ECLI:NL:RBNHO:2025:7121

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
27 juni 2025
Zaaknummer
11521775 \ CV EXPL 25-663
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over geluidsoverlast door verbouwingswerkzaamheden en nachtelijke leefgeluiden

In deze zaak, die zich afspeelt in Haarlem, hebben twee buren, aangeduid als [eisers] en [gedaagde], een geschil over geluidsoverlast. [eisers] zijn sinds 2016 eigenaar van een woning en hebben herhaaldelijk geklaagd over geluidsoverlast van verbouwingswerkzaamheden en nachtelijke geluiden van [gedaagde], die in een aangrenzende woning woont. De klachten zijn zo ernstig dat [eisers] op 7 augustus 2023 een melding hebben gedaan bij de wijkagent. Ondanks pogingen tot bemiddeling heeft [gedaagde] deze afgewezen. In een brief van 4 november 2024 heeft de advocaat van [eisers] [gedaagde] gesommeerd om binnen drie weken een voorstel te doen voor bemiddeling, maar [gedaagde] betwistte de geluidsoverlast en weigerde bemiddeling.

De vorderingen van [eisers] zijn gericht op het verbieden van geluidsoverlast tijdens specifieke uren en het stoppen van werkzaamheden zonder overleg. [eisers] stellen dat de hinder onrechtmatig is en dat [gedaagde] zich niet houdt aan redelijke grenzen van burenoverlast. [gedaagde] daarentegen betwist de overlast en stelt dat hij rekening houdt met zijn buren door bijvoorbeeld een koptelefoon te dragen tijdens het gitaarspelen en televisie kijken.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat [eisers] onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun claims van onrechtmatige hinder. De rechter heeft geconcludeerd dat de geluidsoverlast niet onrechtmatig is en heeft de vorderingen van [eisers] afgewezen. De proceskosten zijn voor rekening van [eisers], omdat zij ongelijk hebben gekregen. Het vonnis is uitgesproken op 2 juli 2025 door mr. M.A. Hoogkamer.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 11521775 \ CV EXPL 25-663
Vonnis van 2 juli 2025
in de zaak van

1.[eiser 1],

te [plaats],
2.
[eiser 2],
te [plaats],
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers],
gemachtigde: mr. E. Horbeek,
tegen
[gedaagde],
te [plaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 23 januari 2025 met 9 producties;
- het mondeling antwoord van [gedaagde] van 5 februari 2025;
- het bericht van 11 maart 2025 van [eisers] met verbeterde producties;
- de mondelinge behandeling van 28 mei 2025, waarbij de gemachtigde van [eisers] een pleitnota heeft overgelegd en waarvan voor het overige door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Feiten

2.1.
Partijen zijn directe buren van elkaar. [eisers] zijn sinds 2016 eigenaar van de woning aan de [adres 1] te [plaats]. [gedaagde] is eigenaar van de woning aan de [adres 2] te [plaats]. De dakterrassen van beide panden grenzen direct aan elkaar.
2.2.
[eisers] hebben meermaals bij [gedaagde] geklaagd over de geluidsoverlast die zij ervaren door verbouwingswerkzaamheden en nachtelijke leefgeluiden van [gedaagde]. [eisers] hebben op 7 augustus 2023 een melding gedaan bij de wijkagent over een “eeuwig durende verbouwing” waardoor zij met mooi weer niet (met vrienden) op hun dakterras kunnen zitten. Daarop heeft buurtbemiddeling een poging gedaan te bemiddelen. [gedaagde] heeft bemiddeling afgewezen.
2.3.
Met een brief van 4 november 2024 heeft de advocaat van [eisers] [gedaagde] gesommeerd om binnen drie weken een voorstel te doen om er met elkaar uit te komen en aan te geven welke soort bemiddeling [gedaagde] daarbij wil gebruiken. [gedaagde] heeft daarop betwist dat er sprake is van structurele geluidsoverlast en meegedeeld dat hij niet zit te wachten op bemiddeling.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen – samengevat – dat de kantonrechter, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] verbiedt:
  • tussen 20:00 uur en 08:00 enige vorm van geluidsoverlast te veroorzaken en;
  • om werkzaamheden aan zijn perceel uit te voeren zonder voorafgaand overleg met [eisers]
II. [gedaagde] veroordeelt om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te stoppen met het uitvoeren van lawaaiige werkzaamheden op het dakterras tijdens etenstijd (18:00 uur tot 20:00 uur), op straffe van een dwangsom.
III. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
[eisers] voeren het volgende aan. Al sinds 2016 ondervinden zij ernstige hinder van [gedaagde]. De hinder bestaat uit frequent lawaai door klussen op het dakterras, nachtelijke geluidsoverlast, zoals gitaarspel en luide televisie, en intimiderend gedrag, waaronder het bewust maken van lawaai op momenten dat [eisers] gebruik willen maken van hun dakterras. Het systematische karakter van de overlast overschrijdt de grenzen van wat redelijk is tussen buren. De hinder die [gedaagde] veroorzaakt is onrechtmatig, omdat het genot van het eigendom van [eisers] aanzienlijk wordt beperkt. De weigering van [gedaagde] om rekening te houden met de gevoelige gezondheidssituatie van [eiser 1] versterkt de onrechtmatigheid. Het gedrag van [gedaagde] vormt een onrechtmatige daad omdat het maatschappelijk onbetamelijk is en een inbreuk maakt op de rechten en belangen van [eisers]
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eisers] Hij betwist dat hij overlast veroorzaakt en zegt dat hij juist veel rekening houdt met zijn buren. Hij wordt langzaamaan slechthorend, maar kijkt daarom televisie met een koptelefoon. Ook speelt hij gitaar met een koptelefoon op.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Eigendom is het meest omvattende recht is dat een persoon op een zaak kan hebben. [1] Het staat de eigenaar in beginsel vrij om van zijn eigendomsrecht gebruik te maken. Dat brengt met zich dat buren een bepaalde mate van hinder van elkaar te dulden hebben. Waar het om gaat is dat die hinder niet onrechtmatig mag zijn. [2]
4.2.
De beantwoording van de vraag of het toebrengen van hinder onrechtmatig is, hangt af van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval, waaronder de plaatselijke omstandigheden, waarbij onder meer rekening moet worden gehouden met het gewicht van de belangen die door de hinder toebrengende activiteit worden gediend en de mogelijkheid, mede gelet op de daaraan verbonden kosten, en de bereidheid om maatregelen ter voorkoming van de schade te nemen.
Nachtelijk gitaarspel en televisie
4.3.
[eisers] stellen dat zij (voornamelijk in de periode van 2016 tot 2021) last hebben (gehad) van nachtelijke geluidsoverlast door elektrisch gitaarspel en een luide televisie, waardoor zij jarenlang niet goed hebben kunnen slapen. [gedaagde] betwist dat er sprake is van ontoelaatbare geluidsoverlast. Hij zegt dat hij al geruime tijd geleden maatregelen heeft genomen. Hij draagt een koptelefoon wanneer hij later op de dag gitaar speelt. Ook als hij televisie kijkt, draagt hij een koptelefoon. Bij de mondelinge behandeling is duidelijk geworden dat [eisers] de nachtelijke geluiden al enige tijd niet langer op regelmatige basis waarnemen, maar nog slechts ‘zo nu en dan’. Bij deze stand van zaken hebben [eisers] niet voldoende onderbouwd dat er sprake is van onrechtmatige geluidsoverlast van gitaarspel en televisie.
Verbouwingswerkzaamheden
4.4.
[eisers] zeggen dat er sprake is van een ‘eeuwigdurende verbouwing’ door [gedaagde]. De verbouwingswerkzaamheden vinden plaats op het dakterras, maar alleen wanneer het zonnig en droog is. [eisers] kunnen daardoor al jaren niet meer van hun dakterras genieten. [gedaagde] lijkt bewust de momenten uit te kiezen wanneer [eisers] buiten (willen) zitten: zodra zij naar het dakterras gaan, begint hij met schuren, boren, zagen, slijpen en hameren. Communicatie en het maken van afspraken met [gedaagde] is onmogelijk, aldus [eisers] Zij ervaren het geklus van [gedaagde] als treitergedrag.
4.5.
[gedaagde] heeft hiertegen aangevoerd dat hij het recht heeft om werkzaamheden op zijn dakterras uit te voeren. Hij heeft groot onderhoud aan zijn woning moeten doen. Die werkzaamheden kunnen alleen plaatsvinden wanneer het droog is en dat valt vaak samen met momenten waarop ook [eisers] van hun terras gebruik willen maken. Volgens [gedaagde] is dat niet te voorkomen. Hij benadrukt dat er niet voortdurend geklust wordt.
4.6.
De kantonrechter overweegt ten aanzien van de gestelde geluidsoverlast door verbouwingswerkzaamheden als volgt. [gedaagde] heeft betwist dat er sprake is van ontoelaatbare geluidsoverlast. De stelplicht en de bewijslast voor de objectieve vaststelling van de mate van overlast/hinder rusten op [eisers], omdat zij zich beroepen op de rechtsgevolgen van die hinder. [3]
4.7.[eisers] hebben hun stelling dat sprake is van ontoelaatbare geluidsoverlast van [gedaagde] enkel onderbouwd door het noemen van een (beperkt) aantal losstaande gebeurtenissen, zoals de keer eind juli 2023 dat [gedaagde] lawaai aan het maken was toen [eisers] met vrienden op hun dakterras wilden borrelen. Ten aanzien van dat voorval hebben [eisers] overigens niet betwist dat [gedaagde] al enige tijd aan het werk was toen zij hun dakterras wilden gebruiken. [eisers] hebben verder weliswaar twee (korte) videofragmenten in het geding gebracht, maar daarmee onderbouwen zij onvoldoende dat er sprake is van onrechtmatige overlast. Twee opnames van zaaggeluid zijn daarvoor niet voldoende. Dat in een van de video’s de geluiden (gedeeltelijk) samenvallen met het in- en uitlopen van [eiser 1], is (gelet op de betwisting van [gedaagde]) een onvoldoende onderbouwing van de stelling dat [gedaagde] opzettelijk lawaai maakt. De video’s tonen slechts aan dat [gedaagde] een handvol dagen op zijn dakterras heeft geklust, en steeds slechts voor een aantal minuten. Uit de videobeelden volgt niet dat sprake is van dagenlang onafgebroken klussen en/of treiteren. [eisers] hebben, ook na navraag door de kantonrechter bij de mondelinge behandeling, slechts een beperkt aantal concrete voorbeelden van overlast genoemd (zoals de borrel en de hamerslag). Deze voorvallen hebben zich (deels) jaren geleden voorgedaan en lagen vaak ook enige tijd uit elkaar. Dat is niet voldoende onderbouwing voor de stelling van [eisers] dat sprake is van onrechtmatige hinder
4.8.
[eisers] hebben onvoldoende objectieve aanknopingspunten gesteld om te oordelen dat de geluidsoverlast een onrechtmatig karakter heeft. De kantonrechter gaat daarom aan het bewijsaanbod van [eisers] voorbij.
4.9.
Dat betekent overigens niet [eisers] geen geluidshinder (kunnen) ervaren als gevolg van de verbouwingswerkzaamheden van [gedaagde]. Het ervaren van hinder is echter een sterk subjectieve beleving. Zeker wanneer, zoals hier, de verstandhouding tussen buren niet goed is, zal geluid sneller als overlast worden ervaren. De kantonrechter geeft ook daarom – en omdat [gedaagde] heeft aangegeven dat hij in de toekomst nog meer onderhoud aan zijn woning zal plegen – aan [gedaagde] mee dat het zaak is, waar mogelijk, rekening te houden met zijn buren zoals hij dat kennelijk ook gedaan heeft door een koptelefoon te dragen als hij televisie kijkt of gitaar speelt.
Conclusie
4.10.
Omdat [eisers] onvoldoende hebben onderbouwd dat er sprake is van onrechtmatige hinder, zal de kantonrechter de vorderingen van [eisers] afwijzen.
4.11.
De proceskosten komen voor rekening van [eisers], omdat zij ongelijk krijgen. De proceskosten zullen op nihil worden gesteld omdat [gedaagde] procedeert zonder gemachtigde en niet is gebleken dat hij kosten van tijdverzuim heeft gemaakt voor het bijwonen van de zitting.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eisers] af,
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde] op nihil worden gesteld.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. Hoogkamer en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2025.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 5:1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
2.Artikel 5:37 BW in samenhang met artikel 6:162 BW.
3.Artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).