ECLI:NL:RBNHO:2025:8046

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
16 juli 2025
Zaaknummer
C/15/366292 / JU RK 25-829
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met ernstige zorgen over veiligheid en opvoeding

Op 25 juni 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren op [geboortedatum] in [plaats] ([land]). De kinderrechter heeft de Raad voor de Kinderbescherming, gevestigd te Haarlem, als verzoeker in deze zaak erkend. De ouders van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn ernstige zorgen over de veiligheid van het kind. De kinderrechter heeft eerder al voorlopige ondertoezichtstelling en spoeduithuisplaatsing verleend, en op basis van de ingediende verzoeken van de Raad is besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing voor een kortere duur toe te wijzen dan verzocht. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van ernstige dreiging van jongens/mannen uit de buurt en dat de moeder niet in staat is om de minderjarige te beschermen. De ouders hebben aangegeven dat zij het eens zijn met de voorlopige ondertoezichtstelling, maar niet met de machtiging tot uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft de zorgen over de kwetsbaarheid van de minderjarige, haar laag IQ en de dreigingen die zij heeft ervaren, meegewogen in de beslissing. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van een maand, met de mogelijkheid om de situatie opnieuw te evalueren. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/366292 / JU RK 25-829 en C/15/366321 / JU RK 25-832
Datum uitspraak: 25 juni 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,gevestigd te Haarlem,
hierna te noemen de Raad,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ( [land] ),
hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. C. Guzel te Heerhugowaard,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. C. Guzel te Heerhugowaard.
De kinderrechter merkt als informant aan:
de gecertificeerde instelling Stichting William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, gevestigd te Alkmaar,
hierna te noemen de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt mee in de beoordeling:
  • de beschikking van deze rechtbank van 13 juni 2025 met zaaknummer C/15/366292 / JU RK 25-829 (voorlopige ondertoezichtstelling) en de daarin opgenomen stukken;
  • de twee beschikkingen van deze rechtbank 14 juni 2025 met zaaknummers C/15/366292 / JU RK 25-829 (spoedmachtiging tot uithuisplaatsing) en C/15/366321 / JU RK 25-832 (vervangende toestemming medische behandeling) en de daarin opgenomen stukken.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 25 juni 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
  • de ouders, bijgestaan door mr. C. Guzel en [tolk] als tolk [taal] ;
  • [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 13 juni 2025 [de minderjarige]
voorlopig onder toezicht van de GI gesteld tot 13 september 2025.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 14 juni 2025 een
spoedmachtiging verleend [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een
crisispleeggezin tot 12 juli 2025.
2.4.
[de minderjarige] verblijft op grond van deze machtiging binnen een crisispleeggezin.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 14 juni 2025 vervangende medische toestemming verleend voor de medische behandeling van [de minderjarige] , inhoudende een medisch (sporen)onderzoek.

3.De verzoeken

3.1.
De Raad verzoekt de beslissing tot voorlopige ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de duur van drie maanden en de spoeduithuisplaatsing voor de duur van vier weken te bekrachtigen. Ook verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een crisispleeggezin te verlenen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De Raad heeft de verzoeken als volgt toegelicht.
3.2.
De zorgen over [de minderjarige] zijn groot. Er is sprake van ernstige dreiging van jongens/mannen uit de buurt naar [de minderjarige] . Het gaat om jongens/mannen die proberen [de minderjarige] mee te nemen en in hun macht te krijgen. Zij ontvangt dreigende berichten waarin onder andere wordt aangekondigd dat men haar komt opzoeken en komt ophalen. Het lukt de moeder onvoldoende om [de minderjarige] kaders en grenzen te geven die haar kunnen beschermen tegen de contacten die zij aangaat met mannen. De Raad vindt het belangrijk dat deze kaders er per direct komen voor [de minderjarige] en dat er tegelijkertijd zicht blijft op de veiligheid van [de minderjarige] in de thuissituatie als broer of vader informatie te horen krijgen, vanwege het mogelijke risico op eergerelateerd geweld. De moeder is niet in staat om [de minderjarige] te begrenzen en [de minderjarige] kan onvoldoende haar eigen veiligheid inschatten. De Raad is daarom van mening dat een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is.
3.3.
Ter zitting heeft de Raad naar voren gebracht dat in het belang van [de minderjarige] een machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling noodzakelijk is. Er zijn grote zorgen over de veiligheid van [de minderjarige] . Het is ouders niet gelukt om de veiligheid van [de minderjarige] te waarborgen. [de minderjarige] is heel kwetsbaar en heeft een laag IQ. Het lukt haar daarom niet om de gevolgen van haar gedrag te overzien. Daarnaast zijn er ook zorgen over de gezinssituatie. [de minderjarige] heeft op school aangegeven dat zij thuis wordt geschopt en geslagen door de vader. Naar aanleiding van het voorgaande in combinatie met het vermoeden van prostitutie, is in overleg met school, jeugdhulp en de politie besloten om acuut in te grijpen. De Raad vindt het van belang om de komende drie maanden zicht te op de gehele situatie en daarvoor de nodige hulp in te zetten voor zowel [de minderjarige] als de ouders.

4.De standputen

[de minderjarige]
4.1.
heeft tijdens het gesprek met de kinderrechter naar voren gebracht dat zij weer naar huis wil. Zij is niet meer bang voor haar vader of broer.
De ouders
4.2.
Door en namens de ouders is ter zitting naar voren gebracht dat zij het eens zijn met de voorlopige ondertoezichtstelling. De ouders zijn het niet eens met een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] . De vader is inmiddels op de hoogte van wat [de minderjarige] is overkomen. De vader is bereid om samen met de hulpverlening de veiligheid van [de minderjarige] te waarborgen. De ouders erkennen dat [de minderjarige] bepaalde problemen heeft en dat vanuit hun kant de begrenzing van [de minderjarige] beter had gekund. Zij hebben daarom ook zelf hulp gevraagd, omdat zij zich ook grote zorgen maken om [de minderjarige] . De ouders zullen [de minderjarige] niets aandoen en zijn bereid om samen met de hulpverlening te werken aan haar toekomst. De ouders zijn daarom ook van mening dat de dreiging voor [de minderjarige] vanuit de thuissituatie is komen te vervallen. Zij zien daarom de noodzaak van een machtiging tot uithuisplaatsing niet en verzoeken daarom om dat verzoek af te wijzen.

5.De visie van de GI

5.1.
De vertegenwoordigster van de GI heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij sinds de plaatsing van [de minderjarige] meerdere keren met haar heeft gesproken. Ook is de GI op huisbezoek geweest bij de ouders. De ouders erkennen de zorgen met betrekking tot huiselijk geweld in de thuissituatie. De GI is van mening dat bij ouders sprake is van onmacht. De ouders hebben door de crisissituatie niet de mogelijkheid gehad om de problemen in de thuissituatie met intensieve hulpverlening aan te pakken. Die mogelijkheid moet onderzocht worden. Daarnaast heeft de GI in het contact tussen [de minderjarige] en de ouders geen zorgelijke signalen ontvangen. Er is wel tijd nodig om het een en ander te onderzoeken en er zeker van te zijn dat [de minderjarige] veilig is, maar in de tussentijd kan wel gekeken worden wat in de thuissituatie qua hulpverlening en ondersteuning mogelijk is.

6.De beoordeling

6.1.
In wat ter zitting naar voren is gekomen, ziet de kinderrechter geen aanleiding om de in de beschikkingen van 13 juni 2025 en 14 juni 2025 geformuleerde oordelen over de voorlopige ondertoezichtstelling, de spoeduithuisplaatsing en de vervangende toestemming medische behandeling te wijzigen. De zitting heeft mede tot doel gehad om partijen te horen over deze (al genomen) spoedbeslissingen.
6.2.
De kinderrechter is van oordeel dat een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] nog noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW). De kinderrechter ziet geen aanleiding om de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing te laten samenvallen met de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling en zal de duur daarvan beperken tot een maand na heden. De kinderrechter overweegt daartoe als volgt.
Het is de kinderrechter uit het dossier en de behandeling ter zitting duidelijk geworden dat er ernstige zorgen zijn over [de minderjarige] . Het circuit waarin zij is terechtgekomen en waarin zij mogelijk is blootgesteld aan prostitutie, is zeer zorgelijk. [de minderjarige] is een heel jong meisje met een laag IQ waardoor zij zeer kwetsbaar en beïnvloedbaar is. Het lukt haar niet om de gevolgen van haar gedragingen te overzien. Daarom dient zij beschermd te worden. Daarnaast heeft zij in de afgelopen periode dreigingen vanuit zowel de thuissituatie als de buitenwereld ervaren en is sprake geweest van huiselijk geweld in de thuissituatie jegens [de minderjarige] . De kinderrechter acht het gezien het voorgaande van belang dat [de minderjarige] de komende maand middels een machtiging tot uithuisplaatsing blijft waar zij nu zit, zodat goed onderzocht kan worden of de dreigingen vanuit huis en de buitenwereld geen bedreiging meer vormen voor [de minderjarige] .
De kinderrechter ziet ter zitting twee ouders die veel van [de minderjarige] houden en het beste voor haar willen. Gezien de houding van de ouders en de bereidheid om samen met de hulpverlening [de minderjarige] de zorg te bieden die zij nodig heeft, ziet de kinderrechter aanleiding om de machtiging voor een kortere duur te verlenen dan is verzocht. De kinderrechter acht een periode van een maand voldoende om te kijken of een terugkeer naar huis veilig is voor [de minderjarige] en hoe dat vormgegeven kan worden.
De kinderrechter acht het van belang dat zowel [de minderjarige] als de ouders hulpverlening krijgen in de vorm van individuele hulp en opvoedondersteuning vanuit Bureau Mars, gevestigd te Amsterdam (standplaats) Purmerend. Hulpverlening vanuit Bureau Mars acht de kinderrechter van essentieel belang vanwege de mogelijkheid om hulpverlening in de [taal] taal aan te bieden en de ruime beschikbaarheid, ook in de weekenden. Gelet op het niveau van [de minderjarige] is hulpverlening in de [taal] taal van grote meerwaarde.
6.3.
De kinderrechter zal gezien het voorgaande een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] voor de duur van een maand (vanaf heden) verlenen en het verzoek voor het overige afwijzen.
6.4.
De kinderrechter verklaart de beslissing om de machtiging tot uithuisplaatsing af te geven uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
handhaaft de beschikkingen van 13 juni 2025 en 14 juni 2025;
7.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige]geboren op [geboortedatum] in [plaats] ( [land] ), in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 25 juni 2025 tot 25 juli 2025;
7.3.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.4.
wijst af hetgeen anders of meer is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.P. van der Haak, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2025, in aanwezigheid van G. Tosun-Izci als griffier, en op schrift gesteld op 7 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking over de machtiging tot uithuisplaatsing is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Amsterdam. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.