In deze zaak hebben de passagiers compensatie van de vervoerder, Air France, verzocht vanwege een vertraagde vlucht. De passagiers stellen dat zij door deze vertraging hun aansluitende vlucht hebben gemist, waardoor zij met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen. De vervoerder betwist dit en voert aan dat het na de vertraging van de eerste vlucht nog mogelijk was om de overstap te halen. De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de passagiers niet hebben aangetoond dat de vertraging van de vlucht de oorzaak was van het missen van de aansluitende vlucht. De vervoerder heeft gemotiveerd betwist dat de passagiers de overstap niet konden halen, en de kantonrechter oordeelt dat de passagiers hun verantwoordelijkheid hadden moeten nemen om de aansluiting te halen. Daarom wordt het verzoek van de passagiers afgewezen en worden zij veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De beschikking is gegeven door kantonrechter mr. S. Kleij en is op 2 juli 2025 in het openbaar uitgesproken.