ECLI:NL:RBNHO:2025:8172

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
22-6208
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarmaking van informatie door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Opmeer

Deze uitspraak betreft beslissingen van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Opmeer naar aanleiding van verzoeken van eiser tot openbaarmaking van informatie. Eiser is het niet eens met de beslissingen van het college en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak op 27 mei 2025 behandeld. De rechtbank oordeelt dat het college voldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe er naar informatie is gezocht en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er meer openbaar te maken informatie voorhanden zou moeten zijn. De beroepen van eiser zijn ongegrond verklaard. De rechtbank legt uit dat de Wob en de Woo de basis vormen voor de verzoeken om informatie en dat het college de verzoeken op een zorgvuldige manier heeft behandeld. Eiser heeft diverse verzoeken ingediend over de periode van 1 februari 2022 tot en met 21 februari 2023, met betrekking tot de ontwikkeling van woningbouw in Hoogwoud-Oost. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college de zoekslag naar informatie adequaat heeft uitgevoerd en dat er geen aanwijzingen zijn dat er meer informatie beschikbaar is dan het college heeft openbaar gemaakt. De rechtbank heeft ook de beroepsgronden van eiser over vooringenomenheid en onvolledige informatie behandeld en verworpen. De rechtbank concludeert dat de beroepen ongegrond zijn en dat er geen proceskostenvergoeding aan de orde is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 22/6208, 23/953, 23/2468, 23/5340 en 23/7531

uitspraak van de meervoudige kamer van 16 juli 2025 in de zaken tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: R.O. Fischer),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Opmeer

(gemachtigden: D.E.E.A. Joukes, mr. C. Grim en S.C. van den Berg).

Als derde-partij neemt aan de zaken deel: USP Vastgoed B.V., uit Hem

(gemachtigde: mr. M.S.F. Loor).

Samenvatting

1. Deze uitspraak betreft beslissingen die het college heeft genomen naar aanleiding van verzoeken van eiser tot openbaarmaking van informatie. Eiser is het niet eens met die beslissingen. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de beslissingen.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college voldoende inzichtelijk heeft gemaakt op welke manier er naar informatie is gezocht. Eiser is er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat er desondanks méér openbaar te maken informatie voorhanden zou moeten zijn
.Eiser krijgt dus geen gelijk en de beroepen zijn ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft in de periode van 1 februari 2022 tot en met 21 februari 2023 diverse verzoeken ingediend op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) en de Wet open overheid (Woo). [1] De verzoeken gaan over openbaarmaking van informatie over Hoogwoud-Oost. Het college heeft op die verzoeken beslist, telkens bij afzonderlijk besluit. Eiser heeft steeds bezwaar gemaakt. Bij de beslissingen op de bezwaren heeft het college meer informatie openbaar gemaakt.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen de beslissingen op bezwaar.
2.2.
Het college heeft de niet openbaar gemaakte stukken met toepassing van
artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aan de rechtbank toegestuurd.
2.3.
Het college heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift. Eiser heeft daar schriftelijk op gereageerd.
2.4.
De rechtbank heeft de beroepen op 27 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de gemachtigden van het college en de gemachtigde van derde-partij. Voor eiser was ook aanwezig mr. [naam 1] . Voor derde-partij was ook aanwezig [naam 2] .
2.5.
Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht later uitspraak te doen.

Beoordeling door de rechtbank

Wat is er gebeurd?
3.1
Op 18 januari 2022 heeft het college aan de gemeenteraad van Opmeer een voorstel gedaan tot het verwerven van grond in Hoogwoud-Oost voor de ontwikkeling van woningbouw.
3.2
Naar aanleiding daarvan heeft eiser op 1 februari 2022 bij het college een verzoek ingediend. Zijn verzoek is gebaseerd op de Wob. In zijn verzoek vraagt hij onder meer om openbaarmaking van de inhoud van afspraken die zijn gemaakt ten aanzien van de (mogelijke) samenwerkingsovereenkomst met de combinatie KlokGroep/ [naam 5] /USP, alle vormen van overleg en gegevensuitwisselingen die er zijn geweest tussen en met potentiële gegadigden anders dan de combinatie KlokGroep/ [naam 5] /USP over de verkoop van de grond in Hoogwoud-Oost, onderzoek naar het al dan niet voldoen aan het arrest van de Hoge Raad in de zaak Didam van 26 november 2021, met betrekking tot gronduitgifte, alle verdere informatie met betrekking tot de verwerving van de grond, al dan niet samen met de combinatie KlokGroep/ [naam 5] /USP voor zover niet al in het verzoek aangestipt en alle informatie met betrekking tot alle voorgenomen plannen die verband houden met de ontsluiting van de te verwerven grond met al bestaande of nieuw te ontwikkelen infrastructuur. [2] Over de besluitvorming naar aanleiding van dat verzoek loopt bij deze rechtbank een procedure onder zaaknummer HAA 22/6208.
3.3
Daarna heeft eiser soortgelijke verzoeken ingediend bij het college, maar telkens met betrekking tot een andere periode. Op 30 april 2022 heeft hij een verzoek bij het college ingediend dat ook gebaseerd is op de Wob. Over de besluitvorming naar aanleiding van dat verzoek loopt bij deze rechtbank een procedure onder zaaknummer HAA 23/953. Eiser heeft op 18 juli 2022 een verzoek ingediend bij het college, op grond van de Woo. Over de besluitvorming naar aanleiding van dat verzoek loopt bij deze rechtbank een procedure onder zaaknummer HAA 23/2468. Eiser heeft op 4 oktober 2022 opnieuw een verzoek ingediend. Over de besluitvorming daarover loopt bij deze rechtbank een procedure onder zaaknummer HAA 23/5340. Op 21 februari 2023 heeft eiser weer een verzoek ingediend, op grond van de Woo. Dit heeft geleid tot de procedure met nummer HAA 23/7531.
Beoordeling van de beroepen
4. Eiser heeft beroep ingesteld op gronden die hierna worden besproken, voor zover voor de beslissing van belang. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:29, zesde lid, van de Awb kennisgenomen van de niet openbaar gemaakte documenten.
Deelbesluiten
5.1
Op eisers verzoek van 21 februari 2023 heeft het college beslist via deelbesluiten. [3] Het eerste deelbesluit is van 17 april 2023 en het tweede deelbesluit is genomen op 25 september 2023. Met het bestreden besluit van 7 november 2023 heeft het college beslist op eisers bezwaar tegen het eerste deelbesluit. Met het bestreden besluit van 7 juli 2024 heeft het college beslist op het bezwaar van eiser tegen het tweede deelbesluit. [4]
5.2
Eiser stelt dat niet is voldaan aan de voorwaarden om deelbesluiten te mogen nemen. [5] Volgens eiser is het Woo-verzoek niet complex of omvangrijk. Het eerste deelbesluit is onduidelijk, omdat daar niet uit blijkt op welk deel van het verzoek is besloten. Dat besluit is ook niet binnen de wettelijke termijn genomen. Bovendien zijn de juridische gevolgen van het nemen van deelbesluiten in het onderhavige geval niet goed te overzien. Eiser vraagt de rechtbank om bij de proceskostenvergoeding rekening te houden met de handelwijze van het college.
5.3
In het eerste deelbesluit schrijft het college dat de beschreven zoekslag nog voltooid moet worden en dat de aangetroffen documenten nog moeten worden beoordeeld en bewerkt. Bovendien moeten voor een groot deel van de documenten zienswijzen van derden gevraagd worden. Om die reden heeft het college besloten deelbesluiten te nemen. Het college onderbouwt de keuze te werken met deelbesluiten onder meer met verwijzing naar de hoeveelheid (eerdere) verzoeken en de lopende procedures.
5.4
De rechtbank stelt voorop dat de Woo op zichzelf niet in de weg staat aan het nemen van deelbesluiten. Het college heeft voldoende gemotiveerd waarom tot het nemen van deelbesluiten is overgegaan. Bovendien is niet gebleken dat eiser daardoor is benadeeld. Dit betekent dat de beroepsgrond faalt.
Vooringenomenheid
6.1
Eiser stelt dat het college zijn verzoeken met vooringenomenheid heeft behandeld. Eiser stelt dat het raadsvoorstel en een aantal besluiten door dezelfde persoon zijn ondertekend, te weten het toenmalige sectorhoofd Ruimte en Ondernemen. Diezelfde persoon vertegenwoordigde het college tijdens de hoorzitting in bezwaar en tijdens de zitting bij de voorzieningenrechter. Degene die het onderzoek verrichtte naar aanleiding van het verzoek om informatie beoordeelde dus zijn eigen documenten. Volgens eiser betekent dit dat degene die het verzoek behandelde zijn eigen werk beoordeelde en dus een persoonlijk belang heeft bij het besluit. Omdat niet alle documenten zijn verstrekt en/of er onduidelijkheid bestaat over de afwikkeling van het verzoek, is sprake van vooringenomenheid. De dossierhouder heeft ook een belang omdat hij voor het college onderhandelt met projectontwikkelaars. Op deze manier vindt geen interne onafhankelijke controle plaats op de dossierhouder.
6.2
Het college erkent dat het voormalig sectorhoofd de onderhandelingen met projectontwikkelaars deed en direct betrokken was bij het onderwerp ‘Hoogwoud-Oost’. Hij is enig dossierhouder. Hij was bij uitstek de houder van de informatie. Hij was dus direct betrokken bij de zoekslag. Dat is echter onvoldoende voor het oordeel dat persoonlijke belangen de besluitvorming hebben beïnvloed.
6.3.1
De beroepsgrond slaagt niet. In artikel 2:4 van de Awb staat dat het bestuursorgaan zijn taak zonder vooringenomenheid vervult en dat het bestuursorgaan ertegen waakt dat de besluitvorming beïnvloed wordt door personen die tot het bestuursorgaan behoren of daarvoor werken en die een persoonlijk belang bij een besluit hebben.
6.3.2
De rechtbank stelt vast dat het voormalig sectorhoofd een aantal besluiten heeft ondertekend die op de verzoeken van eiser zijn genomen. Eiser heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat het voormalig sectorhoofd zich daarbij heeft laten leiden door een persoonlijk belang. Dat het voormalig sectorhoofd als gemeentelijke functionaris betrokken is geweest bij de aangelegenheid waarover informatie is gevraagd, is daartoe onvoldoende. Bij persoonlijke belangen moet het immers juist gaan om belangen die losstaan van de gemeentelijke taakuitoefening.
Niet volledig informeren
7. Eiser wijst erop dat een gemeenteraadslid op 4 april 2023 zeven vragen heeft gesteld aan het college. Het college heeft die vragen beantwoord op 23 april 2023, maar volgens eiser onvolledig en onjuist. Eiser stelt dat het college onvoldoende inzicht geeft in zijn eigen handelen. Volgens eiser doet het college dat willens en wetens en in strijd met wet- en regelgeving. De rechtbank stelt vast dat de controle van het college in dit geval ligt bij de gemeenteraad. De bezwaren van eiser vallen op dit punt buiten de omvang van deze procedures.
Zoekslag
8.1
Als een bestuursorgaan een verzoek ontvangt om informatie openbaar te maken, moet het bestuursorgaan op zoek gaan naar informatie die het over dat onderwerp onder zich heeft. Die zoekslag moet zorgvuldig zijn en het bestuursorgaan moet voldoende inzichtelijk maken hoe die zoekslag is verricht. [6] Dat kan het bestuursorgaan bewerkstelligen door bijvoorbeeld specifiek te vermelden welke systemen zijn geraadpleegd, welke zoektermen zijn gehanteerd voor het zoeken naar documenten in die systemen, welke specifieke vragen de volgens het bestuursorgaan relevante personen hebben meegekregen en welke schifting in de door die personen aangedragen documenten vervolgens is gemaakt.
8.2
Het college heeft over de zoekslag het volgende gesteld: Na ontvangst van de verzoeken is de zoekslag uitgezet via de sector Grondgebiedzaken.
Er is gezocht in systemen zoals Corsa (zaaksysteem) en het postregistratiesysteem. Er is met individuele en gecombineerde zoektermen gezocht (bijvoorbeeld: *overeenkomst,
advie*, beslag*, Didam, exploitatie*, gegadigde*, gronduitgifte, infrastructuur, ontsluiting*,
perceel, percelen, selectie* en taxatie*) en namen (bijvoorbeeld: Hoogwoud*, [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] en USP). Daarnaast is als enig dossierhouder het voormalig sectorhoofd bevraagd. Er is in zijn verzendmap, een speciale map over dit onderwerp en verwijderde mails gezocht. Verder is er contact geweest met de portefeuillehoudend wethouder en medewerkers van de Sector Ruimte en Ondernemen over het verzoek en is aan hen gevraagd naar relevante documenten. Er is daarbij expliciet gevraagd naar de andere documenttypen dan e-mails, zoals chats. In bezwaar werd de zoekslag herhaald. Op zitting is namens het college verklaard dat er ten opzichte van de eerste drie periodes een uitbreiding van de zoekslag heeft plaatsgevonden, met behulp van nieuwe software. De rechtbank is van oordeel dat het college hiermee voldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe de zoekslag is verricht. Dat het college vanaf de periode van het vierde verzoek van eiser (de zaak met nummer HAA 23/5340) over nieuwe software beschikte, betekent niet dat het college de zoekslag over de drie eerdere periodes opnieuw had moeten doen of dat de beslissingen op bezwaar over die drie periodes niet in stand behoren te blijven. De rechtbank beoordeelt namelijk de feitelijke situatie zoals die was ten tijde van de beslissingen op bezwaar. Het bestaan van andere zoekmiddelen dan de gebruikte betekent bovendien op zichzelf niet dat de zoekslag ondeugdelijk is geweest.
8.3
Het standpunt van het college dat er niet méér informatie is aangetroffen, is geloofwaardig. Dit betekent dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat bepaalde informatie toch onder het bestuursorgaan berust, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan. [7] De enkele omstandigheid dat het volgens eiser logisch is dat een bepaald document aanwezig moet zijn, is onvoldoende voor het oordeel dat van hem niet gevergd zou mogen worden dat hij aannemelijk maakt dat er meer informatie is. Daarbij benadrukt de rechtbank dat het gaat om ‘aannemelijk’ maken en niet om de ‘zware’ bewijslast waar eiser klaarblijkelijk van uitgaat.
8.4
Eiser stelt in alle zaken dat er informatie ontbreekt. Voor eiser is het ‘opmerkelijk’, ‘onbegrijpelijk’, ‘onvoorstelbaar’, ‘onaannemelijk’ of ‘volstrekt ongeloofwaardig’ dat er niet méér informatie is. Eiser vindt het voor de hand liggen dat er meer informatie zou moeten zijn. Hiermee is eiser er in zijn algemeenheid niet in geslaagd aannemelijk te maken dat er daadwerkelijk meer informatie onder het college berust. Op enkele specifieke punten zal de rechtbank hieronder ingaan.
Bewaren van gegevens
9.1
Het college heeft onder andere de definitieve versie van het gespreksverslag van
3 december 2021 openbaar gemaakt. [8] Het gespreksverslag was eerst aan de aanwezigen toegestuurd. De accorderingen zijn volgens het college niet bewaard.
9.2
Eiser stelt dat in de regel alle op de zaak betrekking hebbende gegevens gedurende een aantal jaren moeten worden bewaard. De rechtbank komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van dat standpunt. De beroepen gaan namelijk over de vraag of het college informatie wel of niet openbaar moet maken, niet over de vraag hoe lang het college informatie moet bewaren.
Afspraken tussen KlokGroep/ [naam 5] /USP en de gemeente op of vóór 1 december 2021
10.1
In de zaak met nummer HAA 22/6208 wijst het college erop dat op
3 december 2021 een verslag is gemaakt van een gesprek op 1 december 2021. Dat verslag en diverse desbetreffende mails zijn deels openbaar gemaakt. Eiser stelt dat er informatie ontbreekt. Het gespreksverslag en de e-mails zijn slechts gedeeltelijk openbaar gemaakt en volgens eiser is er geen reden meer om het verslag en de e-mails niet volledig openbaar te maken. De samenwerkingsovereenkomst is namelijk ondertussen gesloten.
10.2
Uit het primaire besluit van 19 mei 2022 blijkt dat het college contactgegevens met toepassing van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder e, van de Woo niet openbaar gemaakt heeft, omdat anders inbreuk zou worden gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van betrokken personen. De enkele omstandigheid dat nadien een samenwerkingsovereenkomst is gesloten, is onvoldoende om thans de bescherming van de persoonlijke levenssfeer te doorbreken. Om die reden faalt deze beroepsgrond.
E-mail van 21 september 2021
11.1
Bij het bestreden besluit in de zaak met nummer HAA 22/6208 heeft het college die e-mail alsnog openbaar gemaakt. Het college heeft persoonsgegevens niet openbaar gemaakt, omdat bescherming van de persoonlijke levenssfeer zwaarder weegt dan het belang van openbaarheid.
11.2
In het beroepschrift heeft eiser gesteld dat het college ten onrechte slechts een gedeelte van de mail openbaar heeft gemaakt om vanuit concurrentie- of onderhandelingsbelangen onevenredige benadeling van derden te voorkomen. Met dit standpunt reageert eiser op - een door het college niet overgenomen gedeelte van - het advies van de bezwaaradviescommissie, in plaats van op het bestreden besluit. Dit heeft eiser op de zitting beaamd. De beroepsgrond mist dus feitelijke grondslag en faalt.
Bewaarbeslag
12. Eiser wenst openbaarmaking van relevante stukken over het bewaarbeslag. [9] Het college heeft de dagvaarding openbaar gemaakt. Volgens het college is daarin terug te vinden wat de aanleiding was voor beslag. Het college stelt dat het verzoekschrift tot het leggen van het beslag buiten het bereik van de Woo valt. De rechtbank kan het college daarin volgen. Het door eiser bedoelde verzoekschrift is een processtuk in een civiele procedure. Op dergelijke stukken is artikel 29 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing. Dat artikel bevat een bijzondere openbaarheidsregeling met een uitputtend karakter die vóór de Woo gaat. [10] De beroepsgrond slaagt niet.
Correspondentie met Lexence
13. Partijen verschillen onder meer van mening over de vraag of aannemelijk is dat het college geen correspondentie met Lexence heeft. Het college betoogt dat niet de gemeente maar de ondernemingen van de combinatie KlokGroep/ [naam 5] /USP het contact met Lexence onderhouden. De rechtbank acht het in het licht van de eerder omschreven zoekslag aannemelijk dat het college niet over die informatie beschikt. Eiser vindt het ongeloofwaardig of blijk geven van onbehoorlijk bestuur als een bestuursorgaan zichzelf afhankelijk zou stellen van een adviseur van een ander, zonder over dat advies te beschikken. Eiser heeft zijn standpunt niet verder onderbouwd. Daarmee is hij er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat het college wel correspondentie met Lexence heeft. Dat het college zich in het openbaar uitgelaten zou hebben over advisering door Lexence betekent nog niet dat het college over die informatie beschikt. Tot slot is relevant dat contact tussen een advocaat enerzijds en een projectontwikkelaar anderzijds geen bestuurlijke aangelegenheid of publieke informatie is.
[advocatenkantoor]
14.1
Het college stelt dat er op 8 maart 2022 een bespreking was met [advocatenkantoor] over de gevolgen van het Didam-arrest. Het college heeft bij een nadere zoekslag in bezwaar een mail met bijlage aangetroffen, van 9 maart 2022. [11] Het college heeft die documenten niet volledig openbaar gemaakt. Het college betoogt dat ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer persoonsgegevens uitgezonderd zijn van openbaarmaking en dat het niet in het belang van een goede en democratische bestuursvoering is indien het standpunt van de advocaat zelfstandig wordt betrokken in de publieke discussie. De gemeente zou dan niet goed kunnen functioneren. Openbaarmaking zou de relatie tussen de gemeente en de advocaat dusdanig kunnen beïnvloeden dat de gemeente geen optimaal advies meer kan krijgen van de advocaat. Het college ziet geen aanleiding om de informatie in niet tot personen herleidbare vorm te verstrekken. De laatste alinea van de mail wordt ook uitgezonderd van openbaarmaking, want die gaat niet over Hoogwoud-Oost en valt daarmee buiten de reikwijdte van het verzoek. De PowerPoint-presentatie die bij de mail is gevoegd, is een algemene presentatie over het Didam-arrest. Die is wel openbaar gemaakt, aldus het college.
14.2
De rechtbank stelt voorop dat de e-mail is opgesteld ten behoeve van intern beraad, zoals bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, van de Woo. Het college heeft voldoende gemotiveerd waarom het belang om de persoonlijke beleidsopvattingen in het extern ingewonnen advies niet te delen zwaarder weegt dan het belang dat derden kennis kunnen nemen van het advies. Het standpunt van eiser dat hij het opmerkelijk vindt dat de bespreking plaatsvond op 8 maart 2022 terwijl die volgens het raadsvoorstel van
18 januari 2022 al zou hebben plaatsgevonden, maakt niet dat het college het belang van openbaarmaking zwaarder had moeten laten wegen. Dit laatste geldt ook voor het standpunt van eiser dat een advocatenkantoor ervan op de hoogte is dat de Woo van toepassing kan zijn op verstrekte informatie aan een bestuursorgaan.
14.3
Op de zitting heeft de gemachtigde van eiser gesteld dat het opvalt dat er maar één e-mail is gevonden van de advocaat en dat er geen uitgaande, inkomende, interne mails of documenten met vergaderverzoeken zijn aangetroffen. In het licht van de verrichte zoekslag heeft eiser met deze niet nader onderbouwde stelling niet aannemelijk weten te maken dat er méér documenten zouden moeten zijn.
WhatsApp-berichten
15.1
Eiser stelt dat het college één appje openbaar gemaakt heeft, terwijl uit eerder overgelegde informatie volgt dat er wel degelijk via WhatsApp of andere chatberichten is gecommuniceerd. Eiser vraagt zich af of daarnaar is gezocht en of bevestigd kan worden dat er geen appverkeer heeft plaatsgevonden. Het college voert aan dat het beleid van de gemeente is dat bij haar werkzame personen dan wel het college zelf geen gebruik maakt van WhatsApp voor het uitwisselen van bestuurlijke informatie, vanwege de veiligheid van die informatie. Op de zitting is namens het college naar voren gebracht dat het gaat om een interne richtlijn.
15.2
De rechtbank constateert dat het college drie appberichten openbaar gemaakt heeft. Die berichten gaan over een persbericht over grondaankoop. Bij de toelichting op de zoekslag heeft het college aangeven dat er ook expliciet is gevraagd naar andere documenten, zoals chats. De rechtbank ziet gaan aanleiding om daaraan te twijfelen. Daarmee is aannemelijk dat er geen andere WhatsApp-berichten zijn gevonden dan die openbaar gemaakt zijn. De beroepsgrond van eiser slaagt daarom niet.
Document ‘Bijlage BW 19.00’
16. In het beroep met nummer HAA 23/5340 wijst eiser erop dat pagina 3 van dit document volledig is weggelakt. De gegevens kunnen volgens hem niet alleen betrekking hebben op persoonlijke informatie. Bovenaan die pagina staat ‘Motie vreemd aan de orde: Windmolens’. Gelet hierop, valt volgens het college de weggelakte informatie buiten de reikwijdte van het verzoek van eiser. De rechtbank kan het college daarin volgen.
Geluidsopname
17.1
Het college heeft in het beroep met nummer HAA 23/7531 onder meer een e-mail openbaar gemaakt van 12 december 2022. In die e-mail staat een link naar een geluidsopname van een overleg. Eiser verzoekt openbaarmaking van die geluidsopname. Eiser constateert dat het college zich niet gehouden voelt om dit soort informatie op te slaan en vraagt zich af welke inspanningen zijn verricht om die data te verkrijgen. In de beslissing op het bezwaar tegen deelbesluit 2 schrijft het college hierover dat de opname onder het bereik van het verzoek zou kunnen vallen, dat eiser niet concreet en aannemelijk heeft gemaakt dat de geluidsopname een document is dat bij de ontvangst van het openbaarmakingsverzoek bij de gemeente Opmeer was of had moeten zijn en dat de link die naar de geluidsopname verwijst al was verlopen toen het college het verzoek van eiser ontving. Het college heeft daaraan toegevoegd dat een opname van een vergadering niet bewaard hoeft te worden.
17.2
De rechtbank stelt voorop dat een geluidsopname een document is zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Woo. De zoekslag die het college heeft verricht, heeft er niet toe geleid dat die geluidsopname werd gevonden. Mede gezien het tijdelijke karakter van de link naar de geluidsopname, is daarmee geloofwaardig dat de geluidsopname niet meer bij de gemeente aanwezig is. Eiser is er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat de geluidsopname er desondanks nog wel is. Dit betekent dat de beroepsgrond van eiser faalt.
Dwangsom
18. In het beroep met nummer HAA 23/2468 vraagt eiser om aan het college een termijn op te leggen waarbinnen het college alsnog de ontbrekende informatie verstrekt. Eiser vraagt om een dwangsom van € 250,- per dag tot een maximum van € 37.500.- . Een dwangsom is niet aan de orde, omdat de conclusie van de rechtbank is dat het college niet meer informatie openbaar hoefde te maken.
Proceskosten in eerdere procedures
19.1
In het beroep met nummer HAA 23/953 stelt eiser dat het college tijdens de behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening had aangegeven dat over de desbetreffende periode slechts één document aanwezig was. Volgens eiser heeft het college daarmee deze rechtsgang mogelijk in zijn voordeel willen beïnvloeden. Inmiddels blijkt deze zonder enige voorbehoud ingenomen stelling van het college onjuist te zijn. Dit geldt ook voor stellingen van het college ten aanzien van een ander Woo-verzoek. Eiser vraagt daarom om het college te veroordelen tot teruggave van het griffierecht in de procedure van de verzochte voorlopige voorziening met zaaknummers HAA 22/3895, 22/3896 en 22/3897 en een proceskostenvergoeding dienaangaande toe te kennen.
19.2
Nog daargelaten of de door eiser genoemde omstandigheden aanleiding zouden kunnen vormen voor een proceskostenveroordeling en teruggave van griffierecht, valt dit betoog buiten de reikwijdte van deze procedure, die niet het verzoek om een voorlopige voorziening betreft. Tegen een uitspraak op een verzoek om een voorlopige voorziening staat bovendien geen hoger beroep of verzet open.
Proceskosten in deze procedure
20. Eiser vraagt in de beroepen met nummers HAA 22/6208, 23/953 en 23/5340 om bij de hoogte van de proceskostenvergoeding rekening te houden met de omstandigheid dat het college de beslistermijn ruimschoots heeft overschreden. In het beroep met nummer HAA 23/2468 vraagt eiser om een integrale kostenvergoeding. Daarnaast is tussen partijen in geschil of de gemachtigde van eiser wel of geen professioneel rechtsbijstandverlener is. De rechtbank komt niet toe aan beoordeling hiervan. De beroepen zijn ongegrond, waarmee een proceskostenvergoeding niet aan de orde is. Dit betekent ook dat het college het griffierecht niet aan eiser hoeft te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J. de Vries, voorzitter, en mr. J.J. Maarleveld en
mr. drs. B. Veenman, leden, in aanwezigheid van mr. I.E. Molin, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2025.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Met ingang van 1 mei 2022 is de Wob door de Woo vervangen.
2.Voor een uitgebreidere omschrijving verwijst de rechtbank naar de desbetreffende verzoeken.
3.In het beroep met nummer HAA 23/7531.
4.Eiser had verzocht om zijn beroep tegen het besluit van 7 november 2023 mede aan te merken als beroep tegen het deelbesluit van 25 september 2023. Op 30 april 2024 heeft de rechtbank het beroep tegen dat deelbesluit naar het college verwezen ter behandeling als bezwaar.
5.Eiser wijst op de uitspraak van 20 oktober 2021 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), ECLI:NL:RVS:2021:2346.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 31 januari 2024 van de Afdeling, ECLI:NL:RVS:2024:367.
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 26 maart 2025 van de Afdeling, ECLI:NL:RVS:2025:1296, en de uitspraak van de Afdeling van 31 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3088.
8.In de zaak met nummer HAA 22/6208.
9.In het beroep met nummer HAA 22/6208.
10.Zie artikel 8.8 van de Woo en de bijbehorende bijlage.
11.In het beroep met nummer HAA 23/953