ECLI:NL:RBNHO:2025:780

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
C/15/342283 / FA RK 23-3482
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van de beschikking tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap na DNA-onderzoek

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 7 januari 2025 uitspraak gedaan over de herroeping van een eerdere beschikking tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap. De man had in 2019 zijn vaderschap laten vaststellen, maar na een DNA-onderzoek kwam naar voren dat hij niet de biologische vader van het kind is. De moeder had aanvankelijk de man als vader erkend, maar na de uitslag van het DNA-onderzoek heeft zij haar verzoeken tot omgang en kinderbijdrage ingetrokken. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van bedrog, omdat de moeder had moeten weten dat de man mogelijk niet de verwekker was. De rechtbank heeft de beschikking van 27 november 2019 herroepen en het verzoek van de moeder tot gerechtelijke vaststelling van het ouderschap afgewezen. Hierdoor is de man met terugwerkende kracht niet de juridische vader van het kind, dat nu alleen in familierechtelijke betrekking staat tot de moeder. De rechtbank heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand gelast om de latere vermelding van de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap op de geboorteakte te doorhalen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
herroeping beschikking ex. artikel 390 Rv
zaak-/rekestnr.: C/15/342283 / FA RK 23-3482
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 7 januari 2025
in de zaak van:
[de man],
wonende te [plaats] ,
hierna mede te noemen: de man,
advocaat mr. M. Amrani, kantoorhoudende te Amsterdam,
--tegen--
[de moeder],
wonende te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
hierna mede te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S. Verhagen, kantoorhoudende te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer.

1.Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de man, ingekomen op 20 juli 2023;
- het F9-formulier, met bijlagen, van de advocaat van de man van 31 juli 2023;
- de mondelinge behandeling van de zaak op 1 augustus 2023;
- het verkort proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 1 augustus 2023;
- het e-mailbericht van de advocaat van de moeder van 30 oktober 2023;
- het F9-formulier, met bijlage, van de advocaat van de moeder van 23 november 2023;
- het F9-formulier, met bijlage, van de advocaat van de man van 23 november 2023;
- het verkort proces-verbaal van de pro forma gehouden zitting op 12 december 2023;
- het gewijzigd dan wel aanvullend verzoekschrift van de man, ingekomen op
2 januari 2024;
- het F9-formulier van de advocaat van de man van 27 februari 2024;
- het verweerschrift, met bijlagen, van de moeder, ingekomen op 29 februari 2024;
- de brief van de advocaat van de man van 11 april 2024;
- het F9-formulier van de advocaat van de moeder van 30 april 2024;
- het F9-formulier, met bijlage, van de advocaat van de moeder van 19 november 2024;
- het F9-formulier van de advocaat van de man van 25 november 2024.
1.2.
Er heeft op verzoek van partijen en met instemming van de rechtbank geen nadere mondelinge behandeling plaatsgevonden.

2.Feiten en omstandigheden

2.1.
Uit de moeder is op [geboortedatum] te [plaats] geboren het kind [de minderjarige] . Het kind is op [datum] erkend door [naam] , waarbij het kind de geslachtsnaam [geslachtsnaam 1] heeft gekregen.
2.2.
Bij beschikking van deze rechtbank van 27 november 2019 is de door [naam] gedane erkenning vernietigd en is het ouderschap van de man met betrekking tot het kind vastgesteld. Bij herstelbeschikking van 25 maart 2020 is de foutieve schrijfwijze van de geslachtsnaam van de man hersteld.
2.3.
Het kind staat sindsdien in een familierechtelijke betrekking tot de moeder en de man en heeft de geslachtsnaam van de moeder: [geslachtsnaam 2] .
2.4.
De moeder is van rechtswege belast met het eenhoofdig gezag over het kind. Het kind heeft van rechtswege zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder.
2.5.
De moeder heeft op 9 november 2022 een verzoekschrift ingediend tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen de man en het kind en tot een ten laste van de man vast te stellen kinderbijdrage. Dit verzoekschrift is geregistreerd onder procedurenummer C/15/333893/FA RK 22-5369 (hierna: bodemzaak). Tegelijkertijd heeft de moeder een verzoekschrift ingediend tot het treffen van een provisionele vordering als bedoeld in artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) ten aanzien van de omgang en een kinderbijdrage, geregistreerd onder procedurenummer C/15/333889/FA RK 22-5368 (hierna: de voorlopige voorzieningenzaak).
2.6.
De man heeft verweer gevoerd in beide zaken en tevens zelfstandige verzoeken gedaan, strekkende tot het gelasten van een DNA-onderzoek door Verilabs en de medewerking van partijen aan dat onderzoek en tot aanhouding van de behandeling van de bodemzaak en de voorlopige voorzieningenzaak in afwachting van de uitslag van het DNA-onderzoek.
2.7.
Op 20 juli 2023 heeft de man een verzoekschrift ingediend waarin hij heeft verzocht om de gerechtelijke vaststelling ouderschap, zoals vastgesteld bij beschikking van 27 november 2019, te vernietigen, dan wel de ontkenning van het vaderschap van de man tot het kind gegrond te verklaren. Dit verzoekschrift is geregistreerd onder onderhavig procedurenummer.
2.8.
Op 1 augustus 2023 heeft de rechtbank de drie zaken ter zitting behandeld. Hierbij zijn verschenen de man, bijgestaan door mr. C.J. Gebuijs namens mr. M. Amrani en de moeder, bijgestaan door mr. S. Verhagen. Blijkens het proces-verbaal van deze zitting hebben partijen afgesproken gezamenlijk zorg te dragen voor een DNA-onderzoek en het rapport daarvan als processtuk in te dienen bij de rechtbank. De rechtbank heeft de zaken pro forma aangehouden in afwachting van de uitslag van het DNA-rapport, om vervolgens te zullen beslissen over de voortgang van de drie procedures, en, indien gewenst, de man in de gelegenheid te stellen om zijn verzoekschrift in de afstammingsprocedure te herzien.
2.9.
Op 23 november 2023 is door partijen de deskundigerapportage rechtsgeldig verwantschapsonderzoek van Verilabs (hierna: het DNA-rapport) bij de rechtbank ingediend.
2.10.
Op 6 december 2023 heeft de moeder zowel in de bodemzaak als in de voorlopige voorzieningenzaak haar verzoeken ingetrokken.
2.11.
Blijkens het proces-verbaal van deze rechtbank van 12 december 2023 heeft de rechtbank bepaald dat zowel de bodemzaak als de voorlopige voorzieningenzaak als afgedaan worden beschouwd. De rechtbank heeft (de advocaat van) de man vervolgens in de gelegenheid gesteld een gewijzigd dan wel aanvullend verzoekschrift in te dienen in onderhavige procedure.
2.12.
Op 2 januari 2024 is namens de man een gewijzigd dan wel aanvullend verzoekschrift ingediend.
2.13.
Namens de moeder is op 29 februari 2024 een verweerschrift ingediend.
2.14.
Beide partijen hebben verzocht om de zaak zonder nadere zitting af te doen.

3.Verzoek

3.1.
Het gewijzigd/aanvullend verzoek van de man strekt tot herroeping van de beschikking van deze rechtbank van 27 november 2019, hersteld bij beschikking van 25 maart 2020, waarbij het ouderschap van de man met betrekking tot het kind is vastgesteld, dan wel een door de rechtbank te nemen beslissing.
3.2.
De man heeft ter onderbouwing van zijn verzoek onder meer aangevoerd dat hij, nu uit het DNA-onderzoek is gebleken dat hij niet de biologische vader is van het kind, niet langer de juridische vader wenst te zijn van het kind. De man meent hij is bedrogen dan wel onjuist is geïnformeerd door de moeder over het verwekkerschap. Als de man had geweten dat hij niet de verwekker was, had hij verweer gevoerd tegen het verzoek van de moeder tot gerechtelijke vaststelling van zijn ouderschap. De man meent dan ook dat de beschikking vatbaar is voor herroeping wegens bedrog, dan wel het verstrekken van onjuiste informatie aan de rechtbank bij het indienen door de moeder van het verzoek tot vaststelling van het ouderschap van de man over het kind.

4.Verweer

4.1.
De moeder heeft aangegeven in te stemmen met het verzoek van de man om de beschikking te herroepen en heeft daarbij verzocht het verzoek van de man toe te wijzen. Zij verzet zich echter tegen de stelling dat zij de man zou hebben bedrogen omtrent het verwekkerschap dan wel hem onjuist zou hebben geïnformeerd. De moeder stelt dat zij er altijd van overtuigd is geweest dat de man de verwekker is van het kind. De moeder vindt het ook thans moeilijk om te geloven dat de man niet de biologische vader is, vooral omdat de tijdspanne tussen de verwekking van het kind en de tijd dat zij de man leerde kennen in haar optiek klopte met de tijdlijn van de zwangerschap. De moeder zou nooit een verzoek tot gerechtelijke vaststelling hebben ingediend als zij had geweten dat de man niet de verwekker is van het kind. Zij heeft dan ook haar procedures inzake omgang en een kinderbijdrage ingetrokken zodra de uitslag van het DNA-onderzoek bekend werd. De moeder is met de man van mening dat het in het belang is van het kind als de man niet langer zijn juridische vader is en stemt in met het verzoek tot herroeping van de beschikking.

5.Beoordeling

5.1.
De rechtbank merkt allereerst het volgende op.
5.2.
De man is deze procedure gestart met een verzoekschrift waarin hij heeft verzocht om de gerechtelijke vaststelling ouderschap, zoals vastgesteld bij beschikking van 27 november 2019, te vernietigen, dan wel de ontkenning van het vaderschap van de man tot het kind gegrond te verklaren.
5.3.
Tijdens de mondelinge behandeling van de zaak op 1 augustus 2023 heeft de rechter aangegeven dat het ouderschap van de man bij beschikking van 27 november 2019 gerechtelijk is vastgesteld. De man is daarmee juridisch ouder van het kind en onderhoudsplichtig jegens dit, thans nog minderjarige, kind. Aantasting van juridisch ouderschap door gegrondverklaring van de ontkenning van vaderschap is mogelijk bij kinderen geboren binnen een huwelijk of een geregistreerd partnerschap als bedoeld in artikel 1:200 van het Burgerlijk Wetboek (BW), maar daar is bij partijen geen sprake van (geweest). Het wetboek voorziet niet in een bepaling die het mogelijk maakt om het gerechtelijk ouderschap te vernietigen. Voor de rechtbank bestaat er dan ook geen grond tot het gelasten van een DNA-onderzoek. Ter zitting is aan partijen voorgelegd dat het voor de uitgangspunten en de voortgang van de drie procedures echter wel van belang is dat er een rechtsgeldig DNA-onderzoek wordt uitgevoerd. De rechter heeft partijen voorgehouden dat het aan hen zelf is om daar uitvoering aan te geven en het rapport als processtuk bij de rechtbank in te dienen.
5.4.
Partijen hebben hier gehoor aan gegeven. Zij hebben een rechtsgeldig DNA-onderzoek bij Verilabs laten uitvoeren en op 23 november 2023 hebben partijen het DNA-rapport overgelegd. Blijkens dit rapport is de man uitgesloten als biologische vader van het kind. Daarmee staat voor de rechtbank vast dat de man niet de verwekker is van het kind.
5.5.
De moeder heeft vervolgens haar verzoeken inzake omgang en een kinderbijdrage ingetrokken.
5.6.
De vader heeft zijn initiële verzoeken aangepast en verzocht om de beschikking van 27 november 2019, voor zover deze ziet op de gerechtelijke vaststelling ouderschap, te herroepen.
5.7.
De rechtbank overweegt vervolgens als volgt.
5.8.
Het verzoek van de man tot herroeping van de beschikking van 27 november 2019 betreffende de gerechtelijke vaststelling ouderschap van de man met betrekking tot het kind, dient te worden beoordeeld aan de hand van artikel 390 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
Het rechtsmiddel van herroeping is onderhevig aan een vervaltermijn (genoemd in artikel 383 Rv) en moet worden aangewend binnen drie maanden nadat de grond voor herroeping is ontstaan en de verzoeker daarmee bekend is geworden. De termijn loopt in het geval van bedrog vanaf de ontdekking daarvan. Een vermoeden is niet voldoende om de termijn te laten aanvangen.
5.9.
Uit het DNA-rapport van 10 november 2023 van Verilabs blijkt dat de man niet de biologische vader is van het kind.
De rechtbank is van oordeel dat de man niet eerder dan op 10 november 2023 het bewijs heeft verkregen dat de gerechtelijke vaststelling ouderschap, zoals is uitgesproken bij beschikking van 27 november 2019, op de grond dat de man de verwekker is van het kind, bewezen onjuist is. Op dat moment is door de uitslag van het DNA-onderzoek immers onomstotelijk aangetoond dat de man niet de biologische vader is. Tot die tijd bestond bij de man slechts het vermoeden dat hij niet de biologische vader is. Dit vermoeden is thans in zekerheid omgeslagen.
De man heeft zijn gewijzigd verzoekschrift ingediend op 2 januari 2024. Het verzoekschrift is daarmee tijdig ingediend. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de man ontvankelijk is in zijn verzoek.
5.10.
Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of de aangevoerde grond voor herroeping juist wordt bevonden.
5.11.
De man heeft aangevoerd dat er voorafgaand aan de procedure die heeft geleid tot de beschikking van 27 november 2019 sprake moet zijn geweest van het bewust of onbewust verstrekken van verkeerde informatie dan wel bedrog van de zijde van de moeder.
5.12.
De moeder heeft betwist dat zij bewust verkeerde informatie heeft verstrekt dan wel de man heeft bedrogen omtrent het verwekkerschap. Zij is er altijd van uitgegaan dat de man, op grond van haar eigen berekeningen, de verwekker is van het kind.
5.13.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van bedrog als bedoeld in artikel 382 Rv. Hoewel bedrog een zwaar woord is, had de moeder moeten dan wel kunnen weten dat er een kans bestond dat de man niet de verwekker was. Zij heeft het kind na zijn geboorte ook eerst door een andere man laten erkennen en pas later verzocht om, na vernietiging van die erkenning, de man gerechtelijk tot juridisch ouder te laten vaststellen. In die procedure heeft de moeder verklaard, evenals de man, ervan overtuigd te zijn dat de man de verwekker is van het kind. In ieder geval de moeder wist, dan wel kon weten, dat deze verklaring onjuist was, dan wel onjuist zou kunnen zijn. Door de uitslag van het DNA-rapport weten zowel de moeder als de man thans dat die verklaring als onjuist dient te worden aangemerkt.
5.14.
Nu de grond voor herroeping juist is bevonden, is het geding uit 2019 heropend voor zover dit ziet op de gerechtelijke vaststelling ouderschap. Hiermee is de rescissoire fase van de procedure aangevangen, waarin op grond van artikel 389 Rv het oorspronkelijke geding opnieuw dient te worden beoordeeld.
5.15.
De moeder heeft op 8 mei 2019 bij deze rechtbank een verzoekschrift ingediend strekkende tot vernietiging van de door [naam] op
[datum] gedane erkenning van het kind [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] en tot gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van de man met betrekking tot het kind. Zoals gezegd zal de rechtbank de uitgesproken vernietiging van de erkenning in stand laten en niet verder bespreken. Na de vernietiging van de erkenning heeft het de kind de geslachtsnaam [geslachtsnaam 2] gekregen.
5.16.
In 2019 gold de volgende bepaling inzake de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap:
Op grond van artikel 1:207, eerste lid BW kan het ouderschap van een persoon, ook indien deze is overleden, op de grond dat deze de verwekker is van het kind of op de grond dat deze als levensgezel van de moeder ingestemd heeft met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad, door de rechtbank worden vastgesteld op verzoek van:
de moeder, tenzij het kind de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt;
het kind.
Op grond van dit artikel kan de rechter het ouderschap van de man alleen vaststellen als de man de verwekker is van het kind.
5.17.
Beide partijen hebben thans hun eerdere stellingname dat de man de verwekker is van het kind gewijzigd en gesteld dat de man niet de verwekker is van het kind, omdat uit het DNA-rapport is gebleken dat de man niet de biologische vader is van het kind.
5.18.
Nu uit genoemd rapport inderdaad blijkt dat de man niet de biologische vader is van het kind en daarmee ook niet de verwekker kan zijn, is de rechtbank van oordeel dat het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van de man met betrekking tot het kind dient te worden afgewezen.
5.19.
De rechtbank zal op grond van het bepaalde in artikel 389 Rv de beschikking van
27 november 2019 herroepen en het op 8 mei 2019 gedane verzoek van de moeder tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van de man met betrekking tot het kind afwijzen.
5.20.
Het voorgaande betekent dat het kind met terugwerkende kracht tot zijn geboorte niet het kind is van de man. Nu de erkenning reeds was vernietigd en die beslissing in kracht van gewijsde is, zal het kind alleen tot de moeder in een familierechtelijke betrekking staan en haar geslachtsnaam ( [geslachtsnaam 2] ) dragen, welke geslachtsnaam het kind thans ook heeft.
5.21.
De rechtbank zal de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] gelasten om, nadat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, de latere vermelding bij de geboorteakte van het kind betreffende de gerechtelijke vaststelling ouderschap, opgemaakt op [datum] , door te halen.
5.22.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing:

De rechtbank:
6.1.
herroept de beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 27 november 2019, hersteld bij beschikking van 25 maart 2020, voor zover deze ziet op de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap;
6.2.
wijst het verzoek van de moeder strekkende tot de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van [de man] met betrekking tot het kind [de minderjarige] (thans genaamd [geslachtsnaam 2] ), geboren op
[geboortedatum] in de gemeente [gemeente] , af;
6.3.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] om de bij de geboorteakte van
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] (nr. [nr.] van het jaar [jaar] ) behorende latere vermelding betreffende de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap (vervolgblad [vervolgblad] Ref. [Ref.] ), opgemaakt op [datum] , door te halen;
6.4.
draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking -en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld- een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] .
Deze beschikking is gegeven door mr. W.P. van der Haak, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van H.M. Zonneveld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2025.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.