ECLI:NL:RBNHO:2025:7822

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 juni 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
15/079895-25
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de opzettelijke invoer van cocaïne door verdachte te Schiphol

Op 13 juni 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 15 maart 2025 op Schiphol een hoeveelheid cocaïne heeft ingevoerd. De verdachte, die op dat moment gedetineerd was in het Justitieel Complex Schiphol, werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van cocaïne in Nederland. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. W.M. van der Most, in overweging genomen, evenals de verdediging door zijn raadsman, mr. M.E. Pennings. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren om de vervolging te schorsen. Na beoordeling van het bewijs heeft de rechtbank geoordeeld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen was. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 70 dagen, gelijk aan de duur van het voorarrest, met aftrek van die tijd. De rechtbank heeft ook bepaald dat de in beslag genomen telefoon aan de verdachte moet worden teruggegeven. De beslissing is genomen op basis van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon van de verdachte, waarbij rekening is gehouden met zijn strafblad en de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Opiumwet toegepast en heeft de verdachte als strafbaar verklaard voor het opzettelijk handelen in strijd met het verbod van de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/079895-25
Uitspraakdatum: 13 juni 2025
Tegenspraak
Verkort strafvonnis(artikel 138b van het Wetboek van Strafvordering)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 juni 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres],
nu uit anderen hoofde gedetineerd in Justitieel Complex Schiphol.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. W.M. van der Most, en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. M.E. Pennings, advocaat te Rotterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 15 maart 2025 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de zaak, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het bewijs geen verweer gevoerd.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, in die zin dat
hij op 15 maart 2025 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.
Wat aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dan ook strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest, te weten 82 dagen, met aftrek van dat voorarrest.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht geen straf op te leggen die het voorarrest overstijgt.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van 150 gram cocaïne door op een vlucht van Curaçao naar Nederland in zijn koffer kledingstukken te vervoeren die geïmpregneerd waren met cocaïne. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen zeer schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met andere vormen van criminaliteit, waaronder levens- en geweldsdelicten, bedreigingen en daarnaast de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze drugs. Dit maakt dat in de regel forse straffen worden opgelegd voor de invoer van harddrugs.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 29 april 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder wegens een soortgelijk feit is veroordeeld.
Op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het onderhavige feit geen andere straf dan een vrijheidsbenemende straf rechtvaardigt. De rechtbank gaat bij de strafoplegging uit van de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en houdt rekening met straffen die rechters in vergelijkbare zaken hebben opgelegd. Voor het invoeren van 100 tot 150 gram harddrugs heeft het LOVS een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 7 tot 10 weken als uitgangspunt geformuleerd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 70 dagen (10 weken) passend en geboden is, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd.

7.Beslag

Onder de verdachte is het volgende goed inbeslaggenomen en niet teruggegeven:
- 1 STK Telefoon.
7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de inbeslaggenomen telefoon wordt teruggegeven aan de verdachte.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven telefoon moet worden teruggegeven aan de rechthebbende, zijnde de verdachte.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
2 en 10 van de Opiumwet.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
70 (zeventig) dagen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan de verdachte van:
- 1 STK Telefoon.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J. Roos, voorzitter,
mr. M. Ramondt en mr. S.H. Bouwers, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.I. Hoedjes,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 juni 2025.