Op 13 juni 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 15 maart 2025 op Schiphol een hoeveelheid cocaïne heeft ingevoerd. De verdachte, die op dat moment gedetineerd was in het Justitieel Complex Schiphol, werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van cocaïne in Nederland. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. W.M. van der Most, in overweging genomen, evenals de verdediging door zijn raadsman, mr. M.E. Pennings. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren om de vervolging te schorsen. Na beoordeling van het bewijs heeft de rechtbank geoordeeld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen was. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 70 dagen, gelijk aan de duur van het voorarrest, met aftrek van die tijd. De rechtbank heeft ook bepaald dat de in beslag genomen telefoon aan de verdachte moet worden teruggegeven. De beslissing is genomen op basis van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon van de verdachte, waarbij rekening is gehouden met zijn strafblad en de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Opiumwet toegepast en heeft de verdachte als strafbaar verklaard voor het opzettelijk handelen in strijd met het verbod van de Opiumwet.