ECLI:NL:RBNHO:2025:7824

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 juli 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
C/15/349971 / HA ZA 24-136
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade aan sportvloer in Hoofddorp

In een eerder tussenvonnis is vastgesteld dat gedaagden RAU B.V. en [gedaagde 2] aansprakelijk zijn voor de schade aan de vloer in sporthal Het Spectrum in Hoofddorp, die vervanging noodzakelijk maakt. In dit vonnis oordeelt de rechtbank over de aansprakelijkheidsbeperking voor RAU en de omvang van de schade. De rechtbank veroordeelt gedaagden - deels hoofdelijk - tot het betalen van schadevergoeding aan de gemeente Haarlemmermeer. De gemeente heeft een schadebedrag van € 367.985,26 exclusief BTW ingediend, gebaseerd op een kostenraming van Basalt Bouwadvies. RAU betwist de begroting en stelt dat de schade moet worden beperkt tot driemaal de advieskosten van € 59.490,00, wat resulteert in een maximale schadevergoeding van € 169.470,00. De rechtbank oordeelt dat RAU aansprakelijk is tot dit bedrag, terwijl [gedaagde 2] ook een schadevergoeding van € 166.516,54 moet betalen. De rechtbank wijst de gevorderde wettelijke rente en proceskosten toe, waarbij gedaagden grotendeels in het ongelijk zijn gesteld. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken in contracten en de gevolgen van tekortkomingen in de uitvoering van werkzaamheden.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/349971 / HA ZA 24-136
Vonnis van 16 juli 2025
in de zaak van
GEMEENTE HAARLEMMERMEER,
te Hoofddorp,
eisende partij,
hierna te noemen: de gemeente,
advocaat: mr. H.W.A. Huijzer,
tegen

1.RAU B.V.,

te Amsterdam,
advocaat: mr. F.R.A. Schaaf,
2.
[gedaagde 2] B.V.,
te [plaats],
advocaat: mr. M. Teekens,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: gedaagden en ieder afzonderlijk RAU en [gedaagde 2].
De zaak in het kort
In een eerder tussenvonnis is vastgesteld dat RAU en [gedaagde 2] aansprakelijk zijn voor de schade van de gemeente aan de vloer in sporthal Het Spectrum in Hoofddorp. In dit vonnis oordeelt de rechtbank over de aansprakelijkheidsbeperking die geldt voor RAU en over de omvang van de schade. RAU en [gedaagde 2] worden - deels hoofdelijk - veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 april 2025
- het (geweigerde) verzoek van RAU om tussentijds hoger beroep tegen dit vonnis toe te staan
- de akte van de gemeente van 28 mei 2025.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 30 april 2025 is overwogen dat gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade aan de vloer in sporthal Het Spectrum in Hoofddorp, welke schade vervanging van de vloer noodzakelijk maakt. De gemeente heeft de gelegenheid gekregen bij akte te reageren op (na de zitting) in het geding gebrachte producties over de schade. De rechtbank zal in dit vonnis beslissen over de omvang van de schade.
Aansprakelijkheidsbeperking RAU
2.2.
De schade voor RAU wordt beperkt door de aansprakelijkheidsbeperking op grond van de standaardafwijkingen DNR 2011 Gemeente Haarlemmermeer (
de (…) te vergoeden schade is per opdracht beperkt tot een bedrag gelijk aan driemaal de advieskosten (…)). De gemeente stelt in totaal € 90.110,91 aan advieskosten aan RAU te hebben betaald, zodat de door RAU maximaal te vergoeden schade uitkomt op een bedrag van € 270.332,73. De gemeente gaat ervan uit dat sprake is van één opdracht aan RAU. Zij verwijst naar artikel 2 lid 1 DNR 2011, waarin is opgenomen: “de opdracht omvat al hetgeen tussen opdrachtgever en adviseur is overeengekomen”. De opdracht is als één geheel aanbesteed en afgeprijsd. Alle uit te voeren architectenwerkzaamheden en de totaalprijs zijn daarna in het contract opgenomen en maken dus onderdeel uit van de opdracht, aldus de gemeente. Artikel 3 lid 1 van de architectenovereenkomst bepaalt dat een afzonderlijke opdracht uitsluitend schriftelijk kan worden verstrekt. Uit de omstandigheid dat geen nieuw contract is gesloten, blijkt volgens de gemeente dat partijen hieraan geen uitvoering hebben gegeven. Van een afzonderlijke opdracht voor fase 4 en 5 is dan ook geen sprake. Bovendien is ook sprake van een tekortkoming van RAU in fase 4 en 5.
2.3.
Rau stelt zich op het standpunt dat er twee opdrachten zijn, c.q. een opdracht in twee delen. De gemeente heeft RAU aanvankelijk alléén opdracht gegeven voor de fasen 1-3 (tot en met bestekfase/definitief ontwerp). De fasen 4 en 5 zijn daarna stilzwijgend opgedragen. Als de rechtbank tot het oordeel zou komen dat de vloer in ontwerp ondeugdelijk is, dient de schade te worden beperkt tot driemaal de kosten voor de ontwerpfase van € 59.490,00.
2.4.
De rechtbank overweegt allereerst dat de tekortkoming waarvoor RAU aansprakelijk is, eruit bestaat dat de vloer in ontwerp niet deugdelijk is. Dit betekent dat RAU is tekortgeschoten in de opgedragen werkzaamheden in deel 1 van de opdracht, die fase 1-3 (voorlopige ontwerpfase, definitieve ontwerpfase en bestek) behelst. Dat wordt niet anders doordat de aannemer in de uitvoeringsfase (fase 5) onder andere ook aan RAU heeft gemaild dat de dekvloer op isolatie niet de gewenste druksterkte geeft die voor zwaar gebruik van bijvoorbeeld basketbaltorens nodig is. Het had voor de hand gelegen dat RAU op dat moment nog eens kritisch naar het ontwerp van de dekvloer had gekeken, maar dat maakt niet dat gezegd kan worden dat RAU (ook) is tekortgeschoten in de werkzaamheden die haar in deel 2 (fase 4 en 5) zijn opgedragen.
2.5.
In de toelichting op artikel 15 DNR 2011 is opgenomen dat het bij advieskosten gaat om de advieskosten die de opdrachtgever voor de opdracht verschuldigd is, exclusief omzetbelasting. Of deelopdrachten als onderdeel van één opdracht aangemerkt dienen te worden, is volgens de toelichting niet in algemene zin te zeggen. Arbiters of rechters zullen zulks in voorkomende gevallen, als partijen daarover onduidelijkheid lieten bestaan, moeten beslissen, aldus de toelichting.
2.6.
In dit geval is blijkens artikel 3 van de architectenovereenkomst tussen de gemeente en RAU expliciet gekozen voor opdrachtverstrekking in delen. De overeenkomst behelst uitsluitend de opdracht voor deel 1: fasen 1, 2 en 3. In het eerste en vierde lid is onder meer opgenomen:
“De onderhavige overeenkomst is geen opdracht voor alle fasen. Voor deel 2 dient steeds afzonderlijk een opdracht te worden verstrekt.”en
“Opdracht voor enige fase c.q. bepaalde werkzaamheden behorende tot een fase geeft de Architect geen recht op een afspraak op een opdracht voor een volgende fase c.q. vervolgwerkzaamheden.”De gemeente heeft bij het verstrekken van de opdracht aan RAU dus een duidelijk onderscheid gemaakt en fase 1-3 afzonderlijk opgedragen. Ondanks het feit dat de opdracht voor alle vijf fasen in één keer is aanbesteed en ook voor fasen 4 en 5 al een prijs in de overeenkomst is afgesproken, heeft de gemeente zich in de overeenkomst het recht voorbehouden de werkzaamheden voor die fasen niet aan RAU op te dragen. De opdracht voor fase 4 en 5 kon dus kennelijk los van de opdracht voor fasen 1-3 worden uitgevoerd en afgerond. Het ligt dan ook voor de hand – en RAU mocht dit op grond van de overeenkomst ook redelijkerwijs verwachten – dat voor de toepassing van de aansprakelijkheidsbeperking in de standaardafwijking van artikel 15 DNR wordt aangesloten bij het bedrag van de advieskosten voor het betreffende opdrachtonderdeel. Dit sluit het meest aan bij het risico dat bij de uitvoering van de opdracht per onderdeel wordt gelopen, en daar is de aansprakelijkheidsbeperking ook op gericht. Dat voor fasen 4 en 5 uiteindelijk geen schriftelijke opdracht is verstrekt, maakt dit niet anders.
2.7.
De gemeente heeft verder niets ingebracht tegen het standpunt van RAU dat de advieskosten in de ontwerpfase € 59.490,00 hebben bedragen. De aansprakelijkheid van RAU is dan ook beperkt tot het bedrag van driemaal deze advieskosten, € 169.470,00.
Schade - algemeen
2.8.
De rechtbank overweegt dat de rechter de schade begroot op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is en dat de omvang van de schade kan worden geschat als zij niet nauwkeurig kan worden vastgesteld. Als uitgangspunt voor de berekening van de omvang van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding geldt dat de benadeelde zoveel mogelijk in de toestand moet worden gebracht waarin hij zou hebben verkeerd indien de schadeveroorzakende gebeurtenis zou zijn uitgebleven. Hieruit volgt dat de schade in beginsel moet worden berekend met inachtneming van alle omstandigheden van het concrete geval. De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van het bestaan en de omvang van de schade rusten op de benadeelde, en daaraan kunnen volgens vaste jurisprudentie geen al te hoge eisen worden gesteld.
2.9.
De gemeente stelt de schade op € 367.985,26 exclusief BTW en baseert zich daarbij op een kostenraming van Basalt Bouwadvies (hierna: Basalt) van 14 november 2024 die sluit op € 319.987,18. Dit bedrag moet volgens de gemeente worden verhoogd met de gebruikelijke opslag van 15% voor voorbereiding, directie en toezicht (VTA). Bij de kostenraming is Basalt uitgegaan van de volgende uitgangspunten:
-de uit te voeren werkzaamheden zijn afgeprijsd conform het huidige prijspeil in de markt;
-de werkzaamheden komen overeen met de werkzaamheden die in het bestek zijn omschreven, waarbij de cementklasse van de te storten cementdekvloer is aangepast;
-daar bovenop komen de sloopwerkzaamheden, de te nemen voorzorgsmaatregelen en de extra werkzaamheden die nodig zijn om de werkzaamheden uit te voeren in een afgewerkt en operationeel gebouw.
Schade - RAU
2.10.
RAU voert aan dat de begroting van Basalt niet kan worden gevolgd omdat Basalt een partijadviseur is en een schatting van Basalt de marktwerking van een herstelofferte van één of meer aannemers ecarteert. Uit de summiere begroting van Basalt blijkt ook niet waarop de prijzen zijn gebaseerd. RAU constateert dat alleen al de nieuw aan te leggen vloer (dekvloer + sportvloer) volgens de raming van Basalt twee keer zo duur is als de vloer volgens de inschrijfbegroting van [gedaagde 2] en acht de begroting mede daardoor onvoldoende betrouwbaar. RAU betwist daarnaast ook een aantal andere posten in de begroting van Basalt en de door de gemeente gestelde kosten voor VTA. Op basis van een eigen schatting van RAU, waarbij zij de inschrijfbegroting van [gedaagde 2] tot uitgangspunt heeft genomen, komt RAU op een schadebedrag van € 186.683,58 exclusief BTW. Volgens RAU is daarnaast een aftrek wegens “nieuw voor oud” aan de orde, die zij in redelijkheid stelt op 25% van de schade. RAU gaat daarbij uit van een levensduur van een sportvloer van 20 jaar.
2.11.
De rechtbank stelt vast dat RAU de schade zelf inschat op € 186.683,58. Dit bedrag is ruimschoots hoger dan het bedrag waartoe de aansprakelijkheid van RAU is beperkt. Het verweer van Rau dat een correctie wegens “nieuw voor oud” aan de orde is, slaagt niet. De sportvloer is na oplevering slechts ongeveer twee jaar zonder problemen gebruikt. Daarna zijn vergruizingen opgetreden die aanleiding gaven tot herstelwerkzaamheden en deskundigenonderzoeken. De rechtbank acht in die situatie een correctie “nieuw voor oud” niet aan de orde. Dat inmiddels veel tijd is verstreken en de sportvloer deels in gebruik is gebleven, maakt dat niet anders. Dat de sportvloer nog niet is vervangen heeft te maken met de discussie tussen partijen over wie verantwoordelijk is voor de schade. Uit het voorgaande volgt dat RAU de schade van de gemeente moet dragen tot het bedrag van de aansprakelijkheidsbeperking, zodat de rechtbank het niet opportuun acht om alle andere verweren van RAU te bespreken.
Schade - [gedaagde 2]
2.12.
[gedaagde 2] betwist de schadebegroting van Basalt en stelt dat deze onvoldoende is onderbouwd en op onjuiste uitgangspunten berust. Als de rechtbank toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de schade, zou volgens [gedaagde 2] moeten worden uitgegaan van een begroting aan de hand van de ‘BDB indexcijfers’. In die indexcijfers wordt rekening gehouden met zowel structurele als conjuncturele kostenontwikkelingen. [gedaagde 2] heeft een eigen begroting gemaakt, waarbij de kosten die ook opgenomen waren in de kostenraming uit 2017 zijn geïndexeerd en voor de nieuwe stut- en sloopwerkzaamheden en de aanleg van een nieuwe vloerverwarming offertes zijn opgevraagd. [gedaagde 2] heeft verder, net als Basalt, rekening gehouden met een opslag van 10% voor de bedrijfskosten van de aannemer, werkvoorbereiding, uitvoering en oplevering. Daarmee komt [gedaagde 2] op een schadebedrag van € 183.516,20 exclusief BTW. Het percentage voor VTA van 15% is niet onderbouwd en niet proportioneel. Gebruikelijk in de branche is maximaal 3 tot 5%, dus maximaal zou daar nog € 5.500,00 (3%) bovenop komen, aldus [gedaagde 2].
2.13.
De rechtbank overweegt - en dat is tussen partijen ook niet in geschil - dat niet de kosten van een deugdelijke vloer als zodanig voor vergoeding in aanmerking komen. De tekortkoming weggedacht, had de gemeente immers de kosten van een deugdelijke vloer moeten dragen (in plaats van de kosten van het door [gedaagde 2] in rekening gebrachte vloerenpakket). Maar de deugdelijke vloer dient wel alsnog te worden aangebracht. Partijen zijn het er dan ook over eens dat voor vergoeding in aanmerking komen de kosten die zijn gemoeid met het verwijderen van de ondeugdelijke vloer en het opnieuw aanbrengen van een vloerenpakket vergelijkbaar aan het vloerenpakket waarvoor [gedaagde 2] destijds heeft ingeschreven.
2.14.
Basalt gaat in haar begroting onder meer uit van de werkzaamheden voor het aanbrengen van een nieuwe vloer inclusief vloerverwarming die ook volgen uit de inschrijfbegroting van [gedaagde 2]. [gedaagde 2] betwist de door Basalt begrote kosten en stelt enerzijds dat de gehanteerde tarieven voor [gedaagde 2] niet inzichtelijk zijn en anderzijds dat indexatie van de destijds in de inschrijfbegroting gehanteerde kosten volstaat. De rechtbank verwerpt dit verweer. [gedaagde 2] is vanuit de aard van haar onderneming bekend met actuele markttarieven en weet als geen ander welke werkzaamheden zijn gemoeid met het aanbrengen van een nieuw vloerenpakket in de gerenoveerde sporthal. Van haar mocht in het kader van de betwisting van de door Basalt begrote bedragen dan ook meer worden verwacht dan de stelling dat de gehanteerde bedragen onvoldoende inzichtelijk zijn. Ook het betoog dat kan worden volstaan met indexatie slaagt niet. De schade die de gemeente lijdt bestaat eruit dat zij niet beschikt over een deugdelijke sportvloer, terwijl zij deze destijds wel had mogen verwachten. Om in de positie te raken waarin zij had verkeerd als het schadeveroorzakend handelen was uitgebleven, moet zij via een nieuwe aanbestedingsprocedure een aannemer opdracht geven om in een inmiddels operationele sporthal de oude vloer te verwijderen en alsnog een deugdelijke vloer aan te leggen. Welke kosten daarmee gemoeid zullen zijn, is op voorhand niet vast te stellen, zodat de rechtbank de schade zal moeten schatten. De rechtbank acht het opstellen van een kostenraming aan de hand van actuele tarieven de meest gerede manier om de kosten voor een nieuwe vloer in kaart te brengen. Uitsluitend indexeren van de door [gedaagde 2] destijds bij de inschrijving gehanteerde bedragen, doet geen recht aan de veranderde situatie. Bovendien is niet duidelijk welke afwegingen hebben geleid tot het bedrag waarvoor [gedaagde 2] destijds heeft ingeschreven.
2.15.
Ook de overige stellingen van [gedaagde 2] vormen onvoldoende betwisting van de kostenraming van Basalt. [gedaagde 2] heeft de kosten van sloopwerkzaamheden op een lager bedrag ingeschat dan Basalt, grotendeels op basis van een offerte voor het slopen van de sportvloer. Maar die offerte ziet uitsluitend op het verwijderen en afvoeren van een bepaalde hoeveelheid vierkante meters sportvloer. Daarin is dus, anders dan in de kostenraming door Basalt, geen rekening gehouden met door de gemeente concreet benoemde extra werkzaamheden die in verband met het slopen van de vloer nodig zijn, bijvoorbeeld omdat de vloer doorloopt onder de tribunes en het hok van de wedstrijdleiding en er houten wanden moeten verwijderd. De door [gedaagde 2] overgelegde offerte voor een vloerverwarming is ook niet toegespitst op de specifieke omstandigheden in de sporthal zoals geschetst door de gemeente. Dit terwijl deze omstandigheden voor [gedaagde 2] als aannemer van de gehele renovatie goed bekend waren.
2.16.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat [gedaagde 2] de kostenraming van Basalt onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken. Zij zal bij het begroten van de schade uitgaan van het door Basalt geraamde bedrag.
2.17.
De door de gemeente gevorderde verhoging van 15% in verband met de kosten voor VTA wordt afgewezen. [gedaagde 2] heeft dit percentage betwist en de gemeente heeft het niet onvoldoende onderbouwd. In de oorspronkelijke schadebegroting van de gemeente waren geen kosten voor VTA opgenomen en de gemeente heeft pas in haar laatste akte in algemene zin toegelicht waar zij in het kader van VTA kosten voor moet maken. Die algemene beschouwing kan echter niet dienen als concrete onderbouwing voor de door de gemeente in dit geval te maken kosten. Omdat de rechtbank ervan uitgaat dat de gemeente wel kosten zal moeten maken voor voorbereiding, directievoering en toezicht en [gedaagde 2] in dit kader een percentage van 3 tot 5% heeft genoemd, zal de rechtbank aanknopen bij een redelijk percentage van 5%. Daarmee komt de totale schade op € 335.986,54.
Schade - conclusie
2.18.
Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank RAU en [gedaagde 2] hoofdelijk veroordelen tot betaling van € 169.470,00 en [gedaagde 2] daarnaast aanvullend veroordelen tot betaling van € 166.516,54. De wettelijke rente over dit bedrag wordt toegewezen als gevorderd, omdat daar geen verweer tegen is gevoerd.
Verklaring voor recht
2.19.
De gevorderde verklaring voor recht ten aanzien van [gedaagde 2] en RAU wordt toegewezen als na te melden. De gemeente heeft haar belang daarbij gemotiveerd gesteld en gedaagden hebben dit niet weersproken.
Proceskosten
2.20.
Gedaagden zijn grotendeels in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de gemeente worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
557,68
- griffierecht
6.617,00
- salaris advocaat
8.142,00
(3 punten × € 2.714,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
15.494,68
2.21.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
2.22.
De veroordeling wordt (deels) hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen. Omdat RAU wordt veroordeeld tot betaling van een lager bedrag aan schadevergoeding dan [gedaagde 2], zal de rechtbank bij de proceskostenveroordeling voor RAU uitgaan van het daarbij horende lagere forfaitaire bedrag van € 1.929,- per punt aan salaris advocaat, zoals de gemeente heeft gevorderd.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde 2] en RAU zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun overeenkomsten met de gemeente ten aanzien van het ontwerp (RAU) en de renovatie ([gedaagde 2]) van de sportvloer van sporthal Het Spectrum te Hoofddorp en dat zij voor de uit die tekortkoming voortvloeiende schade aansprakelijk zijn,
3.2.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk tot betaling aan de gemeente van een schadevergoeding van € 169.470,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 29 februari 2024 tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt [gedaagde 2] aanvullend tot betaling aan de gemeente van een schadevergoeding van € 166.516,54, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 29 februari 2024 tot de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de proceskosten van € 13.139,68, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als gedaagden niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
3.5.
veroordeelt [gedaagde 2] aanvullend in een bedrag aan proceskosten van € 2.355,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
3.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door M.A.J. Berkers en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2025.