4.6Bewijsoverweging ten aanzien van het medeplegen (feit 2)
Uit het dossier blijkt dat meerdere verdachten betrokken zijn bij het onder feit 2 ten laste gelegde. De verdachte heeft bekend dat hij, als degene die gepind heeft, betrokken is geweest bij de diefstallen met gebruikmaking van een weggenomen bankpas ten aanzien van de aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]/[slachtoffer 4]. De rechtbank zal hieronder uitleggen waarom zij de betrokkenheid van de verdachte aanmerkt als medeplegen.
Medeplegen
Voor een bewezenverklaring van het medeplegen van een strafbaar feit moet sprake zijn van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met één of meerdere anderen. Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die ook met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte.
[slachtoffer 7]
Uit het dossier blijkt dat vlak na de oplichting (feit 1), op 16 januari 2021 om 16:47 uur, door één van de medeverdachten geld van de bankrekening van aangever [slachtoffer 6] is gepind aan het Smaragdplein in Utrecht. Rond het tijdstip van pinnen, om 16:40 uur, straalt het telefoonnummer van de verdachte een zendmast aan in Utrecht, aan de Admiraal Helfrichlaan. De afstand tussen de pinlocatie en de Admiraal Helfrichlaan is 9 minuten met de auto. Gelet op de verklaring van de verdachte dat hij wel eens een auto huurde om naar verschillende zogenaamde oplichtingslocaties af te reizen, acht de rechtbank het aannemelijk dat de verdachte ten aanzien van deze zaak met de auto naar Utrecht is afgereisd, één van de medeverdachten met de bankpas van [slachtoffer 6] geld heeft opgenomen en zij kort daarna elkaar weer hebben getroffen. Relevant hierbij is ook dat de verdachte gedurende de dag telefonisch contact heeft met medeverdachte [medeverdachte], die op zijn beurt ook weer in contact stond met degene die het geld van de rekening heeft gepind. Uit de verklaring van [medeverdachte] blijkt dat na een succesvolle pintransactie (een deel van) de buit in de auto werd verdeeld onder de medeverdachten. Gelet op dit alles is de rechtbank van oordeel dat de verdachte als medepleger van de gekwalificeerde diefstal kan worden aangemerkt.
[slachtoffer 5]
Op 21 januari 2021, rond 15:35 uur, is bij een geldautomaat in Amersfoort geld van de bankrekening van de aangever opgenomen. Later die dag, rond 19:24 en 19:42 uur, is in Rotterdam opnieuw met gebruik van de bankpas van aangever geld van de rekening van de aangever opgenomen. Uit de zendmastgegevens van het telefoonnummer van de verdachte blijkt dat zijn telefoonnummer die dag zendmasten aanstraalt in Nijkerk, om 14:54 uur, in Hoogland, om 15:36 uur, in Baarn om 15:46 uur en in Rotterdam om 19:46 uur. Gelet op de hiervoor al weergegeven verklaring van de verdachte dat hij wel eens een auto huurde om naar verschillende zogenaamde oplichtingslocaties af te reizen, acht de rechtbank het op basis van deze gegevens ook in deze zaak aannemelijk dat de verdachte met één of meer van zijn medeverdachten met de auto naar, of in de buurt van, de betreffende pinlocaties is gereden. Uit het dossier blijkt dat het telefoonnummer van medeverdachte [medeverdachte] die dag rond 14.45 ook een zendmast aanstraalt in Nijkerk en dat de verdachte en [medeverdachte] gedurende de dag telefonisch contact met elkaar hebben. Voorts blijkt uit het dossier dat [medeverdachte] die dag telefonisch in contact staat met degene die de pintransacties heeft uitgevoerd. Uit de verklaring van [medeverdachte] blijkt, zoals hiervoor aangegeven, dat na een succesvolle pintransactie (een deel van) de buit in de auto werd verdeeld onder de medeverdachten. Gelet op dit alles is de rechtbank van oordeel dat de verdachte als medepleger van de gekwalificeerde diefstal kan worden aangemerkt.
[slachtoffer 8]
Op 25 januari 2021 is op verschillende tijdstippen en plaatsen geld van de bankrekening van aangever opgenomen; drie keer in Bergen op Zoom (om 15.15, 15.19 en 15.20 uur) en later op de dag twee keer in Huijbergen, om 15.39 en 15.40 uur. Uit het dossier blijkt dat het telefoonnummer van de verdachte om 15.31 uur een zendmast aanstraalt in Bergen op Zoom en dat hij zich met de auto op 9 minuten afstand bevindt van de pinlocatie aldaar. Tevens is er gedurende de dag telefonisch contact met medeverdachte [medeverdachte]. Voorts blijkt uit het dossier dat [medeverdachte] die dag telefonisch in contact staat met degene die de pintransacties heeft uitgevoerd. En ook ten aanzien van deze zaak wijst de rechtbank op de verklaring van [medeverdachte] dat na een succesvolle pintransactie (een deel van) de buit in de auto werd verdeeld onder de medeverdachten. Gelet op dit alles is de rechtbank van oordeel dat de verdachte als medepleger van de gekwalificeerde diefstal kan worden aangemerkt.
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]/[slachtoffer 4]
Zoals hiervoor aangegeven is de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen van oordeel dat de verdachte degene is geweest die in de zaken van de aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]/[slachtoffer 4], degene geweest die met de eerder door oplichting verkregen bankpassen en bijbehorende pincodes geld heeft gepind. Dat geld is, zo blijkt onder meer uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte], na het pinnen meteen in de auto onder de verdachte en de medeverdachten verdeeld. Van dat geld werden ook, zo blijkt ook uit de verklaring van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte], auto’s gehuurd om naar locaties te rijden om wederom oudere, kwetsbare, mensen hun bankpas en pincode afhandig te maken. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verdachte ten aanzien van feit 2 nauw en bewust heeft samengewerkt met zijn medeverdachten en dat zijn bijdrage, het pinnen van het geld, van voldoende gewicht is.