ECLI:NL:RBNHO:2025:7827

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 juli 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
15.263324.23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door negeren van verkeerslicht door vrachtwagenchauffeur

Op 3 juli 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vrachtwagenchauffeur die op 15 september 2023 in Oude Meer een fietser heeft aangereden, waardoor deze is overleden. De verdachte negeerde het voor hem geldende rode verkeerslicht bij een fietsoversteekplaats, wat leidde tot een aanrijding met de fietser die op dat moment groen licht had. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld, wat resulteerde in een verkeersongeval met fatale gevolgen. De officier van justitie had een taakstraf van 100 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid van één jaar geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een taakstraf van 80 uur opgelegd, evenals een ontzegging van de rijbevoegdheid voor dezelfde duur. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn spijt en de vergiffenis van de moeder van het slachtoffer. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.263324.23 (P)
Uitspraakdatum: 3 juli 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 juni 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R.H.I. van Dongen en van wat de verdachte en zijn raadsman mr. R. van Leusden, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair:
hij op of omstreeks 15 september 2023 te Oude Meer, gemeente Haarlemmermeer als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), daarmede rijdende over de weg, de Fokkerweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- bij het naderen van een fietsoversteekplaats op die Fokkerweg het voor hem bestemde rood licht uitstralende verkeerslicht te negeren en/of
- bij het passeren van de kruising met de fietsoversteekplaats niet de nodige voorzichtigheid in acht te nemen en/of onvoldoende aandacht te hebben voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of
- geen voorrang te verlenen aan een voor hem van rechts komende fietser en/of in botsing te komen met die fietser,
waardoor die fietser (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 15 september 2023 te Oude Meer, gemeente Haarlemmermeer als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto), daarmee rijdende op de weg, de Fokkerweg,
- bij het naderen van een fietsoversteekplaats op die Fokkerweg het voor hem bestemde rood licht uitstralende verkeerslicht heeft genegeerd en/of
- bij het passeren van de kruising met de fietsoversteekplaats niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of
- geen voorrang heeft verleend aan een voor hem van rechts komende fietser (te weten [slachtoffer] ) en/of in botsing is gekomen met die fietser,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat de verdachte van het primair ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken. De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte één verkeersfout heeft gemaakt, waardoor het ongeval heeft plaatsgevonden. Deze ernstige verkeersfout is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.2.
Bewijsoverweging ten aanzien van primair
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen het volgende vast. De verdachte reed in de vroege ochtend van 15 september 2023 als bestuurder van een vrachtwagen op de Fokkerweg in Oude Meer. Het was nog donker. Het slachtoffer [slachtoffer] zat op de fiets en wilde bij een kruising via de fietsoversteekplaats de Fokkerweg oversteken. Nadat het verkeerslicht voor fietsers op groen sprong, stak het slachtoffer op zijn fiets de Fokkerweg over. De verdachte heeft bij het naderen van de kruising het voor hem geldende rode verkeerslicht genegeerd, waardoor hij het van rechts komende slachtoffer geen voorrang heeft verleend. De vrachtwagen van de verdachte is vervolgens in botsing gekomen met het slachtoffer. Het slachtoffer is als gevolg van de botsing overleden. Uit onderzoek naar de wegsituatie blijkt dat het voor de verdachte geldende verkeerslicht op een afstand van 400 meter duidelijk zichtbaar was. Uit onderzoek aan de verkeersinstallaties blijkt dat dit verkeerslicht ruim 15 seconden op rood stond toen de verdachte op 120 meter van het verkeerslicht de daar gelegen detectielus passeerde, en dat het verkeerslicht 22 seconden op rood stond op het moment dat de verdachte de kruising op reed.
Juridisch kader
Voor het vaststellen van ‘schuld’ aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW moet worden gelet op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende categorieën van schuld, namelijk aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend, zeer onvoorzichtig of onoplettend en roekeloos rijgedrag.
In het verkeer heeft iedere verkeersdeelnemer in het algemeen en een beroepschauffeur in het bijzonder de plicht om oplettend te zijn en te reageren op zich aandienende verkeerssituaties. Van een beroepschauffeur mag worden verwacht dat hij de verkeersregels extra nauw neemt en te allen tijde voorzichtigheid betracht in wisselende verkeerssituaties. Deze extra verantwoordelijkheid wordt ook wel ‘Garantenstellung’ genoemd.
Oordeel rechtbank
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte ruim vóór de kruising had kunnen en moeten opmerken dat het verkeerslicht op de kruising rood licht uitstraalde. Het verkeerslicht was immers op een afstand van 400 meter duidelijk zichtbaar voor de verdachte, het stond al 15 seconden op rood toen hij op 120 meter van de kruising reed, en het stond al 22 seconden op rood toen hij het verkeerslicht passeerde. Dat betekent dat de verdachte aanmerkelijk langer dan een kort moment onoplettend is geweest. Daarbij komt dat de verdachte ook de overstekende fietser niet heeft gezien en hem geen voorrang heeft verleend.
De rechtbank neemt verder in aanmerking dat de verdachte al 25 jaar werkzaam was als vrachtwagenchauffeur. Op grond daarvan mocht van de verdachte worden verwacht dat hij nog meer dan een gewone verkeersdeelnemer alert zou zijn in het verkeer.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat de verdachte met zijn handelen tekort is geschoten in vergelijking met een gemiddelde andere beroepschauffeur in vergelijkbare omstandigheden. In het onderhavige geval is de rechtbank van oordeel dat daarmee sprake is van aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend handelen, waardoor een verkeersongeval met fatale afloop heeft plaatsgevonden. Dat betekent dat sprake is van schuld als bedoeld in artikel 6 WVW. De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
Primair:
hij op 15 september 2023 te Oude Meer, gemeente Haarlemmermeer, als bestuurder van een bedrijfsauto, daarmede rijdende over de Fokkerweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
- bij het naderen van een fietsoversteekplaats op die Fokkerweg het voor hem bestemde rood licht uitstralende verkeerslicht te negeren en
- bij het passeren van de kruising met de fietsoversteekplaats niet de nodige voorzichtigheid in acht te nemen en onvoldoende aandacht te hebben voor het verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse en
- geen voorrang te verlenen aan een voor hem van rechts komende fietser en in botsing te komen met die fietser,
waardoor die fietser genaamd [slachtoffer] werd gedood.
Wat aan de verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 100 uur, bij niet verrichten te vervangen door 50 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingehouden is geweest.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de verdachte schuldig te verklaren zonder straf of maatregel, gelet op de uitdrukkelijke wens van de nabestaanden om de verdachte niet verder te vervolgen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte is als bestuurder van een vrachtwagen aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend geweest, waardoor hij een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte reed in de vroege ochtend met zijn vrachtwagen over de rijbaan en heeft het rode verkeerslicht voor rechtdoor genegeerd. Het slachtoffer stond met zijn fiets te wachten tot hij de rijbaan kon oversteken. Toen het slachtoffer groen licht had en met zijn fiets overstak, is de verdachte met zijn vrachtwagen tegen hem aan gebotst. Het slachtoffer is hierdoor overleden. Dit aanmerkelijk onvoorzichtige en onoplettende rijgedrag valt de verdachte aan te rekenen.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het Uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad) van de verdachte van 20 mei 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk is veroordeeld.
Verder houdt de rechtbank in het voordeel van de verdachte rekening met het feit dat de verdachte direct na het ongeval oprechte spijt heeft betuigd en dat hij met diepgaande schuldgevoelens worstelt. De verdachte lijdt nog altijd enorm onder deze gebeurtenis. Er heeft tussen de verdachte en de nabestaanden van het slachtoffer mediation plaatsgevonden. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring bleek op indrukwekkende en indringende wijze dat de moeder van het slachtoffer de verdachte vergiffenis heeft geschonken.
Straf
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de geslaagde mediation zal de rechtbank bij de strafoplegging afwijken van het uitgangspunt dat bij een dergelijk feit de maximale taakstraf aan de orde is. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 80 uren moet worden opgelegd en dat de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen moet worden ontzegd voor de duur van één jaar, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs al ingehouden is geweest.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en
6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het primair bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
80 urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 40 dagen hechtenis.
Veroordeelt de verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
één jaarmet aftrek overeenkomstig artikel 179, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Elst, voorzitter,
mr. J.J. Roos en mr. M.S. Neervoort, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.L. de Vries,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 juli 2025.