ECLI:NL:RBNHO:2025:7665

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
8 juli 2025
Zaaknummer
15/328421-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van oplichting en witwassen van luxegoederen door nepagentenfraude

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 24 juni 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan oplichting in vereniging, pogingen daartoe en witwassen van luxegoederen. De verdachte, die nu gedetineerd is in Justitieel Complex Zaanstad, heeft kwetsbare ouderen telefonisch benaderd en zich voorgedaan als politiemedewerker. Tijdens deze gesprekken werden de slachtoffers onder druk gezet om contant geld en waardevolle sieraden af te geven, met de belofte dat deze veiliggesteld zouden worden door de politie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij meerdere oplichtingsgesprekken en dat hij de gebruiker was van een telefoon die voor deze oplichtingen werd gebruikt. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van oplichting en poging tot oplichting, evenals aan witwassen van luxegoederen, waaronder kleding en sieraden van bekende merken. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast zijn er beslissingen genomen over beslag en de vordering van de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/328421-24 en 09/275020-23 (tul)
Uitspraakdatum: 24 juni 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 26 mei 2025 en 10 juni 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
,
nu gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Duin en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. P.W. van Rijmenam-van Oosterom, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

De in de tenlastelegging weergegeven verdenking komt erop neer dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting, een poging daartoe en het witwassen van luxegoederen.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1
hij, meermaals, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 23 september 2024 tot en met 19 oktober 2024 te Rotterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 2] te Wolphaartsdijk en/of
- [slachtoffer 3] te Berkel-Enschot en/of
- [slachtoffer 4] te Leiden en/of
- [slachtoffer 5] te Drachten en/of
- [slachtoffer 6] te Schoorl en/of
- [slachtoffer 7] te Megchelen,
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van (contant) geld en/of sierraden, althans goederen naar zijn/hun gading, door (telkens) zakelijk weergegeven valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid voornoemde personen:
- ( telefonisch) te benaderen en/of vervolgens zich voor te doen als medewerker van de politie en/of
- ( vervolgens) te attenderen op signalen en/of aanwijzingen dat die personen mogelijk slachtoffer zouden gaan worden van inbraken, althans enig strafbaar (vermogens)feit en/of
- ( vervolgens) te instrueren hun waardevolle goederen af te geven aan een collega
van de politie;
feit 2
hij, meermaals, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 11 oktober 2024 tot en met 17 oktober 2024 te Zaamslag en/of Wehl, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van (contant) geld en/of sierraden, althans goederen naar zijn/hun gading, (telkens) zakelijk weergegeven valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid voornoemde personen:
- ( telefonisch) heeft/hebben benaderd en/of vervolgens zich voor heeft/hebben gedaan als medewerker van de politie en/of
- ( vervolgens) heeft/hebben geattendeerd op signalen en/of aanwijzingen dat die personen mogelijk slachtoffer zouden gaan worden van inbraken, althans enig strafbaar (vermogens)feit en/of
- ( vervolgens) heeft/hebben geïnstrueerd hun waardevolle goederen af te geven aan een collega van de politie,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 3
hij, op of omstreeks 22 oktober 2024, te Rotterdam, (van) kleding en/of een bril en/of een riem en/of een tas (van de merken Louis Vuitton en/of Cartier), althans een of meer voorwerpen
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de zaak, de officier van justitie is ontvankelijk en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft ten aanzien van de ten laste gelegde feiten vrijspraak bepleit. De verweren van de raadsvrouw zullen, voor zover van belang, bij de beoordeling van het bewijs worden besproken.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vermeld. Gelet op de bepleite vrijspraak wordt dit hieronder per feit nader toegelicht.
3.3.1
Nadere bewijsoverwegingen feiten 1 en 2: (poging tot) oplichting
Onbetwist is dat in de periode van 23 september 2024 tot en met 19 oktober 2024 alle acht in de tenlastelegging genoemde slachtoffers op de genoemde data en locaties slachtoffer zijn geworden van (poging tot) oplichting, waarvan zij aangifte hebben gedaan. De aangevers zijn allen telefonisch benaderd door een persoon die zich voorstelde als iemand van de politie. In sommige gevallen werd het slachtoffer tijdens het gesprek telefonisch doorverbonden met een andere ‘politiecollega’. Uit onderzoek is gebleken dat al deze oplichtingsgesprekken zijn gevoerd met een telefoon met IMEI-nummer [nummer 1]. In de periode van 25 september 2024 tot en met 19 oktober 2024 zijn de met deze telefoon gevoerde gesprekken door de politie afgetapt en uitgeschreven. Uit de beschreven gesprekken blijkt dat de gesprekken een vergelijkbaar verloop kennen en dat op punten zelfs vergelijkbare bewoordingen worden gebruikt.
Gebruiker telefoon IMEI-nummer [nummer 2]/-0 (hierna: oplichtingstelefoon)
De raadsvrouw heeft bepleit dat uit het dossier niet blijkt of de verdachte een rol of betrokkenheid, en zo ja welke, bij de tenlastegelegde oplichtingen heeft gehad. Volgens de raadsvrouw is het onderzoek onvolledig en onvoldoende om tot wettig en overtuigend bewijs van het tenlastegelegde te komen. Er kan niet worden vastgesteld dat de verdachte heeft deelgenomen aan de oplichtingsgesprekken en ook kan niet worden vastgesteld waar hij zich ten tijde van de oplichtingsgesprekken bevond. Zo is er geen onderzoek gedaan naar de gegevens van de enkelband van de verdachte, zodat niet kan worden vastgesteld dat hij aanwezig was op de locatie waar zijn privételefoon of de oplichtingstelefoon aanstraalde. Tevens kan geen link worden gelegd tussen de verdachte en de gehoorde stem op de getapte gesprekken of in de video’s op de iPhone SE van de verdachte.
De rechtbank komt tot een ander oordeel en leidt uit de bewijsmiddelen af dat de verdachte in de tenlastegelegde periode de gebruiker van de oplichtingstelefoon was en licht dit als volgt toe. Bij de aanhouding van de verdachte is tijdens de doorzoeking in zijn slaapkamer een doosje van een telefoon aangetroffen, met IMEI-nummer [nummer 2]. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat het laatste getal van een IMEI-nummer een controlegetal is en kan variëren. Nu de overige veertien cijfers van het IMEI-nummer van de oplichtingstelefoon en het doosje overeenkomen, staat vast dat dit doosje hoort bij de telefoon waarmee met de slachtoffers is gebeld. De telefoon zelf is niet aangetroffen. Verder blijkt uit het onderzoek dat in de oplichtingstelefoon verschillende telefoonnummers zijn gebruikt. Het telefoonnummer dat is gebruikt tijdens het gesprek met het eerste slachtoffer, maakte voornamelijk verbinding met een bepaalde zendmast in Rotterdam. De woning van de verdachte valt binnen dat zendmastgebied. Daarnaast heeft de oplichtingstelefoon op dagen binnen de tenlastegelegde periode zendmasten aangestraald in Almere, waar de moeder van de verdachte woont, en in Roermond, in de regio waar het zoontje van de verdachte woont. De verdachte heeft op zitting verklaard dat hij op die momenten ook daadwerkelijk naar zijn moeder en zoontje is gereisd. De verdachte is op beelden bij zijn woning herkend op momenten dat de oplichtingstelefoon ook de zendmast aldaar aanstraalde. Tot slot heeft het telefoonnummer waarvan de verdachte privé gebruik maakt, geregeld op dezelfde momenten verbinding gemaakt met dezelfde zendmasten als de oplichtingstelefoon. Niet alleen overdag, maar soms ook gelijktijdig in de nachtelijke uren in het zendmastgebied van de woning van de verdachte. En bovendien, ook ten tijde van de oplichting van slachtoffers [slachtoffer 7] en [slachtoffer 9]. Dat niet elke aangetoonde gelijktijdige aanwezigheid van de verdachte en de oplichtingstelefoon samenvalt met een ten laste gelegd oplichtingsgesprek, doet niets af aan de constatering dat (de privételefoon van) de verdachte in de tenlastegelegde periode op de onderzochte momenten (ook ’s nachts) op dezelfde plaats was als de oplichtingstelefoon. Nu aannemelijk is dat de verdachte zich, zeker ’s nachts, op dezelfde plaats bevindt als zijn telefoon en uit het dossier of de verklaring van de verdachte ook geen aanwijzingen voor het tegendeel blijken, constateert de rechtbank dat de verdachte in ieder geval in de tenlastegelegde periode de bezitter was van de oplichtingstelefoon. Dat voor deze conclusie ook de enkelbandgegevens van de verdachte nodig waren geweest, volgt de rechtbank gelet op het voorgaande niet.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte naast bezitter, ook de gebruiker van de oplichtingstelefoon is geweest. In de privételefoon van de verdachte is een video aangetroffen waarop twee telefoons te zien waren, waarbij op één telefoon de online telefoongids open stond en met de andere telefoon een telefoongesprek gaande was met een vast telefoonnummer. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de telefoon waarmee het gesprek gevoerd werd IMEI-nummer [nummer 2] heeft, en dus de oplichtingstelefoon is. De stem van de beller in de video wordt herkend als de stem van de persoon die met de oplichtingstelefoon ook andere oplichtingsgesprekken voerde. In de video is in het beeldscherm van de gefilmde telefoon de reflectie van een persoon te zien. Gezien wordt dat de lippen van deze persoon bewegen op het moment dat de stem wordt gehoord, en dat het gezicht van de persoon sterke overeenkomsten heeft met dat van de verdachte. Hieruit leidt de rechtbank af dat het de verdachte is die in die video een oplichtingsgesprek voert met behulp van de oplichtingstelefoon die hij in zijn bezit had en dat de gehoorde stem overeenkomt met de stem uit andere oplichtingsgesprekken. Uit de bewijsmiddelen blijkt verder dat de beller zijn stem vervormde van een mannenstem naar een vrouwenstem en zich daarmee onder meer heeft voorgesteld als vrouwelijke politiemedewerker [naam 1].
Tot slot zijn in de privételefoons van de verdachte diverse afbeeldingen, chats en video’s aangetroffen die in zijn algemeenheid duiden op zijn betrokkenheid bij oplichtingshandelingen, zoals persoonsgegevens van wijkagenten, foto’s van gouden sieraden en meerdere ‘scripts’ voor oplichtingsgespreken. Daarnaast zijn afbeeldingen met persoonsgegevens en telefoonnummers van specifieke slachtoffers in deze zaak aangetroffen, alsook zoekopdrachten en -resultaten ten aanzien van een bijzonder en zeer specifiek sieraad dat bij één van de slachtoffers is weggenomen.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte de gebruiker was van de telefoon met IMEI-nummer [nummer 1] en dat hij daarmee de ten laste gelegde gesprekken heeft gevoerd, waarbij hij zich heeft voorgedaan als een medewerker van de politie. Voor zover het verweer zou zijn dat ook een ander met die oplichtingstelefoon gesprekken zou hebben gevoerd, wordt dit verworpen. De verdachte heeft op geen enkele wijze aanknopingspunten gegeven waaruit kan worden afgeleid dat een ander dan hijzelf de oplichtingstelefoon heeft gebruikt. De verdachte heeft samen met (een) ander(en) acht slachtoffers opgelicht dan wel gepoogd op te lichten. Ook is in alle gevallen sprake geweest van een duidelijk vooropgezet plan en een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en mededader(s), waarbij de verdachte een significante rol had. Daarmee was zijn rol van voldoende gewicht om hem als medepleger aan te merken van zowel de zes voltooide oplichtingen als van de twee pogingen daartoe.
3.3.2
Nadere bewijsoverwegingen feit 3: witwassen
Juridisch kader
Ten aanzien van de verdenking van het witwassen van de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen is geen of onvoldoende bewijs aanwezig voor een directe relatie met een specifiek gronddelict. De rechtbank zal daarom toepassing geven aan het toetsingskader dat voor dergelijke gevallen in de rechtspraak is ontwikkeld en uitgekristalliseerd. Ter beoordeling staat of het in de tenlastelegging opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ bewezen kan worden op grond van vast te stellen feiten en omstandigheden waardoor het niet anders kan zijn dan dat de voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn.
De rechtbank doorloopt bij de toets of sprake is van witwassen de volgende stappen. Als er op basis van de feiten en omstandigheden sprake is van een vermoeden van witwassen, dan mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de voorwerpen. Deze verklaring moet concreet, in enige mate verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Zodra de verklaring van de verdachte voldoende tegenwicht biedt, is het aan het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de door de verdachte gestelde alternatieve herkomst van de voorwerpen. Uit de resultaten van dat onderzoek zal moeten blijken of met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de gelden en voorwerpen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring overblijft.
Feiten en omstandighedenTijdens de doorzoeking in de woning van de verdachte op 22 oktober 2024 is een aantal luxegoederen aangetroffen en in beslag genomen. Het betreft een Cartier bril, een Moncler jas en vijf goederen van het merk Louis Vuitton: een muts, tas met cardhouder, baseballcap, jas (bomber) en riem. Uit een Rapportage Inkomsten en Vermogen van de verdachte is onder meer gebleken dat er geen inkomensgegevens bekend zijn na december 2022 en dat hij over de jaren 2019 tot en met 2023 zorgtoeslag ontving. De saldi van zijn twee bankrekeningen bij ABN AMRO Bank per december 2023 waren negatief. Ook in januari en oktober 2024 waren de saldi negatief. Op de rekeningen waren geen ontvangsten zichtbaar die zijn te relateren aan loon uit arbeid. Vanaf eind augustus 2024 ontving de verdachte wekelijks € 50,00 onder de vermelding van “wekelijks boodschappengeld" van [naam 2] B.V. te Rotterdam.
Vermoeden van witwassen
De omstandigheden dat geen sprake was van inkomsten en dat de banksaldi van de verdachte op meerdere momenten een negatief saldo lieten zien, in samenhang bezien met de hoge waarde van de bij de verdachte aangetroffen goederen, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank het vermoeden dat sprake was van witwassen.
Verklaring herkomst luxegoederen
De verdachte heeft over de herkomst van de luxegoederen verklaard dat hij over legale inkomsten heeft beschikt waarvan hij deze goederen heeft gekocht. Zo is hem eind september 2022 door het schadefonds geweldsmisdrijven een bedrag van € 5.000,00 toegekend en op 17 juli 2023 heeft hij een bedrag van € 10.000,00 van de belastingdienst ontvangen in het kader van de kindregeling. Een aantal van de voorwerpen zou de verdachte in die periode al hebben gekocht. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte daarmee in beginsel een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven dat de voorwerpen niet van misdrijf afkomstig zijn.
Onderzoek naar de verklaring
Blijkens het onderzoek van het Openbaar Ministerie naar de verklaring van de verdachte, was in de bankmutaties te zien dat in juli 2023 inderdaad een bedrag van € 10.000,00 is bijgeschreven op de bankrekening van de verdachte. Deze rekening was op dat moment nog een bewindvoerdersbeheerrekening. Vervolgens vonden er verschillende afschrijvingen plaats en was het saldo op die rekening na vijf dagen € 0,00. Het Openbaar Ministerie heeft geconcludeerd dat de mutaties op de bankrekeningen geen betalingen of mutaties tonen die de aanschaf van de luxegoederen rechtvaardigen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek van het Openbaar Ministerie is gebleken dat niet ten aanzien van alle voorwerpen, maar wel voor een deel daarvan met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat deze een legale herkomst heeft, zodat ten aanzien van die voorwerpen een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring overblijft. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Twee afschrijvingen van de bewindvoerdersbeheerrekening in juli 2023 betroffen overschrijvingen naar de leefgeldrekening van de verdachte, in totaal voor een bedrag van € 2.200,00. Daarnaast toont het overzicht van de leefgeldrekening dat deze in 2023 is gevoed met in totaal € 8.808,00 aan ontvangen ‘tikkies’. De raadsvrouw heeft erop gewezen dat het onderzoek laat zien dat van de leefgeldrekening verschillende contante geldopnames zijn gedaan: in de periode juli-augustus 2023 een totaalbedrag van € 3.577,90 bij geldautomaten in Spanje, een totaalbedrag van € 1.990,00 op verschillende plaatsen in Nederland en tot slot bij geldautomaten in casino’s op 22 en 23 september 2023 nog een totaalbedrag van € 3.250,00. Met deze contanten zou de verdachte de door hem gekochte voorwerpen hebben betaald in 2023 en 2024. De rechtbank constateert dat geen onderzoek is gedaan naar de ontvangen ‘tikkies’, zodat er vanuit moet worden gegaan dat het daarbij ging om legale inkomsten. Naar het oordeel van de rechtbank bieden de contante opnames in 2023 voldoende inhoudelijk tegenwicht tegen het bewijsvermoeden dat de verdachte bepaalde luxegoederen in die periode heeft gekocht met crimineel geld.
Opzetwitwassen
Het voorgaande gaat naar het oordeel van de rechtbank niet op voor de luxegoederen waarvan vast staat dat deze in 2024 door de verdachte zijn gekocht. Blijkens de kassabonnen zijn de Louis Vuitton cap en bomber (jas) aangeschaft in april 2024. Dit betekent dat het tijdsverloop tussen de laatste contante opname en deze aankopen een half jaar is. En in het geval van de tas van Louis Vuitton ter waarde van € 1.400,00 zelfs een jaar, nu deze tas pas op 6 oktober 2024 is gekocht. Daarbij in acht genomen dat de saldi van de bankrekeningen zowel eind december 2023, als in januari en oktober 2024 negatief waren, op de rekeningen geen ontvangsten te relateren aan loon uit arbeid zichtbaar waren en dat de verdachte vanaf eind augustus 2024 wekelijks slechts € 50,00 aan boodschappengeld ontving, is er geen andere conclusie mogelijk dan dat die ten laste gelegde voorwerpen onmiddellijk of middellijk uit enig (eigen) misdrijf afkomstig zijn.
Uit het dossier blijkt dat het Openbaar Ministerie geen onderzoek heeft gedaan naar de € 5.000,00 die de verdachte door het schadefonds geweldsmisdrijven uitgekeerd heeft gekregen op de bewindvoerdersbeheerrekening. Gelet op de omstandigheid dat dit bedrag nog vóór de uitkering in het kader van de kindregeling is ontvangen, namelijk in het najaar van 2022, kan dit bedrag niet meer als bron worden aangemerkt voor de contante aankopen die de verdachte in april en oktober 2024 heeft gedaan.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, in die zin dat
feit 1
hij meermaals in de periode van 23 september 2024 tot en met 19 oktober 2024 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 2] te Wolphaartsdijk en
- [slachtoffer 3] te Berkel-Enschot en
- [slachtoffer 4] te Leiden en
- [slachtoffer 5] te Drachten en
- [slachtoffer 6] te Schoorl en
- [slachtoffer 7] te Megchelen,
heeft bewogen tot de afgifte van (contant) geld en/of sieraden, door telkens zakelijk weergegeven valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid voornoemde personen:
- ( telefonisch) te benaderen en vervolgens zich voor te doen als medewerker van de politie en
- ( vervolgens) te attenderen op signalen en/of aanwijzingen dat die personen mogelijk slachtoffer zouden gaan worden van inbraken, althans enig strafbaar (vermogens)feit en
- ( vervolgens) te instrueren hun waardevolle goederen af te geven aan een collega
van de politie;
feit 2
hij meermaals in de periode van 11 oktober 2024 tot en met 17 oktober 2024 te Zaamslag en Wehl, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] te bewegen tot de afgifte van contant geld en/of sieraden, (telkens) zakelijk weergegeven valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid voornoemde personen:
- telefonisch heeft benaderd en/of vervolgens zich voor heeft gedaan als medewerker van de politie en/of
- ( vervolgens) heeft geattendeerd op signalen en/of aanwijzingen dat die personen mogelijk slachtoffer zouden gaan worden van inbraken, althans enig strafbaar (vermogens)feit en/of
- ( vervolgens) heeft geïnstrueerd hun waardevolle goederen af te geven aan een collega van de politie,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 3
hij op 22 oktober 2024 te Rotterdam kleding en een tas (van Louis Vuitton) voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig (eigen) misdrijf.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
feit 2:
medeplegen van poging tot oplichting, meermalen gepleegd;
feit 3:
witwassen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht in het geval van een bewezenverklaring van het witwassen aansluiting te zoeken bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) die gelden voor fraudezaken en bij bewezenverklaring voor oplichting rekening te houden met de Richtlijnen van het Openbaar Ministerie. De raadsvrouw heeft daarnaast gewezen op uitspraken in vergelijkbare zaken waarbij lagere gevangenisstraffen zijn opgelegd dan nu door de officier van justitie geëist.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan zogenoemde nepagentenfraude. De verdachte en de mededaders hebben slachtoffers, kwetsbare ouderen, telefonisch benaderd en zich daarbij voorgedaan als politiemedewerker. Aan de hand van een speciaal oplichtingsscript werden slachtoffers gewaarschuwd voor dreigende inbraken en hen verteld dat het daarom beter zou zijn als hun waardevolle bezittingen zouden worden gecheckt door de politie. Vervolgens kwam daarna ook een 'nepagent' aan de deur die pretendeerde de waardevolle bezittingen veilig te stellen. Bij zes slachtoffers zijn contant geld en/of gouden sieraden buit gemaakt, waaronder ook erfstukken of sieraden met emotionele waarde. Bij twee slachtoffers is het door ingrijpen van de politie bij een poging gebleven. De impact van deze vorm van criminaliteit is enorm. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij en zijn mededaders kennelijk doelbewust veelal oudere slachtoffers hebben uitgekozen die zij tijdenlang aan de lijn hielden en bang maakten met dreigende inbraken. Op doortrapte en schaamteloze wijze is misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de slachtoffers in hen dachten te mogen hebben. Extra kwalijk is dat de oplichting telkens bij het slachtoffer thuis heeft plaatsgevonden. Het gevoel van veiligheid dat iedereen in het eigen huis zou moeten hebben, is hierdoor ernstig geschaad. Ook binnen de politieorganisatie zelf zijn de negatieve gevolgen merkbaar. Zo leidt het structurele misbruik van politie-identiteiten tot gevoelens van frustratie en machteloosheid bij politiemedewerkers, vooral wanneer zij worden geconfronteerd met wantrouwende burgers. De verdachte heeft, ogenschijnlijk zonder gewetensbezwaren, zijn eigen gewin voorop gesteld zonder zich te bekommeren om de uitwerking van zijn daden op de maatschappij en in het bijzonder de slachtoffers.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Het vormt een aantasting en ondermijning van de legale economie en is, mede vanwege de ondermijnende invloed ervan op het legale handelsverkeer, een bedreiging voor de samenleving. Daar heeft de verdachte door zijn handelen aan bijgedragen. De indruk die de verdachte bij de rechtbank heeft achtergelaten is die van iemand die geen enkel inzicht geeft in zijn handelen en geen berouw toont.
Persoon van de verdachte
De rechtbank betrekt in haar oordeel ook het strafblad van de verdachte (Uittreksel Justitiële Documentatie) van 30 april 2025, waaruit blijkt dat de verdachte al eerder voor vermogensdelicten is veroordeeld. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies van 2 december 2024, opgemaakt door J. Versteeg. Dit rapport houdt in dat de reclassering bij de verdachte problemen ziet op verschillende leefgebieden, waaronder op het gebied van financiën, sociaal netwerk en psychosociaal functioneren en houding. Ondanks het reeds lopende toezicht, zo wordt gerapporteerd, blijft de verdachte recidiveren en wordt er niet gewerkt aan gedragsverandering. Daarnaast is er momenteel geen sprake van responsiviteit. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen en heeft geadviseerd een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
De op te leggen straf
Op de bewezenverklaarde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met oplegging van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles overwegende zal de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden opleggen. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte van zes maanden vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd, om de verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank zal bepalen dat deze proeftijd drie jaren bedraagt.
7. Bijkomende straf en overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
Onder de verdachte zijn dertien voorwerpen in beslag genomen en niet teruggegeven. De officier van justitie heeft gevorderd dat alle voorwerpen met uitzondering van de geldbedragen die moeten worden teruggegeven aan de verdachte, verbeurd moeten worden verklaard. De raadsvrouw heeft gelet op de bepleite vrijspraak verzocht om teruggave aan de verdachte van alle voorwerpen.
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de navolgende onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen moeten worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de bewezen verklaarde feiten 1 en 2 met behulp van de voorwerpen onder nummer 11 tot en met 13 (tweemaal iPhone en een doos Samsung) zijn begaan. Het bewezenverklaarde feit 3 is met betrekking tot de voorwerpen onder nummer 4, 5, 6 en 9 (Louis Vuitton jas, pet, doos en tas) begaan.
Teruggave aan de verdachte
De rechtbank is van oordeel dat de overige onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten 1 tot en met 3, 7, 8 en 10 (tweemaal een geldbedrag, Moncler jas, Louis Vuitton riem, Cartier bril en Louis Vuitton muts), moeten worden teruggegeven aan de verdachte.

8.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft op 26 november 2024 een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 1. ten laste gelegde feit heeft geleden. De gestelde schade bestaat uit diverse weggenomen (gouden) sieraden, zoals ook in de aangifte benoemd. Bij de betreffende schadeposten zijn echter geen bedragen vermeld. Op grond van de nu beschikbare gegevens kan de rechtbank de schade niet begroten. Daarom zal de rechtbank bepalen, zoals ook is verzocht door de officier van justitie en de raadsvrouw van de verdachte, dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan haar vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

9.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van de politierechter Den Haag van 11 maart 2024 in de zaak met parketnummer 09/275020-23 is de verdachte veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a Sv is op 22 maart 2024 aan de verdachte toegezonden en de proeftijd is ingegaan op 25 maart 2024. Een deel van de voorwaardelijke straf is al ten uitvoer gelegd.
De officier van justitie vordert nu dat de rechtbank zal gelasten dat het resterende deel van die voorwaardelijke straf, te weten 16 dagen, alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering moet worden toegewezen. Immers heeft de verdachte zich niet gehouden aan de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 33, 33a, 45, 47, 57, 63, 326, 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
24 (vierentwintig) maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot
6 (zes) maanden,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op
3 (drie) jaren bepaalde proeftijdzich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beslag
Verklaart verbeurd:
4. 1 STK Jas (Omschrijving: NH1R024121_832094, zwart, merk: Louis Vuitton)
5. 1 STK Pet (Omschrijving: NH1R024121_832092, zwart, merk: Louis Vuitton)
6. 1 DS Doos (Omschrijving: NH1R024121_832091, oranje, merk: Louis Vuitton)
9. 1 STK Tas (Omschrijving: NH1R024121_832089, zwart, merk: Louis Vuitton)
11. 1 STK GSM (Omschrijving: NH1R024121_832082, blauw, merk: iPhone)
12. 1 STK GSM (Omschrijving: NH1R024121_832084, zwart, merk: iPhone)
13. 1 DS Doos (Omschrijving: NH1R024121_832087, Samsung)
Gelast de teruggave aan de verdachte van:
1. 30 EUR
2. 205 EUR
3. 1 STK Jas (Omschrijving: NH1R024121_832093, Blauw, merk: Moncler)
7. 1 STK Riem (Omschrijving: NH1R024121_832095, Zwart, merk: Louis Vuitton)
8. 1 STK Bril (Omschrijving: NH1R024121_832086, Cartier)
10. 1 STK Muts (Omschrijving: NH1R024121_832088, Zwart, merk: Louis Vuitton)
Benadeelde partij
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk in de vordering.
TUL
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 09/275020-23 en gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) dagen, opgelegd bij vonnis van de politierechter te Den Haag d.d. 11 maart 2024.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.M.L. Rogmans, voorzitter,
mr. J.J. Roos en mr. R.A. Kamphuis, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. Bleijendaal,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 juni 2025.