ECLI:NL:RBNHO:2025:7072

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 juni 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
C/15/366577 / KG ZA 25-404
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering tot preventief uitzendverbod in kort geding

In een kort geding heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 26 juni 2025 uitspraak gedaan in de zaak tussen LONG ISLAND YACHTS B.V. (LIY c.s.) en ACT OF CRIME B.V. en TALPA NETWORK B.V. (AoC c.s.). De eisende partijen, vertegenwoordigd door mr. S.J. Mijdam, vorderden een preventief uitzendverbod tegen de uitzending van een item over hen in het tv-programma Bureau Onrecht. De voorzieningenrechter heeft de vordering afgewezen, omdat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat de inhoud van het item onrechtmatig en schadelijk is. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de inhoud van het item deels feitelijke basis heeft, en dat de vorderingen tegen Talpa Network niet ontvankelijk zijn, omdat LIY c.s. de verkeerde entiteit hebben gedagvaard. De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat de vorderingen tegen AoC c.s. niet toewijsbaar zijn, omdat de beschuldigingen van LIY c.s. niet voldoende onderbouwd zijn. De voorzieningenrechter heeft LIY c.s. in het ongelijk gesteld en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 1.999,-. Een uitgewerkt vonnis met volledige motivering zal volgen voor 10 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/366577 / KG ZA 25-404
Verkort vonnis in kort geding van 26 juni 2025
in de zaak van

1.LONG ISLAND YACHTS B.V.,

te Den Haag,
2.
[eiser 2],
te [plaats] ,
3
. [eiser 3],
te [plaats]
eisende partijen,
hierna te noemen: LIY, [eiser 2] en [eiser 3] , en gezamenlijk LIY c.s.
advocaat: mr. S.J. Mijdam,
tegen

1.ACT OF CRIME B.V.,

te Purmerend,
2.
TALPA NETWORK B.V.,
te Hilversum,
gedaagde partijen,
hierna te noemen: AoC en Talpa Network, en gezamenlijk AoC c.s..
advocaat: mr. P. de Leeuwe.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 26 juni 2025 wijst de voorzieningenrechter spoedshalve een verkort vonnis. Een uitgewerkt vonnis, waarin de volledige motivering van de beslissing zal worden weergegeven, volgt zo spoedig mogelijk (uiterlijk op 10 juli 2025).
Overwegingen
De voorzieningenrechter zal beslissen dat de vordering van LIY c.s. tot (kort gezegd) het verbieden van de uitzending van het item over LIY c.s. in het tv-programma Bureau Onrecht op 26 juni 2025 om 20.30 uur, of enige andere uitlating waarin LIY c.s. voorkomen of worden besproken (vorderingen I en II in de dagvaarding), wordt afgewezen.
Vooruitlopend op de motivering van deze beslissing in het uitgewerkte vonnis, licht de voorzieningenrechter dit oordeel als volgt kort toe.
Bij de vordering tegen Talpa Network hebben LIY c.s. geen belang, omdat Talpa Network onweersproken heeft gesteld dat LIY c.s. de verkeerde Talpa-entiteit hebben gedagvaard en dat alleen Talpa TV B.V. beschikt over een uitzendlicentie. Omdat LIY c.s. dat niet hebben weersproken, gaat de voorzieningenrechter daarvan uit en wijst zij de vordering tegen Talpa Network af.
LIY c.s. hebben hun vorderingen tegen AoC onder meer gebaseerd op de stelling dat AoC de uitzending heeft geproduceerd en dat LIY c.s. daarin ten onrechte worden beschuldigd van (onder meer) oplichting van schuldeisers van de failliete vennootschap Lobsterboats Holding B.V. (hierna: Lobsterboats).
AoC heeft in reactie daarop aangevoerd dat in de uitzending aan de orde zal komen dat zij onderzoek heeft gedaan op basis van onder meer gesprekken met zeven schuldeisers van Lobsterboats, die boten hebben gekocht bij Lobsterboats, welke boten niet aan hen zijn geleverd. Die schuldeisers hebben aan AoC verklaard dat [eiser 3] (de bestuurder van Lobsterboats) hen door middel van het tonen van foto’s over de voorgang van de bouw van die boten, ertoe heeft bewogen (aanvullende) aanbetalingen te doen voor hun boten, terwijl in werkelijkheid de bouw van die boten nog niet was begonnen.
Ter zitting in dit kort geding heeft [eiser 3] bevestigd dat hij (inderdaad) met de foto’s van de werf niet zorgvuldig heeft gehandeld en daarmee mogelijk bij de schuldeisers een onjuiste suggestie heeft gewekt over de voortgang van de bouw van de door de schuldeisers bestelde boten.
De voorzieningenrechter overweegt dat voor toewijzing van het gevorderde preventieve uitzendverbod een (zeer) hoge drempel geldt. Gelet op de hiervóór genoemde bevestiging van [eiser 3] , heeft hetgeen (waarschijnlijk) in het item wordt besproken in zoverre feitelijke basis. Voor zover in het item daarnaast ook feitelijke onjuistheden zullen worden vermeld, zoals LIY c.s. stellen en AoC c.s. betwisten, is - op basis van wat nu over de inhoud van het item bekend is – onvoldoende aannemelijk geworden dat de inhoud van het item dusdanig onrechtmatig en schadelijk is dat een verbod voorafgaand aan de uitzending gerechtvaardigd is.
Gezien het voorgaande zal de voorzieningenrechter ook vordering II (die bovendien zeer ruim geformuleerd is) afwijzen. Voor toewijzing van een dwangsom (vordering IV) bestaat daarom ook geen grondslag.
Vordering III is ter zitting ingetrokken, zodat de voorzieningenrechter aan de beoordeling daarvan niet toekomt.
LIY c.s. zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De voorzieningenrechter begroot de proceskosten van AoC c.s. op:
- griffierecht € 714,-
- salaris advocaat € 1.107,- (1 punt × tarief II)
- nakosten €
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.999,00
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst de vorderingen af;
- veroordeelt LIY c.s. in de proceskosten van € 1.999,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als LIY c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten LIY c.s. € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. Wamsteker en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2025.
1538