ECLI:NL:RBNHO:2025:7774

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 juni 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
C/15/365005 / JU RK 25-643 / C/15/364985 / JU RK 25-641
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van minderjarigen met complexe problematiek

Op 20 juni 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen, [de minderjarige 1], [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3]. De zaak werd behandeld in Haarlem, waar de kinderrechter de verzoeken van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI) heeft beoordeeld. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de minderjarigen ernstig bedreigd wordt en dat zij intensieve zorg en begeleiding nodig hebben. De moeder heeft het ouderlijk gezag over de kinderen, maar er zijn zorgen over haar opvoedvaardigheden en draagkracht, vooral na de breuk met de vader. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van de minderjarigen verlengd tot 4 juli 2026 en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] in een gezinshuis en van [de minderjarige 2] in een gezinsgerichte voorziening voor respectievelijk een jaar en zes maanden. De kinderrechter heeft ook de noodzaak van regie vanuit de GI benadrukt, gezien de complexe problematiek van de kinderen en de beperkte mogelijkheden van de ouders om de zorg zelf te bieden. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummers: C/15/365005 / JU RK 25-643 en C/15/364985 / JU RK 25-641
Datum uitspraak: 20 juni 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclasseringte Amsterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 2] ,
[de minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, betreffende [de minderjarige 3] , ontvangen op 7 mei 2025;
  • het verzoekschrift met bijlagen, waaronder het perspectiefbesluit, over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] , ontvangen op 8 mei 2025;
  • de Toetsing voorgenomen besluit verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing na 2 jaar van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), ontvangen op 6 juni 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 20 juni 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- de vader;
- [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI.
1.3.
De minderjarigen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zijn, gelet op hun leeftijd, in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. Zij hebben hiervan geen gebruik gemaakt.
1.4.
De kinderrechter heeft tijdens de zitting de zaken met bovengenoemde
zaaknummers gelijktijdig behandeld.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] .
2.2.
Bij beschikking van de kinderrechter van 4 juli 2023 zijn [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3]
onder toezicht gesteld tot 4 juli 2024. De kinderrechter heeft daarnaast een machtiging tot
uithuisplaatsing verleend voor [de minderjarige 1] voor verblijf in een gezinshuis en een machtiging tot
uithuisplaatsing voor [de minderjarige 2] voor verblijf in een gezinsgerichte voorziening, met ingang van
4 juli 2023 tot 4 juli 2024. De ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing zijn daarna verlengd en lopen nog tot 4 juli 2025.
2.3.
[de minderjarige 1] verblijft in een gezinshuis, [de minderjarige 2] verblijft bij [gezinsgerichte voorziening] en [de minderjarige 3] woont bij de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek over [de minderjarige 3] schrijft de GI het volgende.
Gedurende het afgelopen jaar heeft het SIG intensieve begeleiding gegeven aan de moeder. De GI ziet dat de moeder de hulpverlening accepteert en haar best doet om de gegeven adviezen in te zetten. Het risico bestaat echter dat wanneer [de minderjarige 3] ouder wordt, zijn verzorging en opvoeding meer van de moeder gaat vragen dan zij aankan. De relatie tussen de ouders is sinds september 2024 verbroken. De vader woont niet meer bij de moeder en de verzorging van [de minderjarige 3] ziet er daardoor anders uit. Beide ouders hebben moeite met het nakomen van afspraken over de verdeling van de verzorging van [de minderjarige 3] .
3.3.
Ter onderbouwing van het verzoek over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] schrijft de GI het volgende.
Het gaat goed met [de minderjarige 1] in het gezinshuis. Op school heeft hij wel moeite om zich te concentreren. Bij [de minderjarige 1] is sprake van een ontwikkelingsachterstand, gedragsproblemen en hij is niet zindelijk. Het lukt de moeder niet om zelf noodzakelijke hulpverlening voor [de minderjarige 1] op te pakken.
[de minderjarige 2] zit steeds meer op haar plek bij het [gezinsgerichte voorziening] . Na een periode van onrustig gedrag wordt op school gezien dat zij rustiger is, maarde situatie is nog niet stabiel. Ook is [de minderjarige 2] nog niet zindelijk. [de minderjarige 2] is aangemeld voor de interventie NIKA, om onderzoek te doen naar de hechting. Het lukt de moeder niet om [de minderjarige 2] zelf voldoende te stimuleren en te laten onderzoeken wat zij nodig heeft.
Er zijn bij de GI nog steeds grote zorgen over de draagkracht van de moeder in combinatie met de intensieve zorgvraag van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . Sinds het verbreken van de relatie met de vader, krijgt de moeder van hem geen ondersteuning meer in de zorg voor [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] . Omdat de het voor moeder te veel is om gedurende de weekenden bij haar thuis voor [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te zorgen, vindt de omgang vindt nu plaats bij het [gezinsgerichte voorziening] . Dit verloopt goed.
Met de ouders is afgesproken dat de familieleden van moeder, in verband met mogelijk seksueel grensoverschrijdend gedrag, nooit alleen mogen zijn met de kinderen. Het afgelopen jaar is door het SIG tweemaal melding gedaan dat de ouders zich niet aan deze afspraak hebben gehouden.
Perspectiefbesluit
3.4.
De GI is van mening dat het perspectief van [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] niet bij de moeder thuis is. De GI acht het in het belang van [de minderjarige 1] dat hij opgroeit in het gezinshuis. Het is voor de GI nog niet duidelijk of het [gezinsgerichte voorziening] de meest passende plek voor [de minderjarige 2] is om tot haar achttiende op te groeien. Dit zal onderzocht en besproken moeten worden. De moeder is het ermee eens dat [de minderjarige 1] in het gezinshuis opgroeit. Het maakt de moeder verdrietig om te horen dat [de minderjarige 2] niet meer volledig bij haar zal komen te wonen. De moeder begrijpt wel dat de zorg voor [de minderjarige 2] veel van haar vraagt.
3.5.
Tijdens de zitting heeft de GI hieraan toegevoegd dat de ouders veel van hun kinderen houden en veel voor hen doen. De ouders kunnen zich echter ook verliezen in randzaken, waardoor zij de belangen van de kinderen uit het oog verliezen. Daarom is regie vanuit de GI nog nodig. De GI begrijpt dat het perspectiefbesluit voor [de minderjarige 2] voor de ouders lastig is en dat dit besluit daarom aan de meervoudige kamer van de rechtbank voorgelegd zal worden. Voor [de minderjarige 1] wil de GI met de ouders en hulpverlening een borgingsplan opstellen. Het doel is om de hulp uiteindelijk in vrijwillig kader voort te zetten.

4.De standpunten

4.1.
De moeder heeft tijdens de zitting verklaard dat zij begrijpt dat [de minderjarige 1] niet meer thuis komt wonen. De moeder is het niet eens met het besluit van de GI om [de minderjarige 2] ergens anders te laten opgroeien. Zij wil graag dat [de minderjarige 2] bij haar thuis komt wonen en [de minderjarige 2] wil dat zelf ook, aldus de moeder. De familie van moeder vormt geen risico meer, want de moeder heeft al het contact met haar familie verbroken.
4.2.
De vader maakt zich zorgen dat [de minderjarige 2] bij het [gezinsgerichte voorziening] niet de juiste zorg ontvangt. [de minderjarige 2] is bijvoorbeeld nog steeds niet zindelijk en loopt op te oude schoenen. Hij begrijpt niet waarom [de minderjarige 2] niet bij de moeder kan opgroeien. De ouders accepteren alle hulp die nodig is. Hoewel de relatie tussen de ouders is verbroken, zijn zij wel samen nog zeer betrokken bij de kinderen.
5.
De beoordeling
Ondertoezichtstelling
5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. [1] De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
5.2.
De ontwikkeling van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] wordt nog steeds ernstig bedreigd.
Alle drie hebben zij intensieve zorg en begeleiding nodig. De ontwikkelingsbedreigingen zoals genoemd in de beschikking van 2 juli 2024 zijn nog onverkort aanwezig. De kinderen hebben extra zorg nodig.
Bij [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] speelt complexe problematiek; ze hebben een verstandelijke beperking en vertonen gedragsproblemen. Hiervoor is veel hulp en begeleiding nodig. Bij de ouders is sprake van beperkte opvoedvaardigheden en draagkracht. Bij [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] is mogelijk sprake van een gedesoriënteerde hechtingstijl, wat onderzocht en behandeld moet gaan worden door NIKA.
Ook voor [de minderjarige 3] is nog steeds intensieve hulp nodig is, onder andere op het gebied van hechting en voeding. Hij gaat vijf dagen per week naar een kinderdagverblijf. Daarnaast krijgt de moeder intensieve ondersteuning vanuit het SIG. Met deze hulp lukt het de moeder om thuis voor [de minderjarige 3] te zorgen en hem te bieden wat hij nodig heeft. Omdat de opvoedbehoeften van [de minderjarige 3] zullen veranderen naarmate hij ouder wordt, is het belangrijk dat de hulpverlening hierop blijft aansluiten.
De relatie tussen de ouders is inmiddels verbroken. Hoewel de vader nog wel betrokken is bij de kinderen, woont hij niet meer met de moeder in één huis. De moeder wordt daardoor niet meer door de vader ondersteund in het bieden van structuur in de opvoeding. Dit maakt dat de zorg voor de kinderen extra zwaar is voor de moeder. Het lukt de moeder niet om structuur vast te houden en met meerdere kinderen tegelijk omgang te hebben. Tot slot zijn er nog steeds zorgen over de seksuele ontwikkeling en veiligheid van de kinderen rondom de familie van moederszijde. Dat de moeder ter zitting heeft verklaard dat zij het contact met haar familie inmiddels verbroken heeft, neemt deze zorgen voldoende weg.
5.3.
De ernstige ontwikkelingsbedreiging kan niet of onvoldoende worden weggenomen met vrijwillige hulpverlening, omdat de moeder nog steeds niet genoeg lijkt in te zien waar haar eigen (opvoed)mogelijkheden liggen. Duidelijk is dat de moeder goed samenwerkt met de hulpverlening. Het lukt haar alleen niet om zelf de noodzakelijke hulpverlening op te starten. Regie vanuit de GI is daarbij voorlopig voor alle drie de kinderen nog nodig. De kinderrechter vindt het positief dat de moeder hulp en steun accepteert. De komende periode zal de GI, met de moeder en de betrokken hulpverleners, kijken of de hulp voor de kinderen ook in vrijwillig kader kan worden voortgezet.
5.4.
De ondertoezichtstelling is daarom nu nog steeds noodzakelijk. De kinderrechter verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] voor de duur van een jaar, omdat de verwachting is dat er binnen deze periode binnen het vrijwillig kader nog niet een situatie kan zijn gecreëerd, waarbij aan de moeder duurzaam voldoende steun en structuur kan worden geboden om de ontwikkelingsbedreiging voor de kinderen weg te nemen.
Uithuisplaatsing en perspectiefbesluit
5.5.
Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding. [2]
5.6.
[de minderjarige 1] verblijft, met instemming van de moeder, al sinds zijn vierde jaar in het gezinshuis. Hij ontwikkelt zich hier, binnen zijn mogelijkheden, goed. Ook is hij gebaat bij de zorg, hulp en steun die hij in het gezinshuis ontvangt. De GI heeft het besluit genomen dat [de minderjarige 1] niet terug zal gaan naar de moeder, maar dat hij in het gezinshuis zal opgroeien. Hoewel dit besluit de moeder verdrietig maakt, begrijpt zij het wel. De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] verlengen voor de duur van een jaar.
5.7.
[de minderjarige 2] ontwikkelt zich binnen haar mogelijkheden en is voorlopig nog gebaat bij verblijf in het [gezinsgerichte voorziening] . Uit de stukken het wat tijdens de zitting naar voren is gekomen, is gebleken dat [de minderjarige 2] het afgelopen jaar in periodes zeer onrustig gedrag heeft laten zien. Dit gedrag uitte zich in boosheid en weglopen uit de klas, waarbij zij moeilijk te kalmeren was. Ook is zij nog niet zindelijk. Een genetisch onderzoek is nodig om onder andere te onderzoeken waar deze onzindelijkheid vandaan komt.
De GI heeft voor [de minderjarige 2] ook een besluit genomen over haar perspectief. Dit houdt in dat de GI van mening is dat [de minderjarige 2] niet terug zal keren naar de moeder. De ouders begrijpen dat [de minderjarige 2] op dit moment niet naar huis kan, maar zij willen graag dat [de minderjarige 2] op termijn wel weer bij de moeder komt wonen. De moeder begrijpt het niet en het maakt haar verdrietig.
De kinderrechter ziet aanleiding om het verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing van [de minderjarige 2] voor te leggen aan de meervoudige kamer, gelet op het standpunt van de ouders over het perspectief van [de minderjarige 2] . De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 2] verlengen met de duur van zes maanden en het restant van het verzoek aanhouden tot de hieronder genoemde datum. Op deze manier kan de zaak op een zitting van de meervoudige kamer worden gepland en het verzoek daar verder worden behandeld. Aan de GI wordt gevraagd om, zoals ter zitting besproken, de rechtbank en de belanghebbenden tijdig te berichten of en zo ja welke ontwikkelingen er zijn binnen het gezin en in het bijzonder over [de minderjarige 2] .
5.8.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van
[de minderjarige 1] , [de minderjarige 2]
en [de minderjarige 3]tot 4 juli 2026;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige 1]in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder (gezinshuis) tot 4 juli 2026;
6.3.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige 2]in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder/gezinsgerichte voorziening (gezinshuis) voor de duur van zes maanden, tot 4 januari 2026;
6.4.
houdt aan het meer verzochte tot aan de behandeling door de meervoudige kamer van de rechtbank op
[datum];
6.5.
bepaalt de moeder, de vader en de GI tijdig voor deze zitting zullen worden opgeroepen;
6.6.
verzoekt de GI om uiterlijk twee weken voorafgaand aan deze zitting de rechtbank te berichten over de stand van zaken over [de minderjarige 2] ;
6.7.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.M.A. Bataille, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2025, in aanwezigheid van mr. N. van Lede-Terhaar sive Droste als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld en getekend op 3 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Amsterdam. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:260 BW.
2.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.