [verweerder] heeft blijkens het hiervoor genoemde, op haar naam staande aanzienlijke vermogen kennelijk ook mede de vruchten geplukt van de inspanningen van [betrokkene] . Zij zal dan ook moeten instaan voor de keerzijde van het verhaal: de vorderingen van derden die onvoldaan blijven.
4.8.
Voor een pleitbaar beroep op misbruik van omstandigheden is in een casus als deze op zijn minst vereist dat degene die het beroep doet daadwerkelijk en concreet benoemt wat de handelingen van de verhaalzoekende crediteur ( [verzoeker] ) zijn geweest, waarop dat misbruik is gebaseerd. De enkele algemene stelling van [verweerder] die hiervoor is weergegeven volstaat niet. De voorzieningenrechter zal dit argument dan ook passeren.
Bij dit alles kan in het midden blijven of de door [betrokkene] (mogelijk) met [verzoeker] gesloten aflossingsregelingen wel of niet met instemming en wetenschap van [verweerder] zijn aangegaan. Feit is dat deze regelingen niet worden nagekomen, hetgeen meebrengt dat [verzoeker] terugvalt op zijn oorspronkelijke vordering, waarop het verzoek tot beslaglegging is gebaseerd.
Omvang vordering
4.9.
Het verlof is voorlopig verleend voor een vordering van € 202.252 in hoofdsom.
De voorzieningenrechter stelt vast dat blijkens productie 5 van [verweerder] subsidiair de vordering tot een bedrag van € 107.320 wordt erkend. De betwisting van het meerdere in productie 5 en in de pleitaantekeningen van de zijde van [verweerder] is door [verzoeker] bij akte van 9 juli 2025 voorshands voldoende weerlegd. Verder onderzoek van de merites van die betwisting is iets voor de bodemprocedure. Dat betekent dat vooralsnog wordt uitgegaan van de vordering van € 202.252 in hoofdsom.
Belangenafweging
4.10.
[verweerder] heeft meer subsidiair een beroep gedaan op de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Zij heeft aangevoerd dat zij geen reguliere bankfinanciering met bijbehorende lagere rente kan krijgen als er een conservatoir beslag op de woning rust. [verweerder] heeft daarom alternatieve zekerheid aangeboden in de vorm van haar bedrijfsvoorraad auto’s bestaande uit een Ford Transit, een BMW, een nieuwe Mercedes en een old-timer, en haar eigen auto (Audi).
4.11.
De voorzieningenrechter zal in dit betoog niet volledig meegaan. [verweerder] is bij uitstek geëquipeerd om de verkoop van de betrokken alternatieve beslagobjecten zelf ter hand te nemen. Desgewenst kan [betrokkene] haar daarbij van dienst zijn. De BMW uit 2024 en haar eigen bijna nieuwe Audi hebben al een marktwaarde van in totaal € 230.000. Het moet niet zo lastig zijn om met enige verkoopinspanningen binnen enkele maanden een aanzienlijke liquiditeit te genereren door de verkoop van deze twee auto’s. Als de voorstellen aantrekkelijk genoeg zijn, zullen de garages die deze auto’s hebben verkocht ze ongetwijfeld willen terugnemen.
4.12.
De voorzieningenrechter zal echter wel rekening houden met de vreemdsoortige - en voor [verzoeker] luxe - inhoud van de leningsovereenkomsten en het feit dat daarin is bepaald dat, indien de verkoop door [bedrijf] wat minder voortvarend ter hand zou zijn genomen, verhaal in belangrijke mate op de auto’s had moeten worden genomen. De voorzieningenrechter zal daarom bepalen dat het beslag op de woning moet worden opgeheven, indien en zodra:
 op de vordering van [verzoeker] € 150.000 wordt betaald, en
 voor de rest van zijn vordering auto’s met een ANWB koerslijst-handelswaarde van in totaal € 70.000 in gerechtelijke bewaring worden gegeven.
Weigering verlof voor de auto’s
4.13.
Voor de goede orde zal de voorzieningenrechter het verzoek beslag te mogen leggen op de auto’s benoemd in randnummer 3.1 van het beslagrekest afwijzen. De auto’s zijn kennelijk niet meer van [verweerder] / [bedrijf] en verhaal door [verzoeker] is voldoende veilig gesteld met het beslag op de woning of de betaling en alternatieve zekerheid zoals hiervoor geschetst.
Proceskosten
4.14.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren. Weliswaar verleent hij nu definitief het door [verzoeker] verzochte verlof voor een conservatoir beslag op de woning, maar het beroep van [verweerder] op proportionaliteit voor opheffing van het beslag slaagt ook deels.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat het op 9 mei 2025 voorlopig verleende verlof tot het leggen van beslag op de onroerende zaak aan [adres] [plaats 2] thans definitief is verleend,
5.2.
begroot de vordering van [verzoeker] voorlopig op € 262.927,60 inclusief rente en kosten,
5.3.
beveelt [verzoeker] om, zodra [verweerder] hem € 150.000 heeft betaald en voor het meerdere van zijn vordering auto’s met een ANWB koerslijst-handelswaarde van in totaal € 70.000 in gerechtelijke bewaring heeft gegeven, onverwijld het beslag op de onroerende zaak aan [adres] [plaats 2] op te heffen en daarover mededeling te doen aan (de advocaat van) [verweerder] ,
5.4.
bepaalt dat de dagvaarding in de hoofdzaak binnen 14 dagen na datum van deze beschikking wordt uitgebracht,
5.5.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
weigert verlof tot het leggen van conservatoir beslag op de auto’s benoemd in randnummer 3.1 van het beslagrekest,
5.7.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2025.
1680

Voetnoten

1.Rijksdienst voor het Wegverkeer