ECLI:NL:RBNHO:2025:7718

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 juli 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
15/080455-25
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in cocaïne-invoeraanklacht na onvoldoende bewijs van wetenschap

Op 7 juli 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de invoer van cocaïne. De zaak vond plaats in Haarlemmermeer en de verdachte was aanwezig op Schiphol op de data van de invoer. De officier van justitie, mr. H.W. van der Ploeg, eiste bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. Z.L. Moezel, pleitte voor vrijspraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 en 16 december 2024 aanwezig was op Schiphol, waar twee koeriers cocaïne invoerden. Echter, de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de wetenschap van de verdachte over de invoer van de cocaïne. De chatberichten en andere onderzoeksbevindingen waren niet concreet genoeg om de betrokkenheid van de verdachte te bewijzen. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten en het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/080455-25 (P)
Uitspraakdatum: 7 juli 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 juni 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Suriname),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. H.W. van der Ploeg en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. Z.L. Moezel, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 december 2024 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 15 december 2024 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de zaak, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Oordeel van de rechtbank

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten. Op het standpunt van de officier van justitie zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van de ten laste gelegde feiten. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap had van de door [koerier 1] (feit 1) en [koerier 2] (feit 2) ingevoerde cocaïne. Mocht de rechtbank dit standpunt niet volgen, kan volgens de raadsvrouw het ten laste gelegde medeplegen op basis van het voorliggende strafdossier niet worden bewezen en dient om die reden vrijspraak te volgen.
3.3
Vrijspraak van de ten laste gelegde feiten
De rechtbank stelt op basis van het procesdossier en het verhandelde ter zitting vast dat [koerier 2] op 15 december 2024 met een vliegtuig vanuit Suriname op Schiphol is aangekomen en vervolgens door de Douane is aangehouden. Na onderzoek is gebleken dat [koerier 2] in totaal ongeveer 1165 gram cocaïne met zich mee heeft gevoerd.
[koerier 1] is op 16 december 2024 met een vlucht vanuit Suriname op Schiphol aangekomen en vervolgens door de Douane aangehouden. Na onderzoek is gebleken dat [koerier 1] in totaal circa 1291 gram cocaïne met zich mee heeft gevoerd. Onder meer op basis van onderzoek aan de telefoons van voornoemde personen wordt vermoed dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] betrokken waren bij de drugstransporten uitgevoerd door [koerier 2] en [koerier 1].
Vast staat en niet in geschil is dat de verdachte op voornoemde data telkens op Schiphol aanwezig was om bovengenoemde koeriers op te halen. De verdachte ontkent echter enige wetenschap te hebben gehad van het feit dat [koerier 2] en [koerier 1] cocaïne met zich mee voerden. Hij zou door medeverdachte [medeverdachte 3] zijn gevraagd om als ‘snorder’ te fungeren en [koerier 2] en [koerier 1] met zijn auto te vervoeren.
De rechtbank staat geplaatst voor de vraag of het dossier voldoende bewijs bevat voor de betrokkenheid van de verdachte bij de invoer van de cocaïne door [koerier 2] en [koerier 1]. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat uit chatberichten verzonden met de telefoons van [koerier 2], [koerier 1], [medeverdachte 3] en verdachte de wetenschap van de verdachte dat [koerier 2] en [koerier 1] cocaïne met zich meevoerden, nadrukkelijk naar voren komt. De rechtbank is van oordeel dat van die wetenschap onvoldoende blijkt. Hoewel de inhoud van enkele door en aan de verdachte gestuurde berichten zouden kunnen worden opgevat als aanwijzingen voor de wetenschap bij de verdachte dat [koerier 2] en [koerier 1] verdovende middelen bij zich hadden, zijn de berichten onvoldoende concreet om de daadwerkelijke wetenschap van de verdachte omtrent de cocaïnetransporten vast te stellen. Andere onderzoeksbevindingen bieden daarvoor evenmin houvast. Daar komt bij dat er ook chatberichten in het dossier zitten die qua inhoud kunnen passen bij de door de verdachte afgelegde verklaring dat hij slechts als snorder op Schiphol was om [koerier 2] en [koerier 1] te vervoeren.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat op basis van dit dossier niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan. De verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.

4.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen wat aan de verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M. Jongkind, voorzitter,
mr. D.H. Bakker en mr. S.J. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.L.J. Smittenaar,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 juli 2025.