ECLI:NL:RBNHO:2025:7773

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
364832 JU RK 25-613
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van de jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 18 juni 2025 een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De ondertoezichtstelling was aangevraagd door de Jeugd- & Gezinsbeschermers (GI) te Amsterdam, die stelde dat er nog steeds sprake was van een ontwikkelingsbedreiging voor [de minderjarige]. De ouders, [de moeder] en [de vader], zijn belast met het ouderlijk gezag en hebben beiden een advocaat ingeschakeld. Tijdens de zitting op 18 juni 2025, die met gesloten deuren plaatsvond, werd duidelijk dat de communicatie tussen de ouders moeizaam verloopt en dat er nog geen overeenstemming is over de opvoeding van [de minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de doelen van de ondertoezichtstelling nog niet zijn behaald en dat de ouders niet in staat zijn om op constructieve wijze samen te werken in het belang van [de minderjarige]. De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling met een jaar te verlengen, tot 28 juni 2026, en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ouders zijn geïnformeerd over hun recht om in hoger beroep te gaan tegen deze beslissing, binnen de daarvoor gestelde termijn.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/364832 / JU RK 25-613
Datum uitspraak: 18 juni 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Jeugd- & Gezinsbeschermerste Amsterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. mr. J. Brouwer te Rotterdam,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. mr. C.S.M. Ruijgrok te Amsterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 1 mei 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 18 juni 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder met haar advocaat;
- [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI.

2.De feiten

2.1.
[de minderjarige] is erkend door de vader.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.3.
[de minderjarige] woont bij zijn vader.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Als onderbouwing van het verzoek is namens de GI naar voren gebracht dat er nog sprake is van een ontwikkelingsbedreiging en dat de gestelde doelen niet zijn behaald. De ouders zijn nog onvoldoende in staat om effectief met elkaar te kunnen communiceren over de opvoeding van [de minderjarige] . Er is regievoering vanuit de GI nodig om communicatie tussen ouders tot stand te laten komen en dit in goede banen te leiden. De ouders zitten niet op één lijn als het gaat om hoe de opvoeding en verzorging van [de minderjarige] vorm te geven. Het is ingewikkeld voor de moeder om te accepteren dat [de minderjarige] nu bij de vader woont en daar naar school gaat. De moeder handelt/reageert vaak vanuit emotie, wat de GI als zorgelijk beschouwt ten aanzien van de opvoeding van [de minderjarige] . De samenwerking tussen de GI en de ouders verloopt op dit moment moeizaam, met name met de moeder. Zij geeft aan het vaak niet eens te zijn met besluiten of met de werkwijze van de GI. Dit zorgt voor veel klachten vanuit de moeder en voor stagnatie in de hulpverlening. Op dit moment is Levvel ingezet om bij beide ouders in de thuissituatie te kijken wat zij nodig hebben om zo goed mogelijk te kunnen aansluiten bij [de minderjarige] . Daarnaast geeft Levvel aan dat de echtscheidingsproblematiek voorliggend is bij ouders en adviseren zij een bemiddelingstraject tussen ouders. De GI zal een verwijzing maken voor Levvel Bemiddelt zodat ouders kunnen werken aan hun onderlinge communicatie.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de vader is te kennen gegeven dat hij het eens is met het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. Er is heel weinig veranderd in de situatie en relatie met de moeder. Het lukt de vader nog niet om samen met de moeder invulling te geven aan het ouderschap. De moeder stuurt de vader meerdere e-mails per week waardoor hij het gevoel heeft dat hij geen rust heeft in de thuissituatie met [de minderjarige] .
4.2.
De moeder heeft ter zitting aangegeven geen verweer te voeren tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling. Zij is echter niet helemaal tevreden over hoe de ondertoezichtstelling het afgelopen jaar is uitgevoerd. Volgens de moeder wordt er door de GI met twee maten gemeten en vallen beslissingen altijd in het voordeel van de vader uit. De GI wil zicht op de interactie tussen de moeder en [de minderjarige] , maar negeert de positieve bevindingen van Levvel. De GI heeft bij de school van [de minderjarige] aangegeven dat zij de moeder niet rechtstreeks van informatie mogen voorzien. Hierdoor moet de moeder zich rechtstreeks tot de vader wenden voor informatie. Dit bevordert de situatie niet. De moeder hoopt dat de situatie verbetert zodra er een nieuwe gezinsmanager komt.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. [1] De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
5.2.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting blijkt dat [de minderjarige] nog steeds
ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De doelen van de ondertoezichtstelling zijn nog
niet behaald. Zo is de onderlinge verstandhouding tussen de ouders ook op dit moment nog
ernstig verstoord en zijn zij niet in staat om op constructieve wijze te communiceren in het
belang van [de minderjarige] . De ouders hebben weinig overeenstemming over hetgeen in het belang van
[de minderjarige] is en komen hierdoor niet tot het nemen van belangrijke beslissingen. Ook lukt het de GI niet om tot goede omgangsafspraken met de ouders te komen, vanwege de moeizame relatie die zij met de moeder hebben. Om goed zicht op de opvoedsituatie bij de moeder te krijgen, is het belangrijk dat Levvel [de minderjarige] bij de moeder thuis observeert, zonder andere aanwezigen, zoals de partner van de moeder. De ouders dienen op korte termijn te worden aangemeld bij Levvel Bemiddelt om te werken aan hun onderlinge communicatie.
5.3.
De ernstige ontwikkelingsbedreiging kan niet of onvoldoende worden weggenomen met vrijwillige hulpverlening, omdat ouders zonder de regie van de GI niet in staat zijn om afspraken te maken en te blijven werken aan het verbeteren van de onderlinge communicatie.
5.4.
De ondertoezichtstelling is daarom nog steeds nodig. De kinderrechter verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de duur van een jaar.
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] tot 28 juni 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2025 door mr. G.D. de Jong, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. K. Hoogkamer als griffier, en op schrift gesteld op 2 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Amsterdam. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:260 BW.