ECLI:NL:RBNHO:2025:7861

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
C/15/364961
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over een 'sale and lease back'-constructie van een appartement met erfgenamen en een accountant

In deze zaak, die op 11 juli 2025 door de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, gaat het om een kort geding dat is aangespannen door de erfgenamen van een overleden vrouw, [erflaatster], tegen [gedaagde], een accountant die betrokken was bij de financiële zaken van [erflaatster]. De erfgenamen vorderen onder andere de afgifte van documenten en sleutels van het appartement van [erflaatster], dat niet aan [gedaagde] is overgedragen ondanks een gestelde koopovereenkomst. De rechtbank oordeelt dat de erfgenamen geen belang meer hebben bij de vorderingen I en II, omdat [gedaagde] inmiddels aan deze vorderingen heeft voldaan. De vordering III, die [gedaagde] verbiedt om verdere handelingen te verrichten namens de nalatenschap, wordt afgewezen omdat [gedaagde] al heeft aangegeven zijn werkzaamheden te hebben beëindigd. De rechtbank wijst de vorderingen van [gedaagde] in reconventie af, omdat hij geen spoedeisend belang heeft aangetoond bij de levering van het appartement. De rechtbank concludeert dat er geen bindende koopovereenkomst is, omdat er geen leveringsdatum is overeengekomen en dat het onaanvaardbaar is om nu nog nakoming te verlangen. De proceskosten worden toegewezen aan de erfgenamen, die kosten hebben moeten maken om hun rechten te doen gelden.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/364961 / KG ZA 25-266
Vonnis in kort geding van 11 juli 2025
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [plaats 1] ,
2.
[eiser 2],
te [plaats 2] ,
3.
[eiser 3],
te [plaats 3] ,
4.
[eiser 4],
te [plaats 4] ,
5.
[eiser 5],
te [plaats 5] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: de erfgenamen,
advocaat: mr. L.H. Toonen,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 6] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. A.G. Moeijes.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 t/m 15
- aanvullende producties 16 t/m 18 van de erfgenamen
- de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie met producties 1 t/m 12
- aanvullende producties 19 t/m 23 van de erfgenamen
- de mondelinge behandeling van 27 juni 2025, waarbij mr. Toonen pleitaantekeningen heeft overgelegd en de griffier voor het overige aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Tot slot is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eisende partijen in conventie zijn de erfgenamen van erflaatster [erflaatster] (hierna: [erflaatster] ).
2.2.
[gedaagde] is accountant en was aandeelhouder van een accountantskantoor dat tot voor kort was gevestigd aan de [adres] in [plaats 7] . [erflaatster] woonde tot haar overlijden in haar appartement aan de [adres] (hierna: het appartement), gelegen boven het kantoor van [gedaagde] .
2.3.
In 2017 heeft [erflaatster] [gedaagde] verzocht haar te helpen bij haar belastingaangifte, wat hij heeft gedaan, en in 2019 heeft [gedaagde] [erflaatster] geholpen met haar administratie.
2.4.
[erflaatster] ontving thuiszorg. Daarnaast maakte zij gebruik van de diensten van [betrokkene 1] (hierna: de zorgverlener) waarvoor zij een vergoeding was verschuldigd. Voor betaling van deze zorgkosten heeft [gedaagde] aan [erflaatster] geld geleend.
2.5.
Op enig moment heeft [gedaagde] [erflaatster] voorgesteld haar appartement te kopen, waarbij [erflaatster] tot haar overlijden het appartement van hem zou kunnen huren.
2.6.
Op 5 januari 2022 hebben [gedaagde] en [erflaatster] een huurovereenkomst gesloten. Daarin is opgenomen dat [erflaatster] het appartement met ingang van 1 maart 2022 voor onbepaalde tijd van [gedaagde] huurt tegen een huurprijs van € 1.560 per maand.
2.7.
[gedaagde] heeft het appartement vervolgens laten taxeren. De taxateur heeft het appartement per 22 januari 2022 getaxeerd op een marktwaarde van € 460.000 en in verhuurde staat op € 339.000.
2.8.
In een brief van 28 januari 2022 van [gedaagde] aan [erflaatster] is opgenomen:
In aansluiting op mijn eerdere brief van 11 juni 2012 inzake de verstrekte lening aan jou van toen € 7.250, zou ik nog terugkomen op het voorstel om aan mij de woning te verkopen terwijl jij in de woning blijft wonen tegen een getaxeerd huurbedrag.
De verkoopprijs wordt bepaald door een onafhankelijke taxatie uit te laten voeren. Dat is inmiddels gedaan en de taxatie van je huis in verhuurde staat levert € 339.000 op. Ik stel voor de verkoopprijs op € 340.000 te stellen.
Inmiddels is de openstaande lening opgelopen tot € 12.520 per 31 12 2021.
Deze lening is aan jou verstrekt om je financiële leefruimte te vergroten waaruit onder andere de zorg van [betrokkene 1][de zorgverlener, toevoeging rechtbank]
maandelijks wordt betaald uit een enveloppe die [betrokkene 2][een mantelzorger van [erflaatster] , toevoeging rechtbank]
maandelijks van mij krijgt. Eerder zijn we overeengekomen dat je mij, ter meerdere zekerheid van de terugbetaling van de lening op eerste verzoek een tweede hypotheek op je woning verstrekt. Er is nu een eerste aflossingsvrije hypotheek verstrekt door de ABN AMRO Bank N.V. voor een bedrag van € 31.764,62 met een rente van 1,2 %.
Door een bestaande BKR registratie die nog enkele jaren voort duurt is bancaire financiering niet mogelijk, terwijl behoefte blijft bestaan om je leefruimte blijvend te vergroten mede om extra zorg in te kopen van [betrokkene 1] , naast de bestaande Thuiszorg. De overheid wil sinds kort dat nieuwe woningeigenaren vanaf 1 januari 2022 zelf de woning moeten bewonen. Terwijl wij uitdrukkelijk hebben afgesproken dat je in de woning blijft wonen.
Daarom stel ik voor de woning in verhuurde staat per heden te kopen voor € 340.000, waarbij jij in de woning blijft wonen tegen de door de makelaar vastgestelde huur van € 1.450 per maand. Met de vrijkomende middelen moet de eerste hypotheek van de ABN AMRO Bank N.V. worden afgelost van € 31.764,62. En vervolgens de openstaande lening van € 12.560. Het rest saldo staat tot jouw beschikking om daaruit je leefruimte te vergroten waar onder de zorgkosten, in de woning te blijven wonen en van een onbezorgde oude dag te genieten. Mijn administratie strekt tot bewijs van de gedane opnamen.
Dit voorstel is met je besproken in aanwezigheid van je mantelzorger en je reactie was: “dat is een mooi bedrag en met de verkoop ben ik het eens en gun ik je”
Door ondertekening van deze samenvatting ga je akkoord met de lening tot op heden van € 12.560 en de verkoop van je woning in bewoonde staat tegen een waarde van € 340.000.
[erflaatster] heeft deze brief (hierna: de brief van 28 januari 2022) voor akkoord ondertekend.
2.9.
[erflaatster] heeft het appartement niet aan [gedaagde] overgedragen, geen huur betaald en [gedaagde] heeft [erflaatster] geen koopprijs voor het appartement betaald.
2.10.
Op 16 december 2023 is [erflaatster] overleden.
2.11.
[eiser 4] (‘ [eiser 4] ’) heeft vervolgens [gedaagde] gevraagd als executeur op te treden, de nalatenschap af te handelen en de crematie te verzorgen. [gedaagde] heeft bij e-mail van 17 december 2023 de erfgenamen bevestigd deze werkzaamheden op zich te nemen. Daarbij heeft [gedaagde] de erfgenamen onder meer het volgende bericht:
Afwikkelingsbewindvoerder
Tevens heb jij mij gevraagd om alle schulden te voldoen uit de verkoopafwikkeling van het appartement conform de eerder door [erflaatster] getekende verkoopovereenkomst en daarmee op te treden als afwikkelingsbewindvoerder.
Dat wil ik graag doen en bevestig ik hierbij.
2.12.
[eiser 4] heeft bij e-mail van diezelfde dag deze weergave van de afspraken bevestigd en ook [eiser 2] heeft hierop zijn akkoord gegeven.
2.13.
Op enig moment heeft [eiser 2] , vanwege het uitblijven van vereffening van de nalatenschap, zich gewend tot zijn advocaat. Bij brief van 9 april 2025 heeft de advocaat [gedaagde] verzocht een kopie van het testament van [erflaatster] te verstrekken, rekening en verantwoording af te leggen en toe te lichten wat de vervolgstappen zijn en wanneer [gedaagde] verwacht de nalatenschap te kunnen vereffenen.
2.14.
Bij e-mail van 10 april 2025 heeft [gedaagde] aan [eiser 2] een samenvatting van de voorlopige afrekening erfenis van [erflaatster] gestuurd.
2.15.
Bij brief van 17 april 2025 van zijn advocaat aan [gedaagde] heeft [eiser 2] zich op het standpunt gesteld dat [gedaagde] niet bevoegd was als executeur van de nalatenschap te handelen en heeft hij [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor alle schade door zijn onbevoegde handelen. In dezelfde brief is [gedaagde] gesommeerd ieder optreden namens de nalatenschap te staken en alle zaken en schriftelijke stukken met betrekking tot de nalatenschap aan [eiser 2] over te dragen. De overige erfgenamen hebben zich op enig moment achter [eiser 2] geschaard.
2.16.
Op 18 april 2025 hebben de advocaat van de erfgenamen en [gedaagde] contact gehad en heeft [gedaagde] toegezegd uiterlijk op 24 april 2025 alle zaken en papieren die hij met betrekking tot de nalatenschap in zijn bezit had aan de erfgenamen over te dragen en de sleutel van het appartement per post te sturen.
2.17.
Op 24 april 2025 heeft [gedaagde] aan [eiser 4] laten weten dat hij klaar was, nog in afwachting van een document van de notaris en dat er dan kon worden uitgekeerd.
2.18.
Bij e-mail van 20 juni 2025 heeft [gedaagde] de notaris die hij eerder had benaderd voor een verklaring van erfrecht, laten weten dat hij zijn werkzaamheden voor de nalatenschap heeft beëindigd.
2.19.
De erfgenamen hebben op 19 mei 2025 de inleidende dagvaarding voor deze procedure laten betekenen. Na dagvaarding hebben de erfgenamen een doos met administratie en de sleutels van het appartement bij de advocaat van [gedaagde] kunnen ophalen.
2.20.
In deze procedure heeft [gedaagde] een document “Overzicht inkomsten en uitgaven/ verplichtingen [erflaatster] ” overgelegd.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De erfgenamen vorderen - samengevat – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te veroordelen:
I. om alle zaken en/of bescheiden met betrekking tot de nalatenschap waarover [gedaagde] beschikt of kan beschikken, binnen 24 uur na betekening van het vonnis aan de erfgenamen af te geven, zulks op verbeurte van een dwangsom,
II. om alle huissleutels waarover [gedaagde] beschikt van het appartement, binnen 48 uur na betekening van het vonnis af te geven aan de erfgenamen, zulks op verbeurte van een dwangsom,
III. althans te gebieden om alle feitelijke en rechtshandelingen namens, althans in naam van de nalatenschap, althans namens de erfgenamen, per direct te staken en gestaakt te houden, zulks op verbeurte van een dwangsom,
IV. althans te gebieden om de betrokken derden, waaronder de betrokken kandidaat-notaris en de bank waar [erflaatster] bankiert op de hoogte te stellen van de veroordeling althans het gebod als hiervoor bedoeld onder III, zulks op verbeurte van een dwangsom,
V. althans te gebieden om met betrekking tot de nalatenschap rekening en verantwoording aan de erfgenamen af te leggen, zulks op verbeurte van een dwangsom,
VI. in de kosten van dit geding.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
De voorzieningenrechter zal hierna, voor zover van belang, nader op de stellingen van partijen ingaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert - samengevat - bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de erfgenamen te veroordelen om binnen dertig dagen na betekening van het dit vonnis mee te werken aan de levering van het appartement aan [gedaagde] voor de koopprijs van € 340.000, kosten koper, op straffe van een dwangsom,
II. te bepalen dat dit vonnis in de plaats treedt van de notariële akte tot levering van het appartement, indien en voor zover de erfgenamen niet binnen de onder 1. bedoelde termijn aan de aldaar genoemde veroordeling mochten hebben voldaan,
III. de erfgenamen hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.5.
[gedaagde] legt aan de vordering ten grondslag dat [erflaatster] en hij een koopovereenkomst zijn overgekomen en hij van het appartement gebruik wil maken.
3.6.
De erfgenamen voeren verweer. Zij voeren primair aan dat er geen sprake is van een bindende koopovereenkomst, omdat geen leveringsdatum is overeengekomen. Subsidiair stellen zij zich op het standpunt dat [gedaagde] geen nakoming kan vorderen omdat een fatale termijn is verstreken; uiterlijk op de aanvangsdatum van de huurovereenkomst, 1 maart 2022, had de levering van het appartement moeten plaatsvinden. Voor zover noodzakelijk doen de erfgenamen een beroep op ontbinding van de gestelde koopovereenkomst. Bovendien is de gestelde koopovereenkomst zinledig geworden omdat door het verstrijken van de tijd en het overlijden van [erflaatster] , haar geen extra financiële ruimte meer kán worden gegeven. Het is volgens hen daarom naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar om nakoming van deze overeenkomst te verlangen. Meer subsidiair stellen de erfgenamen zich op het standpunt dat de gestelde koopovereenkomst vernietigbaar is wegens misbruik van omstandigheden. Zij betwisten tot slot dat [gedaagde] een spoedeisend belang heeft bij levering van het appartement.
3.7.
De voorzieningenrechter zal hierna, voor zover van belang, nader op de stellingen van partijen ingaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
Partijen zijn het eens dat [gedaagde] inmiddels aan vordering I. en II., het overhandigen van zaken en bescheiden met betrekking tot de nalatenschap en het overhandigen van de sleutels van het appartement, heeft voldaan. De erfgenamen nemen verder aan dat [gedaagde] ook aan het informeren als bedoeld onder vordering IV. heeft voldaan. En, alhoewel het overzicht van [gedaagde] in deze procedure overgelegd als productie 9 volgens de erfgenamen nog steeds niet de nodige duidelijkheid verschaft, verlangen de erfgenamen van [gedaagde] geen rekening en verantwoording meer (vordering V).
4.2.
Bij toewijzing van deze vorderingen hebben de erfgenamen dan ook geen belang meer. Omdat de erfgenamen hun eis wat betreft deze vorderingen niet expliciet hebben verminderd, zullen deze vorderingen bij gebrek aan belang worden afgewezen.
4.3.
De voorzieningenrechter zal de vordering over III., dat [gedaagde] alle (rechts)handelingen namens de nalatenschap/ erfgenamen moet staken en gestaakt moet houden, ook afwijzen bij gebrek aan belang. De stukken met betrekking tot de nalatenschap en de sleutels van het appartement zijn inmiddels in het bezit van de erfgenamen en [gedaagde] heeft de betrokken notaris al bericht dat hij zijn werkzaamheden voor de nalatenschap heeft beëindigd. De advocaat van [gedaagde] heeft ook namens hem verklaard dat [gedaagde] met betrekking tot de nalatenschap niets meer zal doen. Tegen die achtergrond hebben de erfgenamen onvoldoende onderbouwd welke (rechts)handelingen [gedaagde] nog kan doen.
4.4.
Wel zal de voorzieningenrechter [gedaagde] in de proceskosten (inclusief nakosten) veroordelen. Bij brief van 17 april 2025 van de advocaat van de erfgenamen was [gedaagde] al gesommeerd de administratie van [erflaatster] en de sleutels van het appartement over te dragen, maar hij heeft dat binnen de afgesproken termijn nagelaten. De erfgenamen zagen zich daarom genoodzaakt een kort geding procedure te starten en hebben daarvoor kosten moeten maken. Pas na dagvaarding van 19 mei 2025 heeft [gedaagde] alsnog de administratie en sleutels aan de erfgenamen overgedragen. Dat was te laat. Bovendien heeft [gedaagde] met zijn bericht aan [eiser 4] van 24 april 2025 tenminste de indruk gewekt dat hij zich nog met de afwikkeling bemoeide. Het salaris voor de advocaat zal worden beperkt, omdat de zaak in conventie op de zitting eenvoudig was.
4.5.
De proceskosten van de erfgenamen worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
146,14
- griffierecht
331,00
- salaris advocaat
715,00
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.331,14
in reconventie
Geen spoedeisend belang
4.6.
Voor het toewijzen van een vordering in kort geding is vereist dat de eisende partij daarbij een zodanig spoedeisend belang heeft dat van hem of haar niet kan worden gevergd de beslissing in een bodemprocedure af te wachten. [gedaagde] heeft het spoedeisend belang bij zijn vordering niet aannemelijk gemaakt. De voorzieningenrechter zal dat uitleggen.
4.7.
Namens [gedaagde] is bij de mondelinge behandeling verklaard dat hij het appartement heeft gekocht en ervan gebruik wil maken en dat een bodemprocedure nog een jaar of anderhalf jaar kan duren. Daarom zou hij nu een spoedeisend belang hebben bij levering van het appartement. Bij gebrek aan andere omstandigheden volgt de voorzieningenrechter [gedaagde] daarin niet. De gestelde koopovereenkomst is begin 2022 al tot stand gekomen en al die tijd hebben [gedaagde] en [erflaatster] er geen gevolg aan gegeven: het appartement is niet overgedragen aan [gedaagde] en [erflaatster] is het appartement niet gaan huren. Na haar overlijden op 16 december 2023 heeft [gedaagde] in zijn e-mail van 17 december 2023 aan [eiser 4] ook niet vermeld dat hij de koper van het appartement was, laat staan dat hij heeft aangedrongen op levering. De brief van 28 januari 2022 met de gestelde koopovereenkomst heeft [gedaagde] pas in deze procedure met de erfgenamen gedeeld en pas in deze procedure heeft [gedaagde] aanspraak gemaakt op levering van het appartement. Daarom valt zonder bijkomende omstandigheden, die niet zijn gesteld of gebleken, niet in te zien dat [gedaagde] nu een spoedeisend belang heeft bij die levering.
4.8.
De vorderingen van [gedaagde] zullen worden afgewezen vanwege het ontbreken van spoedeisend belang.
Ten overvloede
4.9.
Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter dat voorshands ook onvoldoende aannemelijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat er een koopovereenkomst tot stand gekomen is die de erven verplicht tot levering van het appartement aan [gedaagde] . De voorzieningenrechter zal dat uitleggen.
4.10.
In de gestelde koopovereenkomst is geen leveringsdatum opgenomen. De voorzieningenrechter sluit niet uit dat, zoals de erfgenamen betogen, in de feiten en omstandigheden van dit geval de leveringsdatum als een wezenlijk onderdeel van de koopovereenkomst wordt gemist en dat daarom in een bodemprocedure geoordeeld zal worden dat geen volmaakte koopovereenkomst tot stand is gekomen. Immers, het doel van de verkoop en daaropvolgende huur van het appartement, zoals beschreven in de brief van 28 januari 2022, was voor [erflaatster] het vergroten van haar financiële ruimte. Met dat doel lijkt zich moeilijk te verhouden een koopovereenkomst waarin geen datum van levering is opgenomen. Vast staat in ieder geval dat het doel ten tijde van het overlijden, ruim anderhalf jaar na de het sluiten van de gestelde koopovereenkomst, nog niet was verwezenlijkt.
4.11.
Daar komt bij dat het doel van de koopovereenkomst nu niet meer kan worden bereikt. [erflaatster] is overleden. Met het alsnog betalen van de koopprijs kan haar financiële ruimte niet meer worden vergroot. Voor zover al zou worden geoordeeld dat de leveringsdatum geen wezenlijk onderdeel is van de overeenkomst en er dus een koopovereenkomst tot stand is gekomen, hebben de erfgenamen zich naar het (voorlopig) oordeel van de voorzieningenrechter terecht op het standpunt gesteld dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om nu alsnog aanspraak te maken op nakoming van die koopovereenkomst.
4.12.
Daarmee gaat de voorzieningenrechter voorbij aan het argument van [gedaagde] dat hij in de loop van de jaren zo’n € 60.000 voor [erflaatster] heeft betaald aan haar zorgverlener, particuliere thuiszorg en aan niet-ontvangen huur. Op die manier zou hij wel degelijk de financiële ruimte hebben vergroot, aldus [gedaagde] . Los van het feit dat iedere administratie op dit punt ontbreekt, staan betalingen voor [erflaatster] en het niet-innen van huur niet gelijk aan betaling van de afgesproken koopprijs die na de levering van het appartement ter beschikking van [erflaatster] zou staan. Voor zover [gedaagde] ten behoeve van [erflaatster] betalingen heeft gedaan is dat, blijkens de door hem zelf opgestelde brief van 28 januari 2022, (vooralsnog) ten titel van lening.
Proceskosten
4.13.
[gedaagde] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de erfgenamen worden begroot op:
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.246,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van de erfgenamen, begroot op € 1.331,14, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
5.2.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.3.
wijst de vorderingen van [gedaagde] af,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van de erfgenamen, begroot op € 1.246,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in conventie en in reconventie
5.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 92,00 plus de kosten van betekening als hij niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.1 en 5.4 en 5.5 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2025.
1680