ECLI:NL:RBNHO:2025:7812

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 juni 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
15/124797-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag bij tankstation in Landsmeer met geslaagd beroep op noodweer

Op 27 juni 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 17 mei 2023 bij een tankstation in Landsmeer een schietincident heeft veroorzaakt. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag op [slachtoffer] en een onbekend gebleven persoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met een vuurwapen in de richting van [slachtoffer] heeft geschoten, waardoor deze gewond raakte aan zijn arm. De verdachte heeft echter een geslaagd beroep op noodweer gedaan, omdat hij zich en een derde inzittende van de auto verdedigde tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer], die eerder op de Volkswagen had geschoten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was, omdat zijn handelen proportioneel en noodzakelijk was in de gegeven situatie. De verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de camerabeelden en getuigenverklaringen meegewogen, evenals de verwondingen van [slachtoffer]. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet met opzet heeft gehandeld om [slachtoffer] te doden, maar dat hij wel de aanmerkelijke kans op dodelijk letsel heeft aanvaard. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de andere tenlastegelegde feiten, waaronder het medeplegen van de poging tot doodslag op de onbekend gebleven persoon. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een evenwichtige beoordeling van noodweer in situaties van geweld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/124797-23 (P)
Uitspraakdatum: 27 juni 2025
Tegenspraak (art. 279 Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 juni 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
met als laatst opgegeven woon- of verblijfplaats: [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. N. Swart, en van wat de gemachtigd raadsman, mr. N.D. de Fluiter, advocaat te Amsterdam, namens de verdachte naar voren heeft gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 17 mei 2023 te Landsmeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om twee, althans een of meerdere perso(o)n(en), te weten: [slachtoffer] en/of een onbekend gebleven persoon, (telkens) opzettelijk van het leven te beroven, (telkens) met een vuurwapen, althans met een voorwerp waarmee (een) projectiel(en) afgeschoten kunnen worden, (op korte afstand) heeft/hebben geschoten in de richting van de/het licha(a)m(en) van voornoemde perso(o)n(en) en/of in de richting van de auto waar voornoemde perso(o)n(en) zich in bevond(en) (waardoor die [slachtoffer] in zijn arm is geraakt, dan wel gewond is geraakt aan zijn arm), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (telkens) niet is voltooid;
Subsidiair
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 17 mei 2023 te Landsmeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om twee, althans een of meerdere perso(o)n(en), te weten: [slachtoffer] en/of een onbekend gebleven persoon, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (telkens) met een vuurwapen, althans met een voorwerp waarmee (een) projectiel(en) afgeschoten kunnen worden, (op korte afstand) heeft/hebben geschoten in de richting van de/het licha(a)m(en) van voornoemde perso(o)n(en) en/of in de richting van de auto waar voornoemde perso(o)n(en) zich in bevond(en) (waardoor die [slachtoffer] in zijn arm is geraakt, dan wel gewond is geraakt aan zijn arm), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (telkens) niet is voltooid;
Meer subsidiair
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 17 mei 2023 te Landsmeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) [slachtoffer] en/of een onbekend gebleven persoon heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door:
- met een vuurwapen, althans met een voorwerp waarmee (een) projectiel(en) afgeschoten kunnen worden, te schieten in de nabijheid van de/het licha(a)m(en) van voornoemde perso(o)n(en) en/of in de nabijheid van de auto waar voornoemde perso(o)n(en) zich in bevond(en) en/of
- een vuurwapen, althans een voorwerp waarmee (een) projectiel(en) afgeschoten kunnen worden, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te richten op de/het licha(a)m(en) van voornoemde perso(o)n(en) en/of op de auto waar voornoemde perso(o)n(en) zich in bevond(en).

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de zaak, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag op [slachtoffer]. Ten aanzien van de poging tot doodslag op de onbekend gebleven persoon en het medeplegen heeft de officier van justitie partiële vrijspraak gevorderd.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het primaire en subsidiaire feit vrijspraak bepleit, omdat niet kan worden bewezen dat de verdachte daadwerkelijk heeft geschoten.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.2.
Nadere bewijsoverwegingen (poging tot doodslag op [slachtoffer])
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast.
Redengevende feiten en omstandigheden
Op 17 mei 2023 rond 11:00 uur parkeert een blauwe Volkswagen Polo bij het tankstation van BP te Landsmeer. De auto staat zo geparkeerd dat de linkerzijde (bestuurderskant) van de auto zich aan de kant van het tankstation bevindt en de rechterzijde (bijrijderskant) aan de graskant grenst. In de Volkswagen zitten drie personen, waarbij de verdachte op de bijrijdersstoel zit. Rond 11:29 uur komt er een Smart personenauto aangereden die enkele meters voorbij de Volkswagen parkeert. Uit de Smart stappen twee personen: de bestuurder [slachtoffer] en een onbekend gebleven bijrijder. [slachtoffer] en de bijrijder lopen naar de Volkswagen en stappen vervolgens achterin in die auto via de linker achterdeur. Na ruim twee minuten stappen [slachtoffer] en de bijrijder weer uit de Volkswagen en rennen terug in de richting van de Smart. Vrijwel direct na het uitstappen en tijdens het terugrennen naar de Smart richt [slachtoffer] met een wapen in de richting van de Volkswagen. Tegelijkertijd stappen ook de drie inzittenden van de Volkswagen uit. Op de camerabeelden is te zien dat de verdachte aan de bijrijderskant als laatste uit de Volkswagen stapt en daarbij een (vuur)wapen vasthoudt. De verdachte rent vervolgens via de voorkant van de Volkswagen achter [slachtoffer] en diens bijrijder aan en richt het wapen op hen, waarbij hij tussentijds handelingen met het wapen verricht die door de verbalisant worden beschreven als het doorladen van een wapen of het verhelpen van een storing in een wapen. [slachtoffer] en de bijrijder rijden vervolgens weg in de Smart. De verdachte rent terug en stapt weer in de Volkswagen, waarna ook de Volkswagen wegrijdt.
Diezelfde dag heeft [slachtoffer] zich met letsel gemeld op de spoedeisende hulp. Bij hem is een schotschampwond en een scheurwond in de rechterarm geconstateerd.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte op [slachtoffer] heeft geschoten.
Heeft de verdachte op [slachtoffer] geschoten?
Kort na het incident bij het tankstation is de verdachte aangehouden in een nabijgelegen meubelzaak. Hij had op het moment van aanhouding geen telefoon bij zich. Volgens een medewerker zou de verdachte bij binnenkomst in de meubelzaak wel een telefoon in zijn handen hebben gehad. Dit wordt bevestigd door de camerabeelden van de meubelzaak, waarop is te zien dat de verdachte eerst met een telefoon in zijn hand loopt en deze telefoon vervolgens onder een bed heeft gegooid. Er is bij de doorzoeking vervolgens ook een telefoon onder een bed gevonden en op het scherm is een dactyloscopisch spoor veiliggesteld. Uit onderzoek blijkt dat dit spoor mogelijk afkomstig is van de verdachte. Daarnaast noemt de ‘owner’ van de telefoon zich ‘Y’, wat de voorletter van de verdachte is. Gelet op het voorgaande in samenhang beschouwd, gaat de rechtbank ervan uit dat de gevonden telefoon de telefoon van de verdachte is. In deze telefoon is onder meer een groepsgesprek aangetroffen tussen Y, ‘Jack S’ en ‘James B’. Een dag voorafgaand aan het incident bij het tankstation ontvangt Y in dit groepsgesprek onder meer berichten over een afspraak morgen, dat ‘die ding’ klaarligt, over het instappen met een doorgeladen ‘P’ en dat die niet doorgeladen teruggegeven moet worden. Uit deze berichten leidt de rechtbank af dat wordt gesproken over het meenemen van een doorgeladen wapen en dat de verdachte dit wapen dus doelbewust heeft meegenomen naar de afspraak op het tankstation.
Zoals hierboven weergegeven, blijkt uit de ter zitting getoonde en aan het procesdossier toegevoegde camerabeelden (bestandsnaam politie 17-5 – Toerit Carwash) dat de verdachte uit de Volkswagen stapt en een wapen in zijn hand houdt. Ook ziet de rechtbank op deze beelden dat de positie en de houding van de verdachte direct na het uitstappen en de wijze waarop hij op dat moment het wapen vasthoudt, maakten dat hij op dat moment vrijwel meteen kon schieten in de richting van [slachtoffer]. Gelet op de positie van [slachtoffer] op dat moment heeft een dergelijk schot [slachtoffer] ook kunnen raken. Vervolgens gaat de verdachte actief achter [slachtoffer] en de bijrijder aan en verricht hij al lopend naar de Smart handelingen aan het wapen die passen bij het verhelpen van een haperend wapen. Gelet op deze beschreven handelingen gaat de rechtbank ervan uit dat de verdachte tijdens het lopen naar [slachtoffer] en diens bijrijder niet daadwerkelijk heeft geschoten, maar dit – gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van zijn handelen – wel heeft geprobeerd. Kort na het incident, omstreeks 12:05 uur, stuurt de verdachte een bericht naar James B met de tekst: ‘Wolla het is dat die ding niet meer gaf’. Dit bericht past bij het beeld dat de verdachte eerst wel heeft geschoten, maar nadien niet meer omdat het wapen haperde (‘niet meer gaf’).
Het dossier bevat voorts een Opname Vertrouwelijke Communicatie (OVC) die afkomstig is uit een lopend Duits onderzoek. Dit OVC-gesprek heeft plaatsgevonden op de dag van het schietincident (op 17 mei 2023). Er wordt tussen een onbekende man (hierna: de man) en een man genaamd ‘Anass’ gesproken over wat het Amsterdamse neefje [naam] van de man vandaag heeft gedaan. De man vertelt dat zijn neefje hem om 12:00 uur “
helemaal duus” belde en hem vertelde dat hij geveegd is, dat hij ‘hem’ heeft geschoten en hij nu zwaargewond is en dat hij had afgesproken bij een tankstation. De man zegt dat er twee negers uit Groningen zijn gekomen, iemand instapte in de auto en degene met wie zijn neef was ‘gannu’ tegen zijn hoofd kreeg en zijn neef direct gannu trekt en schiet, ‘rennen pap pap’. De rechtbank is van oordeel dat de inhoud van dit OVC-gesprek zodanig op het incident bij het tankstation past, dat dit gesprek ook daadwerkelijk gaat over onderhavig feit. De rechtbank maakt uit het gesprek op dat met ‘neefje’ en ‘[naam]’ de verdachte wordt bedoeld en dat door de verdachte kennelijk op 17 mei 2023 is geschoten bij een tankstation en dat hij ervan uitgaat dat hij daarbij iemand verwond heeft.
Dat de verdachte daadwerkelijk op [slachtoffer] heeft geschoten, leidt de rechtbank verder af uit het feit dat [slachtoffer] letsel heeft opgelopen dat past bij een schot. Uit de letselverklaring die bij zijn verhoor is gevoegd, blijkt dat [slachtoffer] zich diezelfde dag heeft gemeld bij het Flevo Ziekenhuis in Almere en dat bij hem een schotschampwond en een scheurwond over een traject van ongeveer 8 centimeter in de rechterarm is geconstateerd. De wond liep van de onderarm (intrede) tot de bovenarm (uittrede), waarbij het kanaal met een pincet was te volgen.
Zoals hiervoor is overwogen, constateert de rechtbank dat de verdachte direct na het uitstappen uit de Volkswagen heeft kunnen schieten op [slachtoffer]. Uit de camerabeelden blijkt dat [slachtoffer] op dat moment terugloopt naar de Smart, waarbij hij met een gestrekte rechterarm een wapen richt op de Volkswagen. De geconstateerde verwonding bij [slachtoffer] past naar het oordeel van de rechtbank zodanig op de situatie dat de verdachte op dat moment daadwerkelijk heeft geschoten en [slachtoffer] in zijn uitgestrekte arm heeft geraakt, zodat aannemelijk is dat de verwonding van [slachtoffer] op dat moment is ontstaan. Dat [slachtoffer] wisselend heeft verklaard over het precieze moment waarop hij is geraakt, doet daar niet aan af.
Ter terechtzitting is door de raadsman bepleit dat niet onomstotelijk vaststaat dat het om schietletsel gaat en dat [slachtoffer] die dag mogelijk nog andere afspraken heeft gehad waarbij hij gewond zou kunnen zijn geraakt. De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat die dit scenario ondersteunen. Bovendien is bij [slachtoffer] een schot(schamp)wond en dus schietletsel geconstateerd en blijkt uit het OVC-gesprek dat de verdachte er kennelijk van uitging dat hij bij het tankstation iemand had geraakt. De rechtbank acht het geschetste alternatieve scenario dan ook niet aannemelijk, zodat het wordt verworpen.
Gelet op al het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het de verdachte is geweest die op 17 mei 2023 direct na het uitstappen ten minste eenmaal in de richting van [slachtoffer] heeft geschoten en daarbij het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel heeft toegebracht.
Kunnen de handelingen van de verdachte gekwalificeerd worden als een poging tot doodslag?
Voor een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit is van belang of de verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer]. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de verdachte [slachtoffer] heeft verwond met het opzet om hem te doden, waardoor naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van vol opzet. Om van voorwaardelijk opzet te kunnen spreken, moet vast komen te staan dat er bij de bewezenverklaarde handelingen van de verdachte een aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer] kon overlijden en dat de verdachte die kans ook bewust heeft aanvaard.
Uit de (beschrijving van de) camerabeelden leidt de rechtbank af dat de verdachte van een paar meter afstand met een (vuur)wapen heeft geschoten in de richting van [slachtoffer]. Hierdoor heeft de verdachte het risico genomen dat hij [slachtoffer] zou kunnen raken en heeft hij dat risico ook aanvaard. [slachtoffer] is ook daadwerkelijk gewond geraakt en heeft een schotschampwond van acht centimeter lang in zijn arm opgelopen. Het is een feit van algemene bekendheid dat zich in het bovenlichaam, zoals in de arm, belangrijke (slag)aders bevinden en dat schotverwondingen in zulke vitale delen van het lichaam de dood tot gevolg kunnen hebben. Bovendien kan uit de wijze waarop de schotwond is toegebracht, namelijk in een dynamische situatie waarbij [slachtoffer] ook in beweging was, de gedraging van de verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op de dood van [slachtoffer] dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans daarop heeft aanvaard.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] zo geraakt zou kunnen worden door het wapen, dat bij hem dodelijk letsel zou ontstaan. De verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op [slachtoffer].
Is sprake van poging doodslag van een onbekend gebleven persoon?
De verdachte is ten laste gelegd dat hij, naast [slachtoffer], ook heeft geprobeerde een tweede, onbekend gebleven persoon te doden dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Het betreft de onbekend gebleven bijrijder van de Smart. Met de officier van justitie is de rechtbank van mening dat het dossier geen aanknopingspunten bevat om aan te nemen dat de verdachte richting de bijrijder van de Smart heeft geschoten, zodat de verdachte op dit punt partieel zal worden vrijgesproken.
Is sprake van medeplegen?
Ten laste is gelegd dat de verdachte tezamen en in vereniging met een of meer anderen heeft geprobeerd om [slachtoffer] te doden dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Op grond van de feiten en omstandigheden die uit het dossier blijken, kan naar het oordeel van de rechtbank geen nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte als schutter en de andere inzittenden van de Volkswagen of een ander persoon worden afgeleid. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, in die zin dat
hij op 17 mei 2023 te Landsmeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met een vuurwapen, althans met een voorwerp waarmee een projectiel afgeschoten kan worden, op korte afstand heeft geschoten in de richting van het lichaam van voornoemde persoon waardoor die [slachtoffer] in zijn arm is geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Wat aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag
4.1.
Beroep op noodweer
4.1.1.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het primaire, subsidiaire en meer subsidiaire feit bepleit dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hem een geslaagd beroep op noodweer dan wel noodweerexces toekomt. Daartoe is aangevoerd dat in de Volkswagen in de richting van de verdachte is geschoten en dat de bijrijder van de Smart (te weten [slachtoffer]) na het uitstappen is blijven vuren op de Volkswagen. Dit maakt dat sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding waartegen de verdachte zichzelf en de andere twee inzittenden van de Volkswagen mocht verdedigen.
4.1.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte geen beroep op noodweer toekomt omdat het duidelijk ging om een tegenaanval. De verdachte zat tijdens en na het schieten in een auto aan de bermzijde, waar hij veilig was. De verdachte heeft gekozen om uit de auto te stappen en met zijn wapen achter de wegrennende [slachtoffer] en diens bijrijder aan te gaan. Er was geen sprake (meer) van een noodzakelijke verdediging, zodat het beroep op noodweer moet worden verworpen.
4.1.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat de handeling van de verdachte wordt geboden door de noodzakelijke verdediging van een eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding of de onmiddellijke dreiging daarvan. Hierin ligt besloten dat de gedraging ter verdediging moet voldoen aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. Deze eisen hebben betrekking op de vraag of de verdediging tegen de aanranding noodzakelijk was en of de gekozen wijze van verdediging geboden was.
Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat de verdachte op de bijrijdersstoel van de Volkswagen Polo zat. Uit forensisch onderzoek aan de Volkswagen is gebleken dat de ruit van het rechter voorportier (aan de bijrijderskant) was verbroken, dat er op die plek ook glas is aangetroffen op de plaats delict en dat er op het zitvlak van de bestuurdersstoel een huls lag. Buiten op de plaats delict zijn vier hulzen aangetroffen. Deze hulzen lagen in een rechte lijn ten opzichte van elkaar en op basis van de camerabeelden is vastgesteld dat de hulzen lagen op de route die de mogelijke schutter heeft gelopen. Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft gerapporteerd dat het extreem veel waarschijnlijker is dat deze vier hulzen en de huls in de Volkswagen uit één vuurwapen afkomstig zijn dan dat de hulzen zijn verschoten met twee vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken. The Maastricht Forensic Institute (TMFI) heeft gerapporteerd dat op alle vijf de hulzen een DNA-profiel van een man is aangetroffen, waarbij [slachtoffer] als mogelijke donor van het celmateriaal wordt genoemd. De rechtbank gaat er gelet op het voorgaande van uit dat de vijf aangetroffen hulzen afkomstig zijn uit het wapen van [slachtoffer]. Verder acht de rechtbank aannemelijk dat [slachtoffer] eerst eenmaal in de Volkswagen heeft geschoten vanuit de achterbank richting de verdachte op de bijrijdersstoel (als gevolg waarvan het raam kapot is gegaan) en dat hij vervolgens, nadat hij is uitgestapt, tijdens het terugrennen naar de Smart viermaal heeft geschoten in de richting van de Volkswagen. Dat [slachtoffer] na het uitstappen enkele malen heeft geschoten richting de Volkswagen leidt de rechtbank voorts af uit de camerabeelden.
Op de camerabeelden is verder te zien dat, nadat [slachtoffer] en zijn bijrijder uit de Volkswagen stappen, de verdachte (als laatste), de bestuurder en de onbekend gebleven derde inzittende van de Volkswagen ook uitstappen. De derde inzittende verlaat de Volkswagen vanaf de achterbank via dezelfde linker achterdeur als waaruit eerst de bijrijder van de Smart en [slachtoffer] zijn uitgestapt. Deze derde inzittende verlaat de auto dus aan de zijde van het tankstation en rent vervolgens voor de auto langs in de richting van de bermzijde. Tegelijkertijd wordt door [slachtoffer] op dat moment van korte afstand meermalen in de richting van de Volkswagen geschoten. Vervolgens schiet de verdachte in de richting van [slachtoffer] en raakt hem in zijn arm.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er sprake was van ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van andermans lijf, namelijk van de derde inzittende van de Volkswagen, en dat de verdediging van die derde persoon geboden was. De rechtbank overweegt daarbij dat het uitstappen van alle personen uit de Volkswagen en het schieten door de verdachte heeft plaatsgevonden in een tijdsbestek van slechts enkele seconden. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het handelen van de verdachte op dat specifieke moment – waarop hij net is uitgestapt – naar uiterlijke verschijningsvormen moet worden aangemerkt als verdedigend en niet als aanvallend.
De vraag is vervolgens of de verdachte met zijn handelen voldaan heeft aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. De rechtbank is van oordeel dat de derde inzittende zich niet aan de noodweersituatie kon onttrekken. Hij vluchtte de Volkswagen uit en liep op het moment dat [slachtoffer] op de Volkswagen schoot nog voor de Volkswagen langs (aan de beschoten zijde). De verdediging van deze persoon door de verdachte was daarom noodzakelijk. De rechtbank is ook van oordeel dat het handelen van de verdachte proportioneel was. De verdachte had op dat moment weinig andere mogelijkheden om de derde persoon te verdedigen dan met een wapen dat hij kennelijk bij zich droeg. Het eenmaal schieten in de richting van [slachtoffer] staat in redelijke verhouding tot de ernst van de aanranding door [slachtoffer] (te weten het meermaals schieten op de Volkswagen).
Gelet op het voorgaande komt de verdachte een geslaagd beroep op noodweer toe. Dat betekent dat er een omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde feit uitsluit. Het feit is niet strafbaar en de verdachte zal daarom worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

5.Beslag

Onder de verdachte is het volgende goed inbeslaggenomen en niet teruggegeven:
- 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: pl1100-2023101223-1486923, zwart, merk: Apple).
5.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de inbeslaggenomen telefoon wordt teruggegeven aan de verdachte.
5.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
Onder verwijzing naar wat onder 3.3.2. is overwogen, behoort de inbeslaggenomen en niet teruggegeven telefoon aan de verdachte toe. Overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de telefoon moet worden teruggegeven aan de rechthebbende, zijnde de verdachte.

6.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
45, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

7.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Stelt vast dat het bewezenverklaarde geen strafbaar feit oplevert en ontslaat de verdachte daarvoor van alle rechtsvervolging.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. S.H. Bouwers, voorzitter,
mr. J.J. Roos en mr. M. Ramondt, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.I. Hoedjes,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 juni 2025.
Bijlage
De bewijsmiddelen
(…)