ECLI:NL:RBNHO:2025:768

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
11324463 \ CV EXPL 24-2592
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van een appartement door Stichting Raguel

In deze zaak heeft Stichting Raguel een vordering ingesteld tegen [gedaagde] om het door hem gehuurde appartement te ontruimen. De kantonrechter heeft op 30 januari 2025 geoordeeld dat [gedaagde] niet hoeft te ontruimen en dat hij in het appartement mag blijven wonen. De zaak draait om de vraag of de beëindiging van de zorgovereenkomst tussen partijen automatisch leidt tot de beëindiging van de huurovereenkomst. Stichting Raguel heeft de zorgovereenkomst op 25 mei 2024 ontbonden, maar de kantonrechter oordeelt dat deze ontbinding niet rechtsgeldig is. De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] nog steeds zorg nodig heeft en dat de zorgovereenkomst niet onlosmakelijk verbonden is met de huurovereenkomst. De kantonrechter wijst de vordering van Stichting Raguel af en veroordeelt haar in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 11324463 \ CV EXPL 24-2592 WD
Uitspraakdatum: 30 januari 2025 (bij vervroeging)
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de stichting
Stichting Raguelgevestigd te Purmerend
eiseres
verder te noemen: Stichting Raguel
gemachtigde: mr. A.W. Boer
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. S. Tromp
De zaak in het kort
Deze zaak draait om de vraag of [gedaagde] het door hem van Stichting Raguel gehuurde appartement moet verlaten (ontruimen) of dat hij er nog mag blijven wonen. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] niet hoeft te ontruimen en dat hij nog in het appartement mag blijven wonen.

1.Het procesverloop

1.1.
Stichting Raguel heeft bij dagvaarding van 12 september 2024 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 8 januari 2025 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Stichting Raguel heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.
Voorafgaand aan de zitting heeft de kantonrechter de volgende stukken ontvangen:
van de zijde van Stichting Raguel:- de bij brief van 18 december 2024 ingekomen producties 19 tot en met 21;
- de bij brief van 3 januari 2025 ingekomen geanonimiseerde versies van producties 19 en 20;
van de zijde van [gedaagde] :- de bij brief van 30 december 2024 ingekomen producties 1 tot en met 3.

2.De feiten

2.1.
Stichting Raguel beheert aan [adres] te [plaats] een zorgcomplex waarin woonruimte en begeleiding wordt geboden aan mensen met een lichte verstandelijke beperking en/ of mensen die te maken hebben met psychische problematiek.
2.2.
Het zorgcomplex bestaat onder meer uit:
- een hoofdgebouw met woonruimtes (kamers), kantoorruimte voor personeel van Stichting Raguel en een gemeenschappelijke woonkamer en keuken;
- een naastgelegen gebouw met zelfstandige woonruimte (appartementen).
2.3.
De kamers in het hoofdgebouw worden bewoond door bewoners die intensieve(re) begeleiding van Stichting Raguel krijgen. De appartementen in het naastgelegen gebouw worden bewoond door bewoners die minder intensieve begeleiding van Stichting Raguel verkrijgen. Stichting Raguel heeft als doel dat de bewoners van de appartementen op termijn uitstromen naar geheel zelfstandige woonruimte elders. De bewoners van de appartementen kunnen gebruik maken van de in het hoofdgebouw aanwezige gezamenlijke huiskamer en keuken.
2.4.
Op 1 mei 2016 hebben partijen een schriftelijke huurovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten op basis waarvan [gedaagde] één van de hiervoor bedoelde zelfstandige appartementen bewoont.
2.5.
Tegelijkertijd hebben partijen een zorgovereenkomst gesloten.
2.6.
Stichting Raguel heeft bij brief van 25 mei 2024 de zorgovereenkomst met [gedaagde] ontbonden.

3.De vordering

3.1.
Stichting Raguel vordert, na vermeerdering van eis ter zitting, dat de kantonrechter:
- de huurovereenkomst tussen partijen ontbindt;
- [gedaagde] veroordeelt tot ontruiming van het door hem gehuurde appartement.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.

4.De beoordeling

4.1.
Deze zaak draait om de vraag of [gedaagde] het door hem van Stichting Raguel gehuurde appartement moet verlaten (ontruimen) of dat hij er nog mag blijven wonen. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] niet hoeft te ontruimen en dat hij nog in het appartement mag blijven wonen. De kantonrechter zal hierna uitleggen waarop hij dit oordeel baseert.
4.2.
Stichting Raguel is om twee redenen van mening dat [gedaagde] het appartement moet ontruimen.
Ten eerste is volgens Stichting Raguel de zorgovereenkomst onlosmakelijk met de huurovereenkomst verbonden en brengt de beëindiging van de zorgovereenkomst op 25 mei 2024 automatisch mee dat de huurovereenkomst eindigt of moet worden beëindigd.
Ten tweede veroorzaakt [gedaagde] volgens Stichting Raguel zoveel geluids- en andere overlast dat ook om die reden de huurovereenkomst moet worden beëindigd.
Volgens de kantonrechter gaan beide argumenten niet op.
De beëindiging van de zorgovereenkomst is niet (rechts-)geldig
4.3.
Stichting Raguel heeft in haar brief van 25 mei 2024 uitgelegd waarom zij de zorgovereenkomst wil ontbinden. Stichting Raguel heeft dit in die brief als volgt uitgelegd:

De reden is dat u zelfstandig functioneert en niet langer de zorg nodig heeft zoals beschreven in de zorgomschrijving, u geeft aan dat u ook geen zorg meer accepteert als u bij ons vertrekt.”
4.4.
De kantonrechter moet vaststellen dat deze opzeggingsgrond van Stichting Raguel feitelijk onjuist is.
Dat [gedaagde] geen zorg meer nodig zou hebben, blijkt nergens uit. De reden dat partijen de zorgovereenkomst hebben gesloten is dat [gedaagde] last heeft van psychische beperkingen, reden waarom aan hem een medische indicatie op grond van de Wlz is gegeven. Op de mondelinge behandeling is gebleken dat de aan [gedaagde] gegeven medische indicatie niet is veranderd of ingetrokken. Ook is op de mondelinge behandeling gebleken dat het voor [gedaagde] opgestelde zorgplan niet is gewijzigd. Bij dit alles komt dat Stichting Raguel met zoveel woorden heeft erkend dat [gedaagde] nog steeds zorg nodig heeft, maar dat Stichting Raguel die niet kan bieden.
4.5.
Gelet op het voorgaande kan niet worden geconcludeerd dat [gedaagde] voldoende zelfstandig functioneert en niet langer zorg nodig heeft. Stichting Raguel heeft dit ten onrechte opgeschreven in haar brief van 25 mei 2024. Daarom is de opzeggingsgrond feitelijk onjuist.
4.6.
De kantonrechter heeft begrepen dat [gedaagde] in het verleden tegen Stichting Raguel heeft gezegd dat hij geen zorg meer nodig zou hebben. Partijen zijn het er echter over eens dat dergelijke opmerkingen kunnen passen bij de beperkingen van [gedaagde] . Aan een dergelijke mededeling van [gedaagde] kan daarom geen doorslaggevende betekenis worden toegekend.
4.7.
Op de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van Stichting Raguel zich op het standpunt gesteld dat de zorgovereenkomst een “normale” opdrachtovereenkomst [1] is en dat die overeenkomst “te allen tijde” kan worden opgezegd.
De kantonrechter gaat hieraan voorbij. Als moet worden aangenomen dat de zorgovereenkomst een overeenkomst van opdracht is, moet Stichting Raguel deze overeenkomst uitvoeren als een goed opdrachtnemer [2] . De op Stichting Raguel rustende zorgplicht staat er in dit geval aan in de weg dat zij de zorgovereenkomst op de enkele in de brief omschreven grond kan ontbinden. Vast staat namelijk dat [gedaagde] nog steeds in principe zorg en begeleiding nodig heeft. Onverkort vasthouden aan de beëindiging van de zorgovereenkomst zou betekenen dat hij deze zorg op dit moment van niemand zou kunnen verkrijgen.
4.8.
Al met al is de kantonrechter van oordeel dat Stichting Raguel de zorgovereenkomst niet rechtsgeldig heeft opgezegd of ontbonden. De brief van 25 mei 2024 waarin Stichting Raguel de zorgovereenkomst heeft willen ontbinden, heeft geen rechtsgevolg. De zorgovereenkomst loopt dus nog steeds door.
4.9.
Nog afgezien daarvan wijst de kantonrechter erop dat uit de overgelegde zorg- en huurovereenkomst niet blijkt dat zij onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. De zorgovereenkomst bevat geen verwijzing naar de huurovereenkomst. De huurovereenkomst bevat alleen maar de volgende passage:

10. Bijzondere bepalingen
Huurder is ermee bekend dat de woning deel uitmaakt van een zogeheten zorgcomplex. Naast deze huurovereenkomst sluit de huurder tegelijkertijd een zorgovereenkomst af.”Deze enkele zin maakt een huurder als [gedaagde] niet duidelijk dat het de bedoeling van Stichting Raguel is geweest dat een eventuele beëindiging van de zorgovereenkomst automatisch inhoudt dat de huurovereenkomst wordt beëindigd.
4.10.
Zodoende moeten beide overeenkomsten afzonderlijk worden beschouwd. Een eventuele rechtsgeldige beëindiging van de zorgovereenkomst houdt daarom geen automatisch einde van de huurovereenkomst in. Dat de bewoning door [gedaagde] van het appartement op grond van de huurovereenkomst los kan worden gezien van de zorg en begeleiding van Stichting Raguel, blijkt ook uit het feit dat sprake is van zelfstandige woonruimte (eigen opgang) en voorzieningen die kennelijk ook los van de (met name in het hoofdgebouw gegeven) begeleiding kan worden bewoond. Er is overigens ook niet gesteld of gebleken dat dat de verlening van zorg het overheersende element is bij beide overeenkomsten.
De huurovereenkomst wordt niet ontbonden
4.11.
De kantonrechter is het met Stichting Raguel eens dat [gedaagde] in het verleden met enige regelmaat zich hinderlijk heeft gedragen en overlast heeft veroorzaakt. Dat had hij niet moeten doen. Stichting Raguel heeft daarom [gedaagde] bij brief van 29 juli 2023 terecht gewaarschuwd dat voortzetting van dat gedrag kan leiden tot beëindiging van de huurovereenkomst. De kantonrechter stelt echter vast dat het sindsdien beter gaat dan daarvoor.
4.12.
Na de brief van 29 juli 2023 zijn slechts zeer incidenteel meldingen over geluidsoverlast van [gedaagde] gedaan; alleen op 9 maart 2024 en 30 november 2024. Dat zijn twee meldingen in ongeveer anderhalf jaar. Daarbij komt dat [gedaagde] in die gevallen direct zachter heeft gezet, toen hem dat werd gevraagd. De kantonrechter is van oordeel dat de overlast in de afgelopen periode te gering is om de ontbinding van de huurovereenkomst met alle nadelige gevolgen voor [gedaagde] van dien, te rechtvaardigen.
4.13.
De kantonrechter heeft nog kennis genomen van het incident van 28 juli 2024. Uit de door Stichting Raguel overgelegde rapportage blijkt echter dat het een incident op straat betrof met een omwonende en niet met een bewoner of personeelslid van het zorgcomplex. Stichting Raguel heeft niet uitgelegd waarom zij van mening is dat [gedaagde] op 28 juli 2024 in strijd met de huurovereenkomst heeft gehandeld. Wat Stichting Raguel over dit incident naar voren heeft gebracht leidt daarom ook niet tot ontbinding van de huurovereenkomst.
4.14.
De vorderingen van Stichting Raguel liggen voor afwijzing gereed. Zij zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [gedaagde] worden veroordeeld (inclusief nakosten). Deze kosten zijn als volgt te begroten:
- salaris gemachtigde € 408,00 (2x € 204,-)
- nakosten € 102,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 510,00 ( plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt Stichting Raguel in de proceskosten van [gedaagde] , te begroten op
€ 510,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met
€ 92,00 plus de kosten van betekening als Stichting Raguel niet tijdig aan de proceskostenveroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en bij vervroeging op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Een overeenkomst van opdracht als bedoeld in artikel 7: 400 van het Burgerlijk Wetboek (BW)
2.Zie artikel 7:401 BW