ECLI:NL:RBNHO:2025:7865

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
C/15/364563
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot machtiging voor verkoop en levering van de gezamenlijke woning na echtscheiding

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, zijn partijen, een man en een vrouw, inmiddels gescheiden maar nog steeds gezamenlijk eigenaar van hun voormalige gezinswoning. De man heeft de vrouw beschuldigd van het tegenwerken van de verkoop van de woning, terwijl de vrouw stelt dat zij actief meewerkt aan het verkoopproces. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen bewijs is dat de vrouw de verkoop tegenwerkt. De man had vorderingen ingediend om hem te machtigen tot de verkoop en levering van de woning zonder de medewerking van de vrouw, maar deze vorderingen zijn afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verkoopproces al loopt en dat er geen spoedeisend belang is voor de gevraagde voorzieningen. De discussie over een gebruikersvergoeding door de vrouw is onderdeel van de echtscheidingsprocedure en is in dit kort geding niet ontvankelijk verklaard. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/364563 / KG ZA 25-238
Vonnis in kort geding van 8 juli 2025
in de zaak van
[de man],
te [plaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. M. Kemmers,
tegen
[de vrouw],
te [plaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. S.A.E. van Poppel.
De zaak in het kort
Partijen zijn inmiddels gescheiden, maar nog samen eigenaar van de eerdere gezinswoning. Partijen hebben afgesproken de woning te verkopen. De man vindt dat de vrouw de verkoop tegenwerkt en wil de woning zonder de vrouw kunnen verkopen en leveren. De vrouw is het daar niet mee eens; zij zet zich juist in voor de verkoop van de woning en wil bij het verkoopproces betrokken blijven.
De voorzieningenrechter oordeelt dat uit de processtukken geen tegenwerking van de vrouw blijkt. Het verkoopproces loopt. De vorderingen voor eigenhandige verkoop en levering door de man worden dan ook afgewezen. De discussie over een vergoeding voor het gebruik van de woning door de vrouw is onderdeel van de bodemprocedure tussen partijen en het belang bij een onmiddellijke beslissing in dit kort geding ontbreekt. In die vordering verklaart de voorzieningenrechter de man dan ook niet-ontvankelijk.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- de conclusie van antwoord van de vrouw met producties
- productie 8 met begeleidend bericht van 16 juni 2025 van mr. Kemmers
- de mondelinge behandeling van 17 juni 2025 waarbij mr. Kemmers pleitnotities heeft overgelegd en de griffier voor het overige aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Tot slot heeft de voorzieningenrechter een datum voor vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Partijen zijn getrouwd geweest en hebben samen twee meerderjarige dochters. Bij een tussenbeschikking van 21 februari 2025 heeft deze rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De echtscheidingsprocedure loopt voor de financiële afwikkeling van het huwelijk verder.
2.2.
Partijen zijn samen eigenaar van de woning aan de [adres] in [plaats 2] (hierna: de woning). Deze rechtbank heeft bij beschikking van 16 juli 2024 bepaalt dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de woning. De vrouw verblijft met de jongste dochter in de woning. De man heeft de woning verlaten en verblijft met de oudste dochter elders.
2.3.
De man spande begin dit jaar al een kort geding tegen de vrouw aan, waarin hij vorderde dat hij zou worden gemachtigd tot alle (rechts)handelingen om de woning te verkopen en te leveren aan een derde. Tijdens de mondelinge behandeling van 4 februari 2025 hebben partijen een schikking bereikt. De schikking hield onder meer in dat partijen samen aan makelaar [bedrijf] (hierna: de makelaar) een verkoopopdracht zouden verlenen en aan de makelaar zouden laten weten dat de woning niet eerder dan vier maanden na ondertekening van de koopovereenkomst zou worden geleverd, tenzij partijen anders zouden afspreken. Verder zijn partijen overeengekomen dat de vraag- en laatprijs van de woning door de makelaar zal worden vastgesteld en dat de adviezen van de makelaar hierin “
leidend” zijn.
2.4.
Partijen hebben samen aan de makelaar de verkoopopdracht verstrekt. Sinds 18 maart 2025 staat de woning te koop met een vraagprijs van € 995.000.
2.5.
Op 27 maart 2025 heeft een geïnteresseerd paar een bod van € 1.010.000 op de woning gedaan met als vervaldatum 31 maart 2025. In een daaropvolgende whatsapp-wisseling tussen partijen en de makelaar is opgenomen:
27 maart 2025 15:22 - makelaar:
We hebben een bod binnen van € 1.010.000,-
15:25 - de vrouw:
Dat is mooi[naam makelaar, toevoeging rechtbank]
. Hoe waren de reacties vandaag?
15:26 - makelaar:
Ik zit bij mensen dus die krijgen jullie later vandaag
15:27 - de vrouw:
Helemaal goed.
15:39 - de vrouw:
Graag ook meer info over de bieding etc.
16:23 - makelaar:
Via dossier en mails gedaan
16:24 - makelaar:
Bieding staat in dossier, aanvaarding in overleg en voorbehoud financiering is €600.000,- dus dat is mooi dat komt wel goed. Verder later overleg hoe verder
19:02 - de man:
Mooi resultaat, ik ben benieuwd hoe je de overige potentiële kopers inschat. Of er meer zijn die een bod overwegen. Lees graag hoe verder.
22:12 - makelaar:
Ik heb het gevoel dat er meerdere mensen een bod willen doen, ik weet niet hoeveel. Ik denk dat het goed is om alle kijkers een mail te sturen dat er gezien de belangstelling door de verkopende partij besloten is om iedereen een gelijke kans te geven en daarom kan iedere geïnteresseerde voor as vrijdag 4 april 15.00 uur een eenmalig bod met voorwaarden doen.
28 maart 2025 09:02 - de vrouw:
Goedemorgen[naam makelaar, vervanging rechtbank]
,
Dank voor jouw voorstel.
Mijn voorstel: alle kijkers eind van de middag een mail sturen met de inhoud zoals jij in jouw appje schreef. Uiterlijk reageren maandag 7 april voor 12 uur. Iedereen heeft dan een week de tijd gehad om na te denken en/of een bod uit te brengen.
Is openhuis op 5 april nog een optie?
De kijkers zijn op de hoogte dat na ondertekening koopcontract het nog 4 maanden duurt voor de overdracht.
12:10 – makelaar:
Ik wacht ook even de reactie van [de man][de man, toevoeging rechtbank]
af. Maandag 7 april is mij ook prima maar ik ga niet einde van de middag aan mijn kollega vragen of er nog een mail uit kan dan doen we dat maandag
12:35 – de man:
Beste[naam makelaar, vervanging rechtbank]
, wat mij betreft een prima voorstel om vandaag een e-mail eruit te doen met als deadline maandag 7 april zoals [de vrouw][de vrouw, toevoeging rechtbank]
voorstelt. Mocht het niet lukken om dat vanmiddag te doen, dan in ieder geval de bieders wel een berichtje doen vandaag. Zij hebben namelijk initiatief getoond. Daarom moeten we ze niet tot maandag laten wachten.
15:32 - de vrouw:
Open huis nog een optie[naam makelaar, vervanging rechtbank]?
14:43 – makelaar:
Nee, zou ik niet doen bij deze woning, kijkers/ nieuwsgierigen gaan niet snel beslissen, deze prijsklasse niet gebruikelijk
16:00 - de man:
Oké
16:19 - de vrouw:
Dan doen we dat niet[naam makelaar, vervanging rechtbank]
2.6.
Er zijn van 26 tot en met 28 maart 2025 meerdere bezichtigingen van de woning.
2.7.
Op 4 en 7 april 2025 hebben partijen en de makelaar de volgende whatsapp-berichten gewisseld:
4 april 2025 11:02 - de man:
Hallo[naam makelaar, vervanging rechtbank]
, Is het een idee om vandaag al wel een bord in de tuin te zetten? Mensen gaan morgen op pad naar woningen die meedoen met open huis.
11:15 – makelaar:
Nee, want de inschrijving eindigt maandag 12 uur
We gaan eerst kijken wat dat oplevert
7 april 2025 14:13 - de vrouw:
Het huis staat 2 weken te koop. Bord in de tuin?
14:13 - makelaar:
Ik zou gaan voor € 1.010.000,- we hebben best een aantal bezichtigingen gehad en de locatie heeft toch wel een bepaalde invloed en daar moeten we wel rekening mee houden. Als je nu verder gaat kan van invloed zijn zeker ook omdat je geen nieuwe aanvragen hebt gehad. Dus je zou opnieuw moeten gaan opstarten en in afwachting blijven van de reacties.
14:15 - de man:
Dankjewel
14:15 – makelaar:
Mensen denken in deze markt dat de woning verkocht is, beste kijkers zitten in het begin. Op dit moment alleen een bord erbij zal niet extra veel kijkers aantrekken. Meeste kijkers komen via Funda, zeker degene die echt zoekende zijn
[…]
14:26 - de man:
Dan kunnen we wat mij betreft doorpakken. Er is namelijk boven de vraagprijs geboden.
14:27 - makelaar:
We wachten nog even af tot [de vrouw] heeft gereageerd.
14:27 - de vrouw:
Ik ben niet akkoord om door te pakken.
14:39 - de man:
Kun je uitleggen waarom niet?
15:00 - makelaar:
Hoi [de vrouw], wat is jou idee en plan dan?
15:01 - makelaar:
We moeten wel duidelijkheid gaan brengen naar degene die een bod hebben gedaan.
15:12 - makelaar:
Het is een goed bod met mooie voorwaarden en aanvaarding nog in overleg.
16:35 - de man:
Dag [de vrouw],
Nu je niet reageert heb ik contact gezocht met mijn advocaat. Zij heeft contact gezocht met jou advocaat. Ik stuur je de e-mail alvast door.
@[een telefoonnummer, vervanging rechtbank]
, voor morgen nog even geen contact met de bieder.
16:44 - de vrouw:
Ik kom net uit overleg.
16:48 - de vrouw:
[de man].
Wat doe jij moeilijk, ik kon niet reageren omdat ik in overleg zat.
2.8.
In de hiervoor genoemde e-mail van de advocaat van de man aan de advocaat van de vrouw, is de vrouw verzocht uiterlijk de volgende ochtend haar akkoord op het bod van € 1.010.000 te geven.
2.9.
Direct na de hiervoor vermelde Whatsapp-wisseling heeft de makelaar het bericht ontvangen dat de bieders het bod van € 1.010.000 introkken, omdat zij het toch te lang vonden duren en op zoek zijn gegaan naar iets anders. Hierover wisselden partijen en de makelaar de volgende berichten:
7 april 2025 16:58 - makelaar:
Dus, helaas, is de keuze al gemaakt
16:58 - de vrouw: [naam makelaar, vervanging rechtbank].
Hierbij mijn reactie. Er is iets boven de vraagprijs geboden. We moeten vind ik na een week niet direct in paniek schieten dat er niet meer geboden zal worden.
Even afwachten denk ik dan.
17:00 - de man:
Gezien de nieuwe situatie is het denk ik wel beter om een te koop bord in de voortuin te gaan plaatsen.
17:02 - de vrouw:
Wat vervelend om te lezen dat de potentiële kopers het bod hebben ingetrokken, zo snel.
Wanneer kunnen jullie langskomen om het bord te plaatsen.
17:03 - makelaar:
Overleg ik op kantoor en dat zal denk morgen of uiterlijk overmorgen kunnen zijn. Daar hoef je natuurlijk niet voor thuis te zijn. Maar jullie krijgen hier wel bericht over
17:04 - de vrouw:
Prima. Ik vroeg het omdat ik dacht dat ik thuis moest zijn.
18:37 - de man:
Dag[naam makelaar, vervanging rechtbank]
, kun je iets meer details geven? Hoe laat was dit gesprek?
18:46 - makelaar:
[de man] dit gesprek was om 16.54 uur. Hij gaf aan dat ze snel hadden gereageerd met een bod maar dat door de inschrijving het voor hun allemaal te lang duurde.
2.10.
Begin april 2025 heeft een andere geïnteresseerde € 900.000 voor de woning geboden, later verhoogd naar € 950.000, met in eerste instantie de voorwaarde de woning eerst een jaar te huren. Op 11 april 2025 hebben beide partijen dit bod afgewezen. De makelaar en partijen hebben wel verder onderhandeld met deze geïnteresseerde. In dit kader hebben partijen en de makelaar over de bodemprijs van de woning de volgende berichten gewisseld:
22 mei 2025 10:03 - makelaar:
Ik ga aangeven dat de bodemprijs € 985.000,- is en dat de financiering zonder voorbehoud is. Is dit akkoord?
10:48 - de vrouw: [naam makelaar, vervanging rechtbank],
Ik heb een samenvatting gemaakt van de app berichten van jou, [de man] en mij. Voor mij akkoord. [de man]?
11:23 - de man:
Akkoord om dit aan de koper te laten weten
2.11.
De man betaalt de helft van de eigenaarslasten van de woning.

3.Het geschil

3.1.
De man vordert - samengevat - bij vonnis uitvoerbaar verklaard bij voorraad:
Vervangende toestemming verkoop en levering echtelijke woning
1. de man vanaf de datum van het vonnis te machtigen voor het verrichten van alle (rechts)handelingen om de woning te verkopen en te leveren aan een derde, waarbij het vonnis in de plaats wordt gesteld van de toestemming van de vrouw respectievelijk de machtiging om haar medewerking te verlenen aan onder meer, maar niet beperkt tot:
- voor zover de vrouw haar opdracht tot verkoop intrekt, het verlenen van de opdracht tot verkoop aan [bedrijf],
- de aanvaarding van een redelijk bod voor de verkoopprijs, waarbij het advies van de makelaar ten aanzien van de vraag of een bod redelijk is, leidend is,
- de ondertekening van de koopovereenkomst,
- de medewerking aan de eigendomsoverdracht en ondertekening van de transportakte,
- alsmede de vrouw te veroordelen om ervoor zorg te dragen dat de makelaar telkens op eerste verzoek, met inachtneming van een termijn van een dag, de woning kan betreden voor het maken van foto’s, het houden van bezichtigingen, en al hetgeen voor een spoedige verkoop noodzakelijk is, zulks op straffe van een dwangsom van € 750 per keer dat de vrouw hieraan niet voldoet, althans een zodanig bedrag als de voorzieningenrechter meent behoren te bepalen,
- alsmede de vrouw te veroordelen om ervoor zorg te dragen dat, telkens als de
makelaar de woning zal betreden, de woning opgeruimd en netjes is, zulks op
straffe van een dwangsom van € 750 per keer dat de vrouw hieraan niet
zal voldoen, althans een zodanig bedrag als de voorzieningenrechter meent behoren
te bepalen,
- de vrouw te veroordelen om de woning minimaal twee weken voor de
overdracht van de woning leeg te maken, bij gebreke waarvan de vrouw de
man toegang tot de woning dient te geven, zodat de man de woning zelf leeg
kan maken ook op straffe van een dwangsom van € 750 per dag dat de
vrouw hieraan niet voldoet, althans een zodanig bedrag als de voorzieningenrechter
meent behoren te bepalen,
- alsmede de vrouw te veroordelen om de woning 24 uur vóór de overeengekomen overdrachtsdatum te verlaten, zo nodig met behulp van de sterke arm, en deze in goede staat (de staat zoals vastgelegd in de verkoopovereenkomst) achter te laten op straffe van een dwangsom van € 750 per dag dat de vrouw hieraan niet voldoet,
althans een zodanig bedrag als de voorzieningenrechter meent behoren te bepalen.
Gebruikersvergoeding
2. de vrouw te veroordelen tot betaling van een gebruikersvergoeding van € 1.042 per maand vanaf de dag van de betekening van de dagvaarding tot de dag van de
levering van de woning aan een derde,
Proceskostenvergoeding
3. de vrouw te veroordelen in de door de man gemaakte proceskosten, waaronder de griffierechten en advocaatkosten voor dit kort geding.
3.2.
De man legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat de vrouw de verkoop van de woning tegenhoudt. Zo heeft de vrouw tegen het advies van de makelaar in het bod van € 1.010.000 afgewezen, heeft ze tot 8 april 2025 geweigerd een verkoopbord in de tuin te laten plaatsen en heeft ze tot op heden geen duidelijkheid gegeven over haar visie op de verkoop(prijs) van de woning. Daarmee is het spoedeisend belang gegeven.
Daarnaast is de man het beu dat de vrouw de verkoop van de woning traineert en weigert een vergoeding voor haar gebruik van de woning aan de man te voldoen, maar ondanks haar geringe lasten wel van hem verlangt dat hij partneralimentatie aan haar blijft betalen. Daarom maakt hij aanspraak op een gebruikersvergoeding, aldus de man.
3.3.
De vrouw voert gemotiveerd verweer. Primair is er geen sprake van een spoedeisend belang zodat de man niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Subsidiair moeten de vorderingen van de man worden afgewezen, want de vrouw werkt actief mee aan de verkoop van de woning. Ook zij wil de woning spoedig verkopen. Het verkoopproces loopt en de vrouw denkt actief mee in mogelijkheden. Dit blijkt uit haar whatsapp-berichten in de groepsapp met de makelaar en de man. Daarnaast maakt ze voor bezichtigingen steeds – ook wanneer de bezichtigingen op een korte termijn worden gepland en wanneer ze daarvoor vrij moet nemen – de woning schoon en netjes en de tuin op orde. Niemand had kunnen voorzien dat de eerste bieders hun bod zouden intrekken en tot op heden geen passend bod zou volgen. De man machtigen tot de verkoop en levering van de woning lost dat niet op, aldus de vrouw.
3.4.
De voorzieningenrechter zal hierna, voor zover van belang, nader op de stellingen van partijen ingaan.

4.De beoordeling

4.1.
In een kort geding is een spoedeisend belang vereist. Dit houdt in dat van de eisende partij niet kan worden gevergd dat hij de bodemprocedure afwacht en dat een onmiddellijke voorziening is vereist. De voorzieningenrechter toetst per vordering of sprake is van een spoedeisend belang. Als geen sprake is van een spoedeisend belang, zal de voorzieningenrechter de eisende partij niet-ontvankelijk verklaren of de vorderingen afwijzen.
Geen blijk van tegenwerken
4.2.
Partijen zijn overeengekomen dat de woning moet worden verkocht. Volgens de man houdt de vrouw de verkoop van de woning alsnog tegen of traineert zij de verkoop doordat:
i. zij tegen het advies van de makelaar in het bod van € 1.010.000 heeft afgewezen,
ze tot 8 april 2025 heeft geweigerd een verkoopbord in de tuin te laten plaatsen,
ze tot op heden geen duidelijkheid heeft gegeven over haar visie op de verkoop(prijs) van de woning.
4.3.
In de overgelegde processtukken is geen steun te vinden voor de stelling van de man. De voorzieningenrechter licht dit hieronder toe.
Ad i: Bod van € 1.010.000
4.4.
De woning is niet voor € 1.010.000 verkocht, omdat de bieders op 7 april 2025 hun bod hebben ingetrokken, voor zover het bod niet al op 31 maart 2025 was vervallen. Weliswaar heeft de vrouw juist voordat zij die middag in een werkoverleg ging, aan de makelaar en de man kort te kennen gegeven ‘niet te willen doorpakken’, maar ze heeft dat daarna toegelicht [1] en de man had haar een termijn gesteld tot de volgende ochtend om haar akkoord te geven. Ruim voor die tijd trokken de bieders hun bod in.
4.5.
Daarbij trokken de bieders hun bod in ‘omdat de inschrijving hen te lang duurde’. Het was de makelaar geweest die na ontvangst van het bod van € 1.010.000, na inschatting van de interesse van andere kijkers, tot verkoop bij inschrijving had geadviseerd. [2] De makelaar stelde daarbij voor de inschrijving op vrijdag 4 april 2025 te sluiten. De vrouw stelde daarop een iets latere sluitingsdatum voor en de man stemde daar – anders dan hij in deze procedure betoogt - volmondig mee in:
“[…]
wat mij betreft een prima voorstel om vandaag een e-mail eruit te doen met als deadline maandag 7 april zoals [de vrouw][de vrouw, toevoeging rechtbank]
voorstelt.[…]”
4.6.
Na ontvangst van het bod van € 1.010.000 dat na vier dagen zou vervallen, besluiten tot verkoop bij inschrijving met een termijn van ruim een week en/of daar een paar dagen extra tijd voor nemen, kan achteraf een verkeerde inschatting worden genoemd. Dit is echter een omstandigheid die de man de vrouw niet kan aanrekenen. Het is een gevolg van collectieve besluitvorming waaraan ook hijzelf en de makelaar deel hebben gehad.
Ad ii: Plaatsen verkoopbord
4.7.
Ook is niet gebleken dat de vrouw zou hebben geweigerd een verkoopbord in de tuin te plaatsen. Namens de man is op de mondelinge behandeling verklaard dat hij van de makelaar zou hebben vernomen dat de vrouw geen bord in de tuin wilde. Deze stelling vindt geen steun in de beschikbare stukken. Integendeel, de man lijkt afwijzende reacties van de makelaar toe te rekenen aan de vrouw. Het was namelijk de makelaar die op 4 april 2025 de man antwoordde voor sluiting van de inschrijving geen bord te plaatsen. [3] Op 7 april 2025 heeft de vrouw de makelaar nog eens gevraagd naar het plaatsen van een bord in de tuin en heeft de makelaar geantwoord dat een bord geen extra kijkers zou aantrekken. Later die middag heeft de man herhaald dat het volgens hem beter was wel een verkoopbord te plaatsen. De vrouw heeft dit onderschreven met haar vraag aan de makelaar wanneer het bord kon worden geplaatst. [4]
Ad iii: Duidelijkheid over visie op de verkoop(prijs)
4.8.
Tot slot verwijt de man de vrouw dat zij in antwoord op de vraag van de makelaar van 7 april 2025 om 15:00u nog geen duidelijkheid heeft gegeven over haar visie op de verkoop(prijs) van de woning. De voorzieningenrechter kan de man ook hierin niet volgen.
Bij haar whatsapp-bericht van diezelfde dag om 16:58u heeft de vrouw inhoudelijk op de vraag van de makelaar gereageerd. [5]
Op zitting heeft de man zijn verwijt nader onderbouwd door te stellen dat het diffuus zou zijn met welke bodemprijs de vrouw akkoord zou kunnen gaan, een miljoen euro of € 985.000. Enige onduidelijkheid hierover komt voor rekening van de man zelf. Immers, op vraag van de makelaar op 22 mei 2025 of het doorgeven van een bodemprijs van € 985.000 akkoord is, heeft de vrouw duidelijk geantwoord met ‘voor mij akkoord’ [6] . Beide partijen gaan, althans gingen, uit van een marktwaarde van een miljoen euro. [7]
Tussenconclusie
4.9.
Het verwijt van de man dat de vrouw de verkoop tegenwerkt lijkt dan ook zonder basis. Alhoewel tot nu toe zonder succes, het verkoopproces loopt. Bij deze stand van zaken is er geen enkele aanleiding om de gevraagde verstrekkende voorzieningen voor de verkoop en levering van de gezamenlijke woning door de man toe te wijzen.
4.10.
De voorzieningenrechter merkt hierbij op dat wanneer partijen niet dezelfde opvatting of voorkeur hebben over de verkoop van de woning, dat nog niet betekent dat de vrouw de verkoop tegenwerkt. Ter voorkoming van discussie zijn partijen eerder overeengekomen dat de adviezen van de makelaar “leidend” zijn. Zij hebben dit niet als ‘bindend’ ingevuld. Gezien hun huidige moeizame communicatie doen partijen er verstandig aan de makelaar in het verdere verkoopproces wel de rol van bindend adviseur te geven en daarbij proactief met voorstellen te komen die de verkoop kunnen bespoedigen. Dat kan onder meer zijn een aanpassing van de advertentie of een verlaging van de vraagprijs en laatprijs.
Gebruikersvergoeding
4.11.
Daarnaast vordert de man de vrouw te veroordelen aan hem een vergoeding voor het gebruik van de woning te betalen. Met een geldvordering in kort geding moet terughoudend worden omgegaan. Een voorzieningenrechter moet niet alleen onderzoeken of het bestaan van een dergelijke vordering voldoende aannemelijk is, maar ook of de eisende partij bij toewijzing een spoedeisend belang heeft.
4.12.
De man heeft over het spoedeisende belang van een gebruikersvergoeding niets gesteld. Zo heeft hij niet gesteld dat hij zonder gebruikersvergoeding in financiële nood is. Bovendien heeft de man zich op het standpunt gesteld dat hij vanaf inschrijving van de echtscheiding bij de burgerlijke stand de vrouw geen (voorlopige) partneralimentatie meer zal betalen. Dat een onmiddellijke voorziening voor een gebruikersvergoeding is vereist, blijkt dan ook nergens uit. De voorzieningenrechter zal de man in deze vordering niet-ontvankelijk verklaren. De discussie over (de hoogte van) een gebruikersvergoeding ligt al voor in de echtscheidingsprocedure en zal daar moeten worden gevoerd.
Proceskosten
4.13.
Ondanks de over en weer gevraagde proceskostenveroordelingen ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om af te wijken van wat in zaken als deze gebruikelijk is. Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verklaart [de man] niet ontvankelijk in zijn vordering onder 2. over de gebruikersvergoeding,
5.2.
wijst alle overige vorderingen af,
5.3.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2025.
1680

Voetnoten

1.zie alinea 2.9, whatsapp-bericht van 7 april 2025 om 16:58 uur
2.zie alinea 2.5. Bij verkoop bij inschrijving kan een bieder voor een bepaalde sluitingsdatum en tijd een bod uitbrengen bij de verkopend makelaar of notaris.
3.zie alinea 2.7
4.zie alinea 2.9
5.zie alinea 2.9
6.zie whatsapp-bericht van 22 mei 2025 om 10:48 uur, alinea 2.10
7.randnummer 27 dagvaarding en randnummer 62 conclusie van antwoord