ECLI:NL:RBNHO:2025:8072

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 juli 2025
Publicatiedatum
16 juli 2025
Zaaknummer
11190454 \ CV EXPL 24-4655
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht door vervoerder

In deze zaak hebben de passagiers compensatie gevorderd van de vervoerder, Royal Air Maroc, vanwege een geannuleerde vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Casablanca op 9 juli 2022. De passagiers, vertegenwoordigd door Aviclaim, hebben een vordering ingediend voor een bedrag van € 2.400,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vervoerder heeft de annulering van de vlucht niet betwist, maar voerde aan dat de passagiers niet-ontvankelijk verklaard moesten worden omdat zij Aviclaim niet hadden gemachtigd. De kantonrechter heeft echter vastgesteld dat de passagiers voldoende bewijs hebben geleverd van hun machtiging aan Aviclaim en dat de handtekeningen op de volmachten niet significant afwijken van die op hun identiteitsbewijzen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering tot compensatie toewijsbaar is, aangezien de vervoerder zijn verweer heeft ingetrokken. De wettelijke rente over de hoofdsom is toegewezen vanaf de datum van de annulering van de vlucht. De kantonrechter heeft de vervoerder veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, de proceskosten en nakosten, en heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11190454 \ CV EXPL 24-4655
Uitspraakdatum: 16 juli 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1], wonende te [plaats 1]

2. [eiser 2], wonende te [plaats 2]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: [gemachtigde] (ProBe-ASP B.V., handelende onder de naam Aviclaim)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Royal Air Maroc
gevestigd te Casablanca, Marokko
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. T. Teke (Advocatenpraktijk Teke)
De zaak in het kort
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd vanwege een geannuleerde vlucht. Omdat de vervoerder dit niet heeft weersproken, wordt de gevorderde compensatie toegewezen. Daarnaast is er geen sprake van rauwelijks dagvaarden.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 9 juli 2022 vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Casablanca, Marokko, met vlucht AT851 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vervoerder heeft de vlucht geannuleerd.
2.3.
Passagier sub 1 heeft het eventuele vorderingsrecht van haar minderjarige kind aan zichzelf overgedragen. Passagier sub 2 heeft de eventuele vorderingsrechten van haar drie minderjarige kinderen aan zichzelf overgedragen.
2.4.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.5.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 2.400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van de annulering van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 360,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de annulering van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 400,- per persoon. [1] Het totaalbedrag van de vordering bevat de eventuele vorderingsrechten tot compensatie van de minderjarige kinderen, die de passagiers aan zichzelf hebben overgedragen.
3.3.
De vervoerder voert verweer. Op zijn verweer wordt ingegaan bij de beoordeling van het geschil.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder voert aan dat de passagiers niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Hij betwist in dit verband dat zij Aviclaim hebben gemachtigd om hen in deze procedure te vertegenwoordigen. Hij voert aan dat de handtekeningen van de passagiers op de overgelegde volmachten aan Aviclaim afwijken van de handtekeningen op hun paspoorten.
4.3.
Het verweer van de vervoerder slaagt niet. De kantonrechter stelt vast dat de handtekeningen van de passagiers op de volmachten gedeeltelijk afwijken van de handtekeningen op de identiteitsbewijzen van de passagiers. De kantonrechter is echter van oordeel dat de passagiers met het overleggen van de boekingsdocumenten, de kopieën van hun paspoorten en de volmachten voldoende hebben onderbouwd dat zij Aviclaim hebben gemachtigd om namens hen te procederen.
4.4.
De vervoerder heeft zijn inhoudelijke verweer tegen de vordering bij conclusie van dupliek ingetrokken. Dit betekent dat de gevorderde hoofdsom als onbetwist toewijsbaar is.
4.5.
De passagiers hebben wettelijke rente over de hoofdsom gevorderd vanaf de datum van de annulering van de vlucht. Het betreft hier een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade terstond opeisbaar is. [2] Het verzuim treedt zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. Dat is de datum waarop de passagiers op de eindbestemming hadden moeten aankomen. De werkwijze en proceshouding van de passagiers – waar hierna op in zal worden gegaan – doen hier niet aan af. De wettelijke rente over de hoofdsom wordt daarom toegewezen vanaf de datum van de vlucht.
4.6.
Ten slotte stelt de vervoerder dat hij rauwelijks is gedagvaard. Hij voert aan dat de onderhavige procedure onnodig aanhangig is gemaakt omdat de passagiers een procedure hadden kunnen voorkomen door de vordering op de juiste wijze in te dienen (via zijn website). De gemachtigde van de passagiers heeft op 25 en 28 maart 2024 aanmaningen namens de passagiers verstuurd naar een e-mailadres van de vervoerder. Hierop is een automatisch antwoord verstuurd dat verwijst naar de website van de vervoerder. De passagiers hebben hun vordering volgens de vervoerder niet via deze website ingediend. De aanmaningen waren ook niet voorzien waren van de bijbehorende stukken, zodat hij niet in staat was om de vordering te beoordelen, aldus de vervoerder.
4.7.
De kantonrechter overweegt dat de vervoerder heeft erkend dat de aanmaningen van 25 en 28 maart 2024 hem per e-mail hebben bereikt. De omstandigheid dat de passagiers de vordering niet (ook) via de website van de vervoerder hebben ingediend, maakt dit niet anders. Met betrekking tot het ontbreken van de bijbehorende stukken geldt dat de vervoerder niet heeft gesteld dat hij daarom voorafgaand aan de procedure heeft gevraagd, zodat deze stelling naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd is. Van rauwelijks dagvaarden is dan ook geen sprake.
4.8.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering betwist. Met name heeft hij betwist dat hij de overige door de passagiers overgelegde aanmaningen heeft ontvangen. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom moet de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, toetsen aan het rapport Voorwerk II. De passagiers hebben, gelet op de betwisting door de vervoerder, onvoldoende onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten (en de daarover gevorderde rente) moet daarom worden afgewezen.
4.9.
De vervoerder zal overwegend in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal hij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 2.400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 9 juli 2022, tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 135,97;
griffierecht € 248,00;
salaris gemachtigde € 408,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 102,00 aan nakosten, voor zover de passagiers daadwerkelijk nakosten zullen maken, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 6:83 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW).