ECLI:NL:RBNHO:2025:810

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
HAA 22/3281
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot wijziging voorschrift revisievergunning Tata Steel IJmuiden B.V. inzake dampcondensatie Hoogoven 6

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 15 januari 2025, wordt het beroep van Tata Steel IJmuiden B.V. tegen het besluit van de gedeputeerde staten van Noord-Holland van 23 mei 2022 behandeld. Dit besluit weigerde de intrekking van voorschrift 0.4.13 H, onder b, dat betrekking heeft op de verplichting tot dampcondensatie in de granulatieschoorsteen van Hoogoven 6. De rechtbank oordeelt dat verweerder deels onjuist heeft beslist, met name over de maximaal vergunde bedrijfstijd voor bron 8, die ten onrechte op 7.200 uur was vastgesteld. De rechtbank wijzigt dit voorschrift naar 8.760 uur, zoals door partijen gezamenlijk is verzocht. Het beroep van Tata Steel richt zich verder tegen de weigering om het voorschrift voor dampcondensatie in te trekken. Tata Steel stelt dat de slakgranulatieschoorsteen van Hoogoven 6 geen significante geurhinder veroorzaakt en dat de kosten voor de uitvoering van dampcondensatie buitensporig zijn. De rechtbank concludeert dat verweerder de verplichting tot dampcondensatie niet in het belang van de milieubescherming kan intrekken, omdat dit zou leiden tot een toename van H2S- en SO2-emissies, die schadelijk zijn voor de gezondheid en het milieu. De rechtbank verklaart het beroep gegrond voor wat betreft de bedrijfstijd van bron 8, maar wijst het overige verzoek van Tata Steel af. De rechtbank bepaalt dat de kosten van het beroep door verweerder aan Tata Steel moeten worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/3281
uitspraak van de meervoudige kamer van 15 januari 2025 in de zaak tussen
de besloten vennootschap
Tata Steel IJmuiden B.V., uit IJmuiden, eiseres, (hierna: Tata Steel)
gemachtigde: mr. P.H.J. van Aardenne, advocaat te Den Haag,
en
gedeputeerde staten van Noord-Holland, hierna: verweerder,
gemachtigde: mr. R.T. de Grunt, in dienst van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied.
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: de stichting
Stichting Dorpsraad Wijk aan Zeeuit Wijk aan Zee (hierna: de Dorpsraad).
Samenvatting
1.1. Deze uitspraak gaat over het besluit van 23 mei 2022 (Geurbesluit I, hierna ook: het bestreden besluit) van verweerder. Bij dit besluit heeft verweerder geweigerd het voorschrift 0.4.13 H, onder b, voor zover dat ziet op Hoogoven 6 (hierna ook: HO6), in te trekken. Dat voorschrift is verbonden aan de voor Tata Steel geldende omgevingsvergunning (milieu). De consequentie hiervan is dat Tata Steel verplicht blijft om dampcondensatie aan te brengen in de granulatieschoorsteen van HO6. Verweerder heeft bij het bestreden besluit de in dat voorschrift opgenomen implementatietermijn wel verlengd en het woord rookgascondensatie vervangen door dampcondensatie. Het verzoek van Tata Steel om de maximaal toegestane geurbelasting door haar fabrieken vast te leggen, heeft verweerder bij Geurbesluit I wel ingewilligd. Daarvoor zijn twee voorschriften aan de omgevingsvergunning toegevoegd, te weten de voorschriften 0.4.16 en 0.4.18. Verweerder heeft verder ambtshalve de op termijn vereiste geursituatie vastgelegd. Daarvoor heeft verweerder het voorschrift 0.4.17 aan de omgevingsvergunning toegevoegd.
1.2. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat verweerder een deels juiste, maar ook een voor een klein deel onjuiste beslissing heeft genomen.
In voorschrift 0.4.18 had voor bron 8 niet 8.760 maar 7.200 uur als maximaal vergunde bedrijfstijd moeten worden opgenomen. Daarover bestaat tussen partijen geen geschil meer. Het besluit is in zoverre onjuist. Op gezamenlijk verzoek van partijen wijzigt de rechtbank daarom het voorschrift voor bron 8 naar de maximaal vergunde bedrijfstijd van 8.760 uur.
Het beroep richt Tata Steel verder alleen nog tegen de weigering om voorschrift 0.4.13 H, onder b, voor zover dat ziet op HO6, in te trekken. Tata Steel meent dat zij niet kan worden verplicht om dampcondensatie in HO6 toe te passen, omdat de slakgranulatieschoorsteen van HO6 volgens haar geen, dan wel zeer geringe geuroverlast veroorzaakt. Verweerder heeft echter deugdelijk gemotiveerd waarom verweerder het voorschrift 0.4.13 H, onder b, voor zover dat ziet op HO6, niet heeft ingetrokken. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Procesverloop
2.1. Verweerder heeft Tata Steel op 16 januari 2007 een de gehele inrichting omvattende revisievergunning (thans omgevingsvergunning) verleend. Bij besluiten van 28 oktober 2008, 21 mei 2013 en 15 mei 2017 is het aan deze omgevingsvergunning verbonden geurvoorschrift 04.13.H gewijzigd. De verplichting tot het aanbrengen van rookgascondensatie (hierna: dampcondensatie) bij HO6 heeft verweerder al bij het besluit van 28 oktober 2008 aan de vergunning verbonden. Dat voorschrift luidde:
Door de vergunninghouder moet vóór 1 januari 2015 rookgascondensatie in de granulatieschoorsteen van Hoogoven 7 en vóór 1 januari 2018 (of eerder in het geval dat er een grote onderhoudsstilstand plaatsvindt bij Hoogoven 6) rookgascondensatie in de granulatieschoorsteen van Hoogoven 6 zijn aangebracht.
2.2. Tata Steel heeft verweerder op 12 december 2017 gevraagd geurvoorschrift 0.4.13.H, onder b, te wijzigen in die zin dat de in het voorschrift opgenomen verplichting om dampcondensatie aan te brengen in de granulatieschoorsteen van HO6 wordt ingetrokken. Tata Steel heeft verweerder daarnaast verzocht de bestaande geursituatie vast te leggen in de voorschriften.
2.3. Bij het in beroep bestreden besluit heeft verweerder met toepassing van artikel 2.31, tweede lid, onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) beslist:
I.De aanvraag om voorschrift 0.4.13. H, onder b van de revisievergunning te wijzigen (in die zin dat verzocht wordt om de aldaar opgenomen verplichting om dampcondensatie aan te brengen in de granulatieschoorsteen van Hoogoven 6 in te trekken), niet in te willigen.
II.De in voorschrift 0.4.13.H, onder b, opgenomen term ‘rookgascondensatie’ te vervangen door ‘dampcondensatie’ en de implementatiedatum voor het aanbrengen van dampcondensatie in de granulatieschoorsteen van Hoogoven 6 te verlengen van 1 januari 2018 tot 1 juni 2024.
III.De aanvraag om de bestaande geursituatie vast te leggen, te honoreren en in dat kader het hierna opgenomen voorschrift 0.4.16 (inclusief bijlagen 1 en 2) en 0.4.18 aan de revisievergunning te verbinden:
0.4.16 (
immissiegrenswaarden geur huidige situatie)
a) Nadat dit besluit in werking is getreden, mag de geuremissie van de inrichting de 98-percentiel geurcontour, uitgedrukt in OUE(H)/m3, zoals weergegeven in bijlage 1, niet overschrijden;
b) Nadat dit besluit in werking is getreden, mag de geuremissie van de inrichting de 99,9-percentiel geurcontour, uitgedrukt in OUE(H)/m3, zoals weergegeven in bijlage 2, niet overschrijden. [1]
0.4.18 (
emissiegrenswaarden geur huidige situatie)
De geuremissie (hedonisch gewogen) per bron mag niet meer bedragen dan de hieronder opgenomen emissiegrenswaarden [2] :
(…)
Bronnr.
WE
Geurbron
Emissie-code
Geuremissie
(106 OUe H)/uur)
Bedrijfstijd
(uren/jaar)
8
Indaver
Indaver 2 Roostovens
LZZ01 en LZZ02
505
7.2
(…)

IV.

0.4.17 (
immissiegrenswaarden geur toekomstige situatie)
a) De geurbelasting per werkeenheid mag, ter plaatse van geurgevoelige objecten, niet meer bedragen dan de grenswaarde genoemd in artikel 4 van de Beleidsregel beoordeling geurhinder inrichtingen provincie Noord-Holland (versie 2014). Voor de werkeenheid de Oxystaalfabriek geldt voornoemde verplichting uiterlijk per 1 januari 2025. Voor de werkeenheden Kooksfabriek 1 en 2 geldt voornoemde verplichting uiterlijk per 1 januari 2027.
b) Uiterlijk op 1 juni 2027, mag de geurbelasting van alle geurbronnen binnen de inrichting (m.a.w. cumulatief) niet meer bedragen dan 2 maal de grenswaarde (van artikel 4 van de Beleidsregel beoordeling geurhinder inrichtingen provincie Noord-Holland (versie 2014)).
2.4.
Tata Steel heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. De Dorpsraad heeft ook op het beroep gereageerd. Stichting IJmondig had voor zichzelf en anderen ook beroep ingesteld. De rechtbank heeft daarom die stichting c.s. (aanvankelijk) ook als partij aangemerkt. Op 2 juli 2024 heeft de Stichting IJmondig dat beroep ingetrokken.
2.5.
De rechtbank heeft het beroep op 9 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben namens Tata Steel deelgenomen haar gemachtigde, vergezeld door mr. [naam 1] , in dienst van Tata Steel. Namens verweerder zijn verschenen zijn gemachtigde, vergezeld door
ing. [naam 2] , ing. [naam 3] . ing. [naam 4] , allen ook in dienst van de Omgevingsdienst. Namens de Dorpsraad zijn verschenen [naam 5] , [naam 6] en [naam 7] , sympathisanten van de Dorpsraad. Op deze zitting is ook het beroep in zaak HAA 22/3280 behandeld waarin een ander op 23 mei 2023 ambtshalve genomen besluit over andere voorschriften in de omgevingsvergunning over geuremissies aan de orde is (Geurbesluit II).
Beoordeling door de rechtbank
Stichting IJmondig neemt niet deel aan de zaak
3.1.
De rechtbank heeft Stichting IJmondig bij brief van 18 augustus 2022 uitgenodigd om (als derde-partij) deel te nemen aan de procedure. Bij e-mailbericht van 29 augustus 2022 heeft [naam 8] aangegeven dat Stichting IJmondig, mede optredend voor enkele andere (rechts)personen, wenst deel te nemen aan het geding.
3.2.
Op grond van artikel 7 van de statuten wordt Stichting IJmondig vertegenwoordigd door het bestuur, alsmede door twee gezamenlijk handelende leden van het bestuur. Het bestuur kan volmacht verlenen aan een of meer bestuurders, alsook aan derden, om Stichting IJmondig binnen de grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen.
3.3.
Uit het uittreksel uit het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel blijkt dat
[naam 8] bestuurder is. Van een volmacht als hiervoor bedoeld is echter niet gebleken.
[naam 8] kan Stichting IJmondig daarom niet zelfstandig vertegenwoordigen. De instemming met de deelname aan het beroep is daarom onbevoegd gedaan. Stichting IJmondig doet daarom niet mee aan dit geding. Stichting IJmondig is – met voorafgaand bericht – ook niet ter zitting verschenen.
Duiding reactie Dorpsraad
4. Na uitnodiging daartoe door de rechtbank heeft de Dorpsraad de rechtbank bij brief van 24 augustus 2022 laten weten als belanghebbende aan de beroepsprocedure te willen deelnemen. Op 21 oktober 2022 heeft de Dorpsraad digitaal gereageerd op het beroepschrift van Tata Steel. Het ingezonden stuk lijkt, gelet op de bewoordingen daarvan, een beroepschrift te zijn, gericht tegen – onder meer – Geurbesluit I. Daarnaar ter zitting gevraagd heeft de Dorpsraad aangegeven dat met het stuk niet is bedoeld beroep in te stellen, maar dat zij daarmee als belanghebbende wilde reageren op het door Tata Steel ingediende beroep. De rechtbank heeft het stuk daarom niet (alsnog) ingeboekt als beroep en dit stuk in deze procedure beoordeeld als reactie van de tot de procedure toegelaten belanghebbende.
Overgangsrecht
5.1.
Op 1 januari 2024 is de Wabo ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Verweerder heeft het besluit tot wijziging van de voorschriften van de omgevingsvergunning bij het bestreden besluit genomen met toepassing van de Wabo. Dit besluit heeft betrekking op de activiteit milieu als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e, Wabo. Op grond van het toepasselijke overgangsrecht (artikelen 4.3 en 4.4 van de Invoeringswet Omgevingswet) blijft de Wabo van toepassing bij de beoordeling van dit beroep.
5.2.
De al onherroepelijke omgevingsvergunning voor de activiteit milieu als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo, wordt op grond van het overgangsrecht gelijk gesteld met een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, onder b, van de Omgevingswet. Als deze uitspraak onherroepelijk wordt, dan gelden de gewijzigde voorschriften als voorschriften verbonden aan de omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit. Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.13, eerste en tweede lid, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Omvang van het geding
6. Het beroep is niet gericht tegen onderdeel IV van Geurbesluit I. De rechtbank laat dit onderdeel van het besluit daarom buiten bespreking. En daarmee ook het betoog van de Dorpsraad op dit punt.
7. Verweerder is het inmiddels met Tata Steel eens dat in voorschrift 0.4.18 voor bron 8 ten onrechte 7.200 uur per jaar als bedrijfstijd is opgenomen. Verweerder heeft de rechtbank gevraagd op dit punt zelf in de zaak te voorzien en in het voorschrift voor die bron een bedrijfstijd van 8.760 op te nemen. Aan dit verzoek geeft de rechtbank gehoor.
8. Tata Steel en verweerder hebben ter zitting afgesproken over de implementatietermijn in overleg te gaan. Daarom heeft Tata Steel ter zitting haar beroepsgrond die ziet op de termijn waarmee de implementatietermijn opgenomen in voorschrift 0.4.13.H onder b wordt verlengd, ingetrokken. De rechtbank laat deze beroepsgrond daarom buiten bespreking. Het beroep is daarmee ook niet langer gericht tegen onderdeel II van Geurbesluit I.
9. Tussen partijen resteert het geschil over onderdeel I van Geurbesluit I, de weigering van verweerder om voorschrift 0.4.13.H, onder b in te trekken voor zover dat ziet op Hoogoven 6.
Kon verweerder het verzoek om intrekking van (een deel van) voorschrift 0.4.13.H, onder b afwijzen?
Standpunt college
10.1.
Verweerder heeft geweigerd voorschrift 0.4.13.H, onder b voor zover dat ziet op Hoogoven 6 in te trekken, omdat verweerder intrekking van het voorschrift niet in het belang van de bescherming van het milieu acht als bedoeld in artikel 2.31, tweede lid, onder b, Wabo. Door het aanbrengen van dampcondensatie worden de H2S- en SO2-emissies, die vrijkomen vanuit de granulatieschoorsteen van HO6, geëlimineerd, dus niet alleen voor geur. Uit de milieujaarverslagen blijkt dat HO6 de grootste bijdrage levert aan de totale H2S-emissie jaarvracht van Tata Steel. HO6 neemt verder de tweede plek in als hoogste jaarvracht aan SO2-emissie van de gehele inrichting van Tata Steel. Verweerder wijst verder op een onderzoek van het RIVM [3] waaruit blijkt dat geurhinder een belangrijke rol speelt in de gezondheidsbeleving van de bewoners in de IJmond. Vermindering van hinder kan in het algemeen de gezondheid verbeteren. SO2 en H2S zijn relevante stoffen voor de gezondheid. Dampcondensatie kan ervoor zorgen dat deze stoffen worden geëlimineerd. Verweerder wijst verder op BBT-conclusie 69 waarin is bepaald dat ‘De BBT voor minimalisatie van slakbehandelingsemissies is de dampen condenseren als geurreductie vereist is’. De zinsnede ‘als geurreductie vereist is’ dient hierbij volgens verweerder Tata Steel-breed te worden uitgelegd. Er is al langere tijd sprake van een hoog aantal milieuklachten over Tata Steel, waaronder ook klachten over geur. Tegen die achtergrond ligt het ook niet voor de hand om akkoord te gaan met het verzoek van Tata Steel om de geurmaatregel te schrappen. Daarbij komt dat voorschrift 0.4.13.H, onder b, al bij besluit van 28 oktober 2008 aan de voor de inrichting geldende omgevingsvergunning is verbonden als uitwerking van een verplichting die volgde uit de vorige BREF IJzer en Staal. Ook in de nu geldende BBT-conclusies van de opvolgende BREF IJzer en Staal is deze verplichting opgenomen. De afweging om voorschrift 0.4.13.H, onder b, op te nemen en te handhaven is ten tijde van het stellen van het voorschrift en ook bij de compliance check van de voor Tata Steel geldende omgevingsvergunning aan de nieuwe BBT-conclusies al gemaakt. Omdat er geen nieuwe BBT-conclusies zijn vastgesteld en gepubliceerd, ziet verweerder geen aanleiding en ruimte om de bestaande verplichting in te trekken.
Beroepsgrond Tata Steel
10.2.
Tata Steel voert aan dat BBT-conclusie 69 verkeerd is toegepast. Volgens Tata Steel is in de onderliggende BREF IJzer en Staal namelijk aangegeven dat de maatregel van dampcondensatie alleen als BBT wordt opgevat indien als gevolg van slakbehandeling sprake is van H2S en SO2 emissies die geurhinder veroorzaken. Deze BBT-conclusie kan dan ook niet Tata Steel-breed worden uitgelegd, zoals verweerder voorstaat. Tata Steel voert in dit verband verder aan dat van de slakgranulatie bij HO6 in de omgeving zeer weinig geurhinder wordt ondervonden, zodat BBT-conclusie 69 geen basis biedt om de maatregel van dampcondensatie aan Tata Steel op te leggen. Uit metingen blijkt namelijk dat de geuremissie die optreedt als gevolg van slakgranulatie bij HO6 aanzienlijk lager is dan zowel de grenswaarde als de richtwaarde die onderdeel zijn van het geldend beleid van de provincie. Recente gegevens van Common Invent bevestigen verder dat de slakgranulatie bij HO6 in de praktijk ook nauwelijks tot geurklachten in de omgeving leidt. Van de 4499 geurklachten in de periode van 2017 tot heden zijn slechts 10 klachten gerelateerd aan de granulatieschoorsteen van HO6. Dat BBT-conclusie 69 in het verleden verkeerd is uitgelegd, vormt geen reden om daar nu niet gemotiveerd van terug te komen.
Tata Steel is verder continue bezig geuremissie te verminderen, waar dat redelijkerwijs mogelijk is. Als verweerder inrichting-breed kijkt, moeten zeker ook reeds getroffen geuremissiebeperkende maatregelen worden meegenomen. Tata Steel voert verder aan dat verweerder in de besluitvorming geen rekening heeft gehouden met de buitensporig hoge kosten van ruim 49 miljoen euro die samenhangen met het realiseren van dampcondensatie. Kosteneffectiviteit van een maatregel ligt weliswaar in de BBT-conclusies al besloten, maar hier is de BBT-conclusie niet van toepassing, zodat daarvan geen sprake is. Dat, zoals verweerder stelt, de voordelen van de reductie van H2S- en SO2- en geuremissie opwegen tegen de kosten, volgt Tata Steel niet omdat nog maar de vraag is welke voordelen dit zijn, nu van klachten over de emissies van HO6 nauwelijks sprake is. Verder is, aldus Tata Steel, ook niet duidelijk waarom de aspecten energieverbruik en emissies van afvalwater niet meer relevant zijn in de besluitvorming.
Beoordeling rechtbank
10.3.1.
Verweerder heeft het verzoek van Tata Steel om voorschrift 0.4.13.H, onder b, in te trekken voor zover dat ziet op HO6 onbetwist en terecht aangemerkt als een verzoek om toepassing van artikel 2.31, tweede lid, aanhef en onder b, Wabo. Verweerder kan als het bevoegd gezag op grond van dit artikel voorschriften van een omgevingsvergunning die betrekking hebben op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e van de Wabo, wijzigen, voor zover dit in het belang van de bescherming van het milieu is. Verweerder heeft beleidsvrijheid bij de beslissing om met toepassing van artikel 2.31, tweede lid, aanhef en onder b, Wabo vergunningvoorschriften te wijzigen, aan te vullen of in te trekken. [4] De rechtbank beoordeelt daarom of verweerder in redelijkheid heeft mogen besluiten tot afwijzing van het verzoek om intrekking van voorschrift 0.4.13.H, onder b, voor zover dat ziet op HO6.
10.3.2.
Verweerder heeft daartoe in redelijkheid kunnen besluiten. De rechtbank stelt daarbij voorop dat met het bestreden besluit, anders dan Tata Steel lijkt te veronderstellen, niet voor het eerst de verplichting is opgelegd om dampcondensatie aan te brengen in de granulatieschoorsteen van HO6, maar dat daarbij is besloten een al bestaande verplichting daartoe niet in te trekken. Het toetsingskader wordt dus niet gevormd door artikel 2.14 Wabo.
10.3.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat er vanuit HO6 sprake is van emissies van H2S en SO2. Het zijn ook de emissies van H2S en SO2 die de geuroverlast door HO6 veroorzaken. Verweerder heeft verder onbetwist gesteld dat, als wordt voldaan aan de verplichting in de voor Tata Steel geldende omgevingsvergunning, de emissie van geur en H2S en SO2 vanuit HO6 wordt geëlimineerd. Verweerder heeft daarmee reeds afdoende gemotiveerd dat het intrekken van voorschrift 0.4.13.H, onder b, ook niet voor zover dat ziet op HO6, niet in het belang is van de bescherming van het milieu. Dat, zoals Tata Steel lijkt te betogen, bij de vraag of het voorschrift kan worden ingetrokken alleen het milieubelang mag worden betrokken waartoe het voorschrift is gesteld – dat is hier geur – volgt de rechtbank niet. Nog daargelaten dat verweerder onbetwist heeft gesteld dat de maatregel van dampcondensatie tot gevolg heeft dat de geuremissie uit HO6 volledig wordt tenietgedaan, waarmee een milieubelang is gediend, is het laten vervallen van de verplichting ook niet in het belang van de bescherming van het milieu, omdat dan geen einde komt aan de emissie van de stoffen H2S en SO2 vanuit de granulatieschoorsteen van HO6, die ook andere nadelige milieugevolgen heeft dan geur
stankoverlast. Dat de geuremissie aanzienlijk lager is dan de grens- en richtwaarde uit het provinciaal beleid en dat er slechts een gering aantal klachten over geur zijn te relateren aan HO6 doet aan het voorgaande niet af.
Conclusie en gevolgen
11. Het beroep is gegrond. Geurbesluit 1 zal worden vernietigd voor zover het betreft de in onderdeel III in voorschrift 0.4.18 voor bron 8 opgenomen bedrijfstijd (uren/jaar) van 7.200 uur. De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht bepalen dat de onder onderdeel III in voorschrift 0.4.18 voor bron 8 opgenomen bedrijfstijd (uren/jaar) op 8.760 uur wordt gesteld. De rechtbank bepaalt dat de uitspraak in de plaats komt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit.
12. Voor het overige krijgt Tata Steel geen gelijk.
13. Omdat het beroep (deels) gegrond is moet het college het griffierecht aan Tata Steel vergoeden en krijgt Tata Steel ook een vergoeding van haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van Tata Steel een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 23 mei 2022 – uitsluitend - voor zover daarin is bepaald dat de bedrijfstijd (uren/jaar) in voorschrift 0.4.18 bij bron 8 7.200 uur bedraagt;
  • bepaalt dat de bedrijfstijd (uren/jaar) in voorschrift 0.4.18 bij bron 8 8.760 uur bedraagt en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde gedeelte van het besluit van 23 mei 2022;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 365,- aan Tata Steel IJmuiden B.V. moet vergoeden;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 1814,- aan proceskosten aan Tata Steel IJmuiden B.V.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. Affourtit-Kramer, voorzitter, en mr. R.H.M. Bruin en mr. R. Brouwer, leden, in aanwezigheid van mr. P.C. van der Vlugt, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2025.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De bijlagen zijn aan het besluit gehecht.
2.De tabel is alleen opgenomen voor zover hier van belang, te weten bron 8. In de tabel zijn in totaal 31 beurbronnen benoemd.
3.‘Tussentijdse resultaten Gezondheidscheck in de IJmond’ van 14 april 2021
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 7 mei 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1619