ECLI:NL:RBNHO:2025:7124

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 juni 2025
Publicatiedatum
27 juni 2025
Zaaknummer
11250810 \ EJ VERZ 24-9
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming bewindvoerder en onderbewindstelling van gemeenschap tussen partijen

In deze zaak heeft de kantonrechter op verzoek van verzoeker de gemeenschap tussen partijen onder bewind gesteld en mr. A. de Groot benoemd tot bewindvoerder. De kantonrechter heeft de tegenverzoeken van verweerder afgewezen. De procedure begon met een verzoekschrift van verzoeker op 1 augustus 2024, gevolgd door een verweerschrift van verweerder op 20 februari 2025, waarin ook een tegenverzoek werd ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 24 juni 2025. De partijen, verzoeker en verweerder, hebben sinds 4 maart 2005 gezamenlijk een onroerende zaak in eigendom, die deels verhuurd is aan derden. Er zijn conflicten ontstaan over de samenwerking en het gebruik van de onroerende zaak, wat heeft geleid tot meerdere procedures. De kantonrechter heeft eerder een beheersregeling ingesteld, maar nu is er behoefte aan een onafhankelijke bewindvoerder om de gemeenschap te beheren. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de verzoeken van verzoeker toewijsbaar zijn, gezien de onoplosbare meningsverschillen tussen partijen en het belang van een goede regeling voor de gemeenschap. De bewindvoerder heeft de taak om het beheer van de gemeenschap te voeren, huurpenningen te incasseren en onderhoud te regelen, zonder dat hij goedkeuring van partijen nodig heeft. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zaanstad
Zaaknummer / rekestnummer: 11250810 \ EJ VERZ 24-9 WD
Beschikking van 26 juni 2025
in de zaak van
[verzoeker],
te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
verwerende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. C.H.J.M. Abeln,
tegen
[verweerder],
te [woonplaats] ,
verwerende partij,
verzoekende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: [verweerder] ,
gemachtigde: mr. E.A. de Waart.
De zaak in het kortOp verzoek van [verzoeker] stelt de kantonrechter de gemeenschap tussen partijen onder bewind en benoemt de kantonrechter mr. A. de Groot tot bewindvoerder. De kantonrechter wijst de verzoeken van [verweerder] af.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 1 augustus 2024, met 10 producties;
- het op 20 februari 2025 ingekomen verweerschrift, met een tegenverzoek, met 16 producties (A tot en met P);
- de door [verzoeker] op 20 februari 2025 ingediende producties 11 tot en met 17;
- de door [verweerder] op 20 februari 2025 ingediende productie R;
- de door [verzoeker] op 21 februari 2025 ingediende toelichting op het verzoekschrift, tevens strekkende tot wijziging van het verzoek;
- de door [verweerder] op 12 juni 2025 ingediende toelichting op het verweerschrift van [verweerder] , met nog 3 producties;
- de door [verweerder] op 18 juni 2025 ingediende akte houdende verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening;
- de mondelinge behandeling van 24 juni 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Op deze mondelinge behandeling heeft [verweerder] zijn verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening vermeerderd.
1.2.
De beschikking is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] en [verweerder] (hierna gezamenlijk: De Gemeenschap) hebben sinds 4 maart 2005 gezamenlijk een onroerende zaak aan het adres [adres] te Opmeer in eigendom (hierna: de bedrijfshal). De aan partijen toebehorende bedrijfshal wordt deels verhuurd aan derden.
2.2.
De bedrijfshal bestaat uit twee gedeeltes, hal 7 en hal 8. Per 1 augustus 2025 beschikt De Gemeenschap niet meer over een huurder. Er lopen nog onderhandelingen met Tuincentrum De Boet B.V. (hierna: De Boet) over een eventuele verlenging van het lopende huurcontract.
2.3.
Tussen [verzoeker] en [verweerder] (en hun vennootschappen) zijn verschillende conflicten ontstaan over hun samenwerking. Dit heeft tot meerdere procedures geleid. Partijen verschillen onder meer van mening over het gebruik en de exploitatie van de gezamenlijk aan hen toebehorende bedrijfshal.
2.4.
Bij vonnis van 26 september 2024 heeft de kantonrechter in kort geding een beheersregeling ingesteld op grond waarvan het zowel [verzoeker] als [verweerder] is verboden om zonder toestemming van de ander beheers- en beschikkingshandelingen als bedoeld in artikel 3:170 lid 1 en 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ten name van de tussen hen geldende gemeenschap aan te gaan of uit te voeren.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker] verzoekt, na zijn verzoek te hebben gewijzigd, dat de kantonrechter:
(i) een onafhankelijke beheerder en bewindvoerder aanstelt die het beheer voert over de tussen partijen bestaande gemeenschap, die het mede tot zijn taak ziet op een regeling tussen partijen te beproeven;
(ii) de beheerder/bewindvoerder een algehele volmacht verstrekt tot het instellen van rechtsvorderingen en het indienen van verzoekschriften ter verkrijging van een rechterlijke uitspraak ten behoeve van de gemeenschap;
(iii) partijen verbiedt om zonder toestemming van de bewindvoerder beheers- en beschikkingshandelingen uit te voeren.
3.2.
[verweerder] verzet zich tegen toewijzing van het verzoek.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het tegenverzoek

4.1.
[verweerder] verzoekt, na zijn verzoek te hebben gewijzigd, subsidiair – voor zover de kantonrechter het verzoek van [verzoeker] niet afwijst – dat de kantonrechter:
(i) een beheersregeling treft die ertoe strekt dat [verzoeker] geen enkele bevoegdheid toekomt om beheers- en beschikkingshandelingen te treffen ten behoeve van De Gemeenschap;
(ii) indien de kantonrechter een beheersregeling treft, daarin opneemt dat die regeling enkel ziet op handelingen als bedoeld in artikel 3: 170 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en niet op de bevoegdheden zoals bedoeld in artikel 3:171 BW.
4.2.
[verzoeker] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De voorlopige voorziening

5.1.
[verweerder] verzoekt, na vermeerdering van eis ter zitting, bij wijze van voorlopige voorziening op de voet van artikel 223 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dat de kantonrechter:
(i) [verzoeker] gebiedt om akkoord te gaan met de verlenging van de huurovereenkomst met De Boet;
(ii) [verzoeker] gebiedt om mee te werken aan het namens De Gemeenschap verstrekken van een opdracht aan een makelaar;
(iii) [verzoeker] onder voorwaarden gebiedt er mee akkoord te gaan dat De Gemeenschap een huurovereenkomst met een derde aangaat;
(iv) [verzoeker] gebiedt om [verweerder] toegang tot de bedrijfshal te verlenen;
(v) Bepaalt dat partijen slechts in onderling overleg en dan schriftelijk gezamenlijk beslissingen kunnen nemen ter zake van gebruik en beheer van de bedrijfshal;
dit alles op straffe van dwangsommen.
5.2.
[verzoeker] voert verweer.
5.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

6.De beoordeling

de voorlopige voorziening
6.1.
Artikel 223 Rv bepaalt dat tijdens een aanhangig geding iedere partij kan vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding. Omdat de kantonrechter vandaag in de hoofdzaak reeds een beslissing neemt op alle door partijen gedane verzoeken, heeft [verweerder] geen belang (meer) bij een beslissing op de door hem voor de duur van dit geding gevorderde voorlopige voorzieningen. Het verzoek ligt dus voor afwijzing gereed.
het verzoek
6.2.
Deelgenoten in een gemeenschap kunnen het genot, het gebruik en het beheer van gemeenschappelijke goederen bij overeenkomst regelen.
Voor zover een overeenkomst ontbreekt, kan de kantonrechter op verzoek van de meest gerede partij een zodanige regeling treffen, zo nodig met onderbewindstelling van de goederen. Hij houdt daarbij naar billijkheid rekening zowel met de belangen van partijen als met het algemeen belang.
Een bestaande regeling kan op verzoek van de meest gerede partij door de kantonrechter wegens onvoorziene omstandigheden gewijzigd of buiten werking gesteld worden [1] .
6.3.
De bij vonnis van 26 september 2024 in kort geding getroffen beheersregeling staat niet aan toewijzing van het verzoek in de weg. Daargelaten dat deze in kort geding genomen beslissing naar zijn aard een tijdelijk karakter heeft – het is een ordemaatregel, volgt uit het voorgaande dat [verzoeker] om wijziging dan wel aanvulling van een reeds bestaande regeling kan verzoeken. Voor zover nodig moet het verzoek van [verzoeker] als zodanig worden beschouwd.
6.4.
De kantonrechter komt toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek. De kantonrechter overweegt als volgt.
6.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat zij op nagenoeg alle punten die hun samenwerking betreft van mening verschillen en niet in staat zijn deze meningsverschillen in onderling overleg op te lossen. Deze situatie leidt er toe onder meer dat er na 1 augustus aanstaande geen huurder meer is en dat verlenging van de huurovereenkomst met De Boet tot op heden niet van de grond komt. Gebleken is dat partijen over alle essentialia van deze overeenkomst twisten: de grootte van het te verhuren oppervlak; de door De Boet te betalen huurprijs en de duur van de overeenkomst. Overeenstemming met De Boet en continuering van die huurovereenkomst is wel in het gezamenlijk belang van partijen. Op dit moment is De Boet de enige huurder en vormen haar huurpenningen de enige inkomstenbron van de gemeenschap.
6.6.
Gelet hierop ziet de kantonrechter aanleiding het verzoek toe te wijzen. Het feit dat [verweerder] heeft gesteld op korte termijn een verdelingsprocedure te entameren, doet niet af aan het belang bij het verzoek. Reeds omdat volstrekt niet vaststaat wanneer de gevorderde verdeling daadwerkelijk haar beslag zal krijgen.
6.7.
De kantonrechter zal een beheersregeling treffen waarbij
alleswat tot de gezamenlijke eigendom van partijen behoort, onder bewind wordt gesteld. Voor zover de kantonrechter thans kan overzien is dat (i) de bedrijfshal en (ii) de gezamenlijke betaalrekening waar de huurpenningen plegen op te worden betaald.
6.8.
De kantonrechter heeft mr. A. de Groot, kantoorhoudende te Alkmaar, bereid en in staat gevonden om als bewindvoerder op te treden. Mr. De Groot voornoemd heeft daarbij verklaard vrij te staan ten opzichte van partijen en ten opzichte van De Boet. De kantonrechter zal mr. De Groot voornoemd benoemen tot bewindvoerder. De contactgegevens staan onderaan deze beschikking gemeld.
6.9.
De bewindvoerder heeft de in de wet beschreven taken en bevoegdheden. Concreet betekent dit dat hij in het kader van het door hem te voeren beheer – onder meer - tot taak zal hebben:
- het incasseren van de huurpenningen;
- het zo mogelijk verlengen van het huurcontract met De Boet;
- voor zover nodig het sluiten van nieuwe huurovereenkomsten, al dan niet met het inschakelen van een door de bewindvoerder aan te wijzen makelaar;
- het vertegenwoordigen van de gemeenschap in en buiten rechte, zowel in reeds aanhangige als in eventuele toekomstige procedures;
- het laten uitvoeren van regulier onderhoud en noodzakelijke reparaties aan de bedrijfshal;
- het zorgen voor (c.q. continueren van) een afdoende verzekering;
- het betalen van de aan de bedrijfshal verbonden (vaste) lasten;
- incasseren van eventuele vorderingen op derden;
- het stellen van regels omtrent het gebruik en toegang (door partijen) van de bedrijfshal.
Deze opsomming is niet uitputtend.
De bewindvoerder hoeft bij de uitoefening van deze taken niet in overleg te treden met partijen, laat staan dat hij enige goedkeuring behoeft.
6.10.
Tot de door de bewindvoerder uit te voeren taken behoort niet het uitvoeren van handelingen die:
(i) strekken tot verkoop van de bedrijfshal;
(ii) strekken tot het tot stand brengen van een verdeling;
(iii) strekken tot het incasseren van vorderingen van De Gemeenschap op de deelgenoten ( [verzoeker] en [verweerder] ), nu deze vorderingen in het kader van een verdeling aan de orde moeten worden gesteld.
6.11.
De kantonrechter heeft kennis genomen van het verzoek van [verzoeker] om aan de bewindvoerder de opdracht te geven een minnelijke regeling te beproeven. De kantonrechter is van oordeel dat het aan de bewindvoerder is om te bepalen of het pogen tot het beproeven van een dergelijke regeling opportuun is. De kantonrechter geeft de bewindvoerder en partijen mee dat het beproeven van een regeling niet tot de wettelijke taken van de bewindvoerder behoort, maar dat het hem op zich natuurlijk vrij staat om dat te doen.
6.12.
De kantonrechter benoemt geen rechter-commissaris.
6.13.
De bewindvoerder komt voor zijn werkzaamheden een salaris toe overeenkomstig het Recofa-tarief dat gebruikelijk is bij faillissementen. De bewindvoerder is zonder toestemming van de kantonrechter gerechtigd om zijn salaris uit te laten betalen van de bankrekening van de gemeenschap.
6.14.
De onderbewindstelling is voor onbepaalde tijd en wordt slechts opgeheven ingeval van eenstemmig verzoek van partijen aan de bewindvoerder of van een daartoe op verzoek van een van partijen door de kantonrechter afgegeven beschikking.
6.15.
De kantonrechter zal de beslissing ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren [2] .
het tegenverzoek
6.16.
Omdat het verzoek van [verzoeker] wordt toegewezen, heeft [verweerder] geen belang meer bij toewijzing van het door hem ingestelde tegenverzoek. Dit verzoek ligt voor afwijzing gereed.
De voorlopige voorziening, het verzoek en het tegenverzoek6.17. De kantonrechter stelt vast dat [verzoeker] niet verzoekt om een proceskostenveroordeling. De kantonrechter ziet geen aanleiding hiertoe ambtshalve over te gaan.

7.De beslissing

De kantonrechter
de voorlopige voorziening
7.1.
wijst het verzoek af;
het verzoek
7.2.
stelt de gemeenschap tussen partijen onder bewind;
7.3.
benoemt tot bewindvoerder:
mr. A. de Groot (Tanger Advocaten)
Wilhelminalaan 10
1815 JC Alkmaar
072-5744409
a.de.groot@tangerboddaert.nl;
7.4.
bepaalt dat de bewindvoerder een salaris toekomt overeenkomstig het Recofa – tarief dat gebruikelijk is bij faillissementen;
7.5.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.6.
wijst af hetgeen anders of meer is verzocht.
het tegenverzoek
7.7.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.S. Reid en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2025.

Voetnoten

1.Zie artikel 3:168 van het Burgerlijk Wetboek
2.Zie artikel 288 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering