ECLI:NL:RBNHO:2025:7461

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
C/15/364831 / JU RK 25-612
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling in een jeugdbeschermingszaak met betrekking tot de minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 18 juni 2025 uitspraak gedaan over een verzoek tot wijziging van de zorgregeling voor een minderjarige, ingediend door de Jeugd- & Gezinsbeschermers (GI). De GI verzocht om de bestaande zorgregeling, vastgesteld op 21 augustus 2024, te wijzigen, omdat deze voor onduidelijkheid en spanningen zorgde tussen de ouders. De moeder en vader van de minderjarige hebben gezamenlijk gezag, en de hoofdverblijfplaats van de minderjarige is bij de vader. De GI stelde dat de huidige regeling niet in het belang van de minderjarige was, omdat deze te weinig ruimte had om een sociaal netwerk op te bouwen bij de vader. De moeder voerde verweer en stelde dat er geen gewijzigde omstandigheden waren die een wijziging rechtvaardigden. De kinderrechter oordeelde dat de GI niet-ontvankelijk was in haar verzoek, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een wijziging van de zorgregeling rechtvaardigden. Wel werd er een nieuwe afspraak gemaakt over de vakanties, die nu beginnen op de vrijdag uit school en eindigen op de daaropvolgende vrijdag om 19.00 uur. Deze afspraken zijn vastgelegd in de beschikking, die uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/364831 / JU RK 25-612
Datum uitspraak: 18 juni 2025
Beschikking van de kinderrechter over een wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
de Jeugd- & Gezinsbeschermerste Amsterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. mr. J. Brouwer te Rotterdam,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. mr. C.S.M. Ruijgrok te Amsterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met producties 1 tot en met 5, van de GI, ontvangen op 1 mei 2025;
  • het verweerschrift, met producties 1 en 2, van de moeder van 13 juni 2025, ontvangen op 16 juni 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 18 juni 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder met haar advocaat;
- [vertegenwoordiger van de GI] namens de GI.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
2.2.
De vader heeft [de minderjarige] erkend.
2.3.
De ouders hebben gezamenlijk het gezag over [de minderjarige] .
2.4.
De hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] is bij de vader.
2.5.
Bij beschikking van deze rechtbank van 28 juni 2023 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling nadien is verlengd en thans nog voortduurt tot 28 juni 2026.
2.6.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 21 augustus 2024 de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld:
de minderjarige verblijft bij de moeder:
- drie weekenden achter elkaar van vrijdag uit school tot maandag naar school, daarna een weekend niet en dan weer drie weekenden achter elkaar van vrijdag uit school tot maandag naar school, daarna een weekend niet, enzovoorts;
- vakanties gaan in overleg, indien overleg niet mogelijk is houden partijen het volgende schema aan:
* zomervakantie: bij helfte te verdelen, waarbij de moeder in de oneven jaren de eerste keus heeft, uiterlijk 1 december in het voorafgaande jaar kenbaar te maken en de vader in de even jaren;
* herfstvakantie: even jaren bij de moeder, oneven jaren bij de vader;
* kerstvakantie: even jaren de kerstdagen bij de moeder en de oneven jaren de eerste week van de kerstvakantie en Oud & Nieuwjaarsdag en de tweede vakantieweek bij de moeder, in de oneven jaren de kerstdagen bij de vader en in de even jaren de eerste vakantieweek en Oud & Nieuwjaarsdag en de tweede vakantieweek bij de vader;
* voorjaarsvakantie: oneven jaren bij de moeder, even jaren bij de vader:
* meivakantie (eventueel extra vakantie of tweede week meivakantie): even jaren bij de moeder, oneven jaren bij de vader;

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de door de kinderrechter op 21 augustus 2024 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI verzoekt een wijziging in de verdeling van de zorg/opvoedtaken, zodat [de minderjarige] om het weekend naar de ene ouder gaat. Als het gaat om de vakanties en feestdagen vraagt de GI de rechtbank deze bij helfte te verdelen waarin de vakanties leidend zijn en niet de weekenden om zo te veel wisseling voor [de minderjarige] tijdens de vakantie te voorkomen. Daarnaast vraagt de GI om de regie over de omgang zodat er zo nodig besluiten kunnen worden genomen in het belang van [de minderjarige] .
3.3.
De GI onderbouwt haar verzoek met de stelling dat de huidige zorgregeling, zoals vastgelegd in de beschikking van 21 augustus 2024, voor veel onduidelijkheid en discussie zorgt. Dezebevat tegenstrijdigheden wanneer het gaat om de weekenden die in vakanties vallen. Het komt voor dat een weekend van de ene ouder in de vakantie van de andere ouder valt. In dit geval moet de GI kijken en besluiten wat in het belang is van [de minderjarige] . De moeder volgt de door de GI gegeven aanwijzingen niet altijd op en heeft [de minderjarige] meerdere keren tegen de afspraken in van school opgehaald. Dit heeft zowel bij school als bij de vader en [de minderjarige] voor spanningen gezorgd. De vader is het ook niet eens met de interpretatie van de beschikking door de GI. Hierdoor is er veel onduidelijkheid wat discussiepunten oplevert tussen de ouders en onrust brengt bij [de minderjarige] .
Daarnaast is de GI van mening dat [de minderjarige] te weinig ruimte en vrije tijd heeft om een sociaal netwerk bij de vader op te bouwen doordat hij drie weekenden achter elkaar bij de moeder verblijft. De GI vindt het belangrijk dat [de minderjarige] bij beide ouders evenredig de kans heeft om in het weekend een sociaal netwerk te kunnen opbouwen.
Op dit moment wordt de regie over de omgangsregeling door de GI noodzakelijk geacht om de omgang op een goede en rustige manier te kunnen laten verlopen. Het lukt de ouders niet om in onderling overleg, of in samenspraak met de GI tot afspraken te komen.

4.De standpunten

4.1.
De moeder heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI en verzocht de GI niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek dan wel het verzoek af te wijzen.
De moeder wijst er op dat de GI geen nieuwe gronden dan wel een wijziging van omstandigheden heeft aangedragen die rechtvaardigen dat de bestaande regeling wordt gewijzigd. De moeder is daarnaast van mening dat de vastgestelde vakantieregeling voldoende duidelijk is en dat het niet in het belang is van [de minderjarige] om eenmaal in de twee weken een weekend bij de moeder door te brengen nu hij haar al zo weinig ziet.
4.2.
De vader is het eens met het verzoek van de GI om de beschikking van 21 augustus 2024 te wijzigen in die zin dat [de minderjarige] het ene weekend bij de ene ouder verblijft en het andere weekend bij de andere ouder. Hij is van mening dat hij te weinig tijd met [de minderjarige] kan doorbrengen. Ook zou hij graag zien dat er duidelijkere afspraken worden gemaakt over de verdeling van de vakanties.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter kan de hiervoor genoemde regeling wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.2.
Door de GI zijn geen gewijzigde omstandigheden gesteld. Ook de vader heeft ter zitting aangegeven dat geen sprake is van gewijzigde omstandigheden. De rechtbank heeft in haar beschikking van 21 augustus 2024 overwogen dat zij van oordeel is dat een weekendregeling waarbij [de minderjarige] om de week bij de moeder verblijft, zoals ook toen al door de vader is verzocht, niet in het belang is van [de minderjarige] , die voorheen de helft van de tijd bij de moeder verbleef. Dit zou een te grote verandering zijn ten aanzien van de co-ouderschapsregeling die voorheen tussen de ouders gold. Gesteld nog gebleken is dat hierin verandering is gekomen. De GI is derhalve niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wijziging van de zorgregeling.
5.3.
Uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is wel duidelijk geworden dat er tussen de ouders ruis is ontstaan over de vakantieregeling; wanneer een vakantieweek begint en op welke dag deze eindigt, en bij wie [de minderjarige] verblijft in het weekend volgend op de vakantie.
5.4.
De ouders zijn ter zitting overeengekomen dat vakanties altijd starten op de vrijdag uit school en eindigen op de daaropvolgende vrijdag om 19.00 uur, of in de zomervakantie de vrijdag drie weken later om 19.00 uur. Als er geen school is, begint de vakantie op vrijdag om 19:00 uur. Na de vakantie gaat de weekendregeling weer van start, in die zin dat als [de minderjarige] in de vakantie bij de vader is, [de minderjarige] op vrijdag om 19.00 uur naar de moeder gaat en dan drie opeenvolgende weekenden daar verblijft. Is [de minderjarige] in de vakantie bij de moeder, dan gaat [de minderjarige] op vrijdag om 19.00 uur naar de vader voor één weekend en vervolgens weer drie weekenden naar de moeder. Als de vakantieregeling geldt, geldt niet de weekendregeling.
5.5.
De kinderrechter zal deze afspraak vastleggen in de beschikking, nu niet is gebleken dat het belang van [de minderjarige] zich daartegen verzet.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verklaart de GI niet-ontvankelijk in haar verzoek;
6.2.
stelt, in aanvulling op de hierboven genoemde beschikking van deze rechtbank van 21 augustus 2024, het volgende ten aanzien van de zorgregeling vast:
vakanties beginnen op de vrijdag uit school en eindigen op de daaropvolgende vrijdag om 19.00 uur, of in de zomervakantie de vrijdag drie weken later om 19.00 uur. Als er geen school is, begint de vakantie op vrijdag om 19:00 uur. Na de vakantie gaat de weekendregeling weer van start, in die zin dat als [de minderjarige] in de vakantie bij de vader is, [de minderjarige] op vrijdag om 19.00 uur naar de moeder gaat en dan drie opeenvolgende weekenden daar verblijft. Is [de minderjarige] in de vakantie bij de moeder, dan gaat [de minderjarige] op vrijdag om 19.00 uur naar de vader voor één weekend en vervolgens weer drie weekenden naar de moeder. Als de vakantieregeling geldt, geldt niet de weekendregeling.
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2025 door mr. G.D. de Jong, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. K. Hoogkamer als griffier, en op schrift gesteld op 2 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Amsterdam. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.