ECLI:NL:RBNHO:2025:706

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
24 januari 2025
Zaaknummer
22_3280
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging voorschriften omgevingsvergunning Tata Steel IJmuiden B.V. en de beoordeling van geurmonitoring

Op 15 januari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen Tata Steel IJmuiden B.V. en de gedeputeerde staten van Noord-Holland. Tata Steel had beroep ingesteld tegen de wijziging van voorschriften aan de omgevingsvergunning, specifiek gericht op geurmonitoring. De rechtbank oordeelde dat de gedeputeerde staten een juiste beslissing hadden genomen bij het bestreden besluit van 23 mei 2022, waarin drie nieuwe voorschriften aan de omgevingsvergunning waren toegevoegd en drie bestaande voorschriften waren gewijzigd. Tata Steel betwistte de formulering van één van de nieuwe voorschriften, maar de rechtbank concludeerde dat de motivering van de gedeputeerde staten deugdelijk was en dat de voorschriften in stand konden blijven. De rechtbank behandelde ook de deelname van de Stichting IJmondig, die niet bevoegd was om deel te nemen aan de procedure. De rechtbank verklaarde het beroep van Tata Steel ongegrond, waardoor de vergunning ongewijzigd bleef. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/3280

uitspraak van de meervoudige kamer van 15 januari 2025 in de zaak tussen

de besloten vennootschap Tata Steel IJmuiden B.V., uit IJmuiden, eiseres

gemachtigde: mr. P.H.J. van Aardenne, advocaat te Den Haag,
en

gedeputeerde staten van Noord-Holland, verweerder

gemachtigde: mr. R.T. de Grunt, in dienst van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied.
Als derde-partij nemen aan de zaak deel: de stichting
Stichting Dorpsraad Wijk aan Zeeuit Wijk aan Zee (hierna: de Dorpsraad).

Samenvatting

1.1.
Deze uitspraak gaat over het besluit van 23 mei 2022 (Geurbesluit II, hierna ook: het bestreden besluit) van verweerder waarbij ambtshalve drie aan de voor Tata Steel IJmuiden B.V. (hierna: Tata Steel) geldende omgevingsvergunning (milieu) verbonden voorschriften zijn gewijzigd en drie nieuwe voorschriften aan de omgevingsvergunning zijn toegevoegd.
1.2.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat verweerder een juiste beslissing heeft genomen. Haar beroep richt Tata Steel tegen de bewoording van één van de nieuwe voorschriften. Verweerder heeft deugdelijk gemotiveerd waarom dat voorschrift op deze manier aan de omgevingsvergunning kon worden verbonden. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.

Procesverloop

2.1.
Verweerder heeft aan Tata Steel verweerder op 16 januari 2007 een de gehele inrichting omvattende revisievergunning (nu: omgevingsvergunning) verleend. De vergunning is nadien nog gewijzigd.
2.2.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder met toepassing van artikel 2.31, tweede lid, onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ambtshalve de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften 0.4.12, 0.4.14 en 0.4.15 gewijzigd en de voorschriften 0.4.19, 0.4.20 en 0.4.21 aan de omgevingsvergunning verbonden. Deze voorschriften zien alle op het aspect geur.
2.3.
Tata Steel heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. De Dorpsraad heeft ook op het beroep gereageerd. Stichting IJmondig had voor zichzelf en anderen ook beroep ingesteld. De rechtbank heeft daarom die stichting c.s. (aanvankelijk) ook als partij aangemerkt. Op 2 juli 2024 heeft de Stichting IJmondig dat beroep ingetrokken.
2.4.
De rechtbank heeft het beroep op 9 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben namens Tata Steel deelgenomen: haar gemachtigde, vergezeld door mr. [naam 1] , in dienst van Tata Steel. Namens verweerder hebben deelgenomen zijn gemachtigde vergezeld door ing. [naam 2] , ing. [naam 3] , ing. [naam 4] , allen ook in dienst van de Omgevingsdienst. Namens de Dorpsraad zijn verschenen: [naam 5] , [naam 6] en [naam 7] , sympathisanten van de Dorpsraad. Op deze zitting is ook het beroep in zaak HAA 22/3281 behandeld waarin een ander op 23 mei 2023 genomen besluit over andere voorschriften in de omgevingsvergunning over geuremissies aan de orde is.

Beoordeling door de rechtbank

Stichting IJmondig neemt niet deel aan de zaak
3.1.
De rechtbank heeft Stichting IJmondig bij brief van 18 augustus 2022 uitgenodigd om deel te nemen aan de procedure. Bij e-mailbericht van 29 augustus 2022 heeft
[naam 8] aangegeven dat Stichting IJmondig, mede optredend voor enkele andere (rechts)personen, wenst deel te nemen aan het geding.
3.2.
Op grond van artikel 7 van de statuten wordt Stichting IJmondig vertegenwoordigd door het bestuur, alsmede door twee gezamenlijk handelende leden van het bestuur. Het bestuur kan volmacht verlenen aan een of meer bestuurders, alsook aan derden, om Stichting IJmondig binnen de grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen.
3.3.
Uit het uittreksel uit het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel blijkt dat
[naam 8] bestuurder is. Van een volmacht als hiervoor bedoeld is echter niet gebleken.
[naam 8] kan Stichting IJmondig daarom niet zelfstandig vertegenwoordigen. De instemming met de deelname aan het beroep is daarom onbevoegd gedaan. Stichting IJmondig doet daarom niet mee aan dit geding. Stichting IJmondig is – met voorafgaand bericht – ook niet ter zitting verschenen.
Duiding reactie Dorpsraad
4. Na uitnodiging daartoe door de rechtbank heeft de Dorpsraad de rechtbank bij brief van 24 augustus 2022 laten weten als belanghebbende aan de beroepsprocedure te willen deelnemen. Op 21 oktober 2022 heeft de Dorpsraad digitaal gereageerd op het beroepschrift van Tata Steel. Het ingezonden stuk lijkt, gelet op de bewoordingen daarvan, een beroepschrift te zijn, gericht tegen – onder meer – Geurbesluit II. Daarnaar ter zitting gevraagd heeft de Dorpsraad aangegeven dat met het stuk niet is bedoeld beroep in te stellen, maar dat zij daarmee als belanghebbende wilde reageren op het door Tata Steel ingediende beroep. De rechtbank heeft het stuk daarom niet (alsnog) ingeboekt als beroep en dit stuk in deze procedure beoordeeld als reactie van de tot de procedure toegelaten belanghebbende.
Overgangsrecht
5.1.
Op 1 januari 2024 is de Wabo ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Verweerder heeft de besluiten tot wijziging van de voorschriften van de omgevingsvergunning bij de bestreden besluiten genomen met toepassing van de Wabo. Deze besluiten hebben betrekking op de activiteit milieu als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e, van de Wabo. Op grond van het toepasselijke overgangsrecht (artikelen 4.3 en 4.4 van de Invoeringswet Omgevingswet) blijft de Wabo van toepassing bij de beoordeling van dit beroep.
5.2.
De al onherroepelijke omgevingsvergunning voor de activiteit milieu als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo, wordt op grond van het overgangsrecht gelijk gesteld met een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, onder b, van de Omgevingswet. Als deze uitspraak onherroepelijk wordt, dan gelden de gewijzigde voorschriften als voorschriften verbonden aan de omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit. Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.13, eerste en tweede lid, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Omvang van het geding
6.1.
Tata Steel richt haar beroep alleen tegen het bij het bestreden besluit aan de omgevingsvergunning verbonden voorschrift 0.4.20, aanhef en onder b. Dit voorschrift gaat over het monitoren van geuremissies. De rechtbank bespreekt daarom alleen dit voorschrift.
6.2.
Voorschrift 0.4.20 – voor zover hier van belang – luidt als volgt:
a. a) Vergunninghouder dient de geuremissies vanuit de inrichting te monitoren, waarbij in ieder geval de volgende grote geurbronnen jaarlijks worden betrokken:
a) Kooksfabriek 1 en 2;
b) Oxystaalfabriek.
b) Vergunninghouder dient de geuremissie afkomstig van de overige geurbronnen binnen de inrichting eens per vier jaar te monitoren.
Zijn de bewoordingen ‘overige geurbronnen’ onduidelijk?
7.1.
Tata Steel betoogt dat niet duidelijk is wat onder ‘overige geurbronnen binnen de inrichting’ in voorschrift 0.4.20, onder b, moet worden verstaan. De toelichting bij het voorschrift ziet alleen op de belangrijkste geurbronnen. Het is waarschijnlijk de bedoeling dat met overige bronnen wordt gedoeld op bronnen binnen de inrichting die een bepaalde mate van serieuze geurverspreiding kunnen veroorzaken. Omdat niet vaststaat welke dat zijn, is niet duidelijk wanneer Tata Steel aan het voorschrift voldoet. Logischerwijs zou het moeten gaan om de bronnen die zijn genoemd in voorschrift 0.4.18 [1] , nu daarvoor emissie-eisen zijn opgenomen. In voorschrift 0.4.20, onder b, dient met dit voorschrift een koppeling te worden gemaakt.
7.2.
In het verweerschrift stelt verweerder dat alle (relevante) geurbronnen van de inrichting in voorschrift 0.4.18 zijn opgenomen. Als in voorschrift 0.4.20, onder b, wordt verwezen naar de overige geurbronnen, dan worden inderdaad de in voorschrift 0.4.18 opgenomen geurbronnen bedoeld met uitzondering van de geurbronnen genoemd in sub a van voorschrift 0.4.20 (de Oxystaalfabriek en de beide Kooksfabrieken). Volgens verweerder spreekt dit voor zich. Een expliciete koppeling is overbodig en voegt niets wezenlijks toe.
7.3.
Voorschrift 0.4.20, onder a heeft betrekking op de Kooksfabrieken 1 en 2 en de Oxystaalfabriek. Voorschrift 0.4.20, onder b heeft betrekking op andere bronnen. Voorschrift 0.4.18 geeft een inventarisatie van de 31 geurbronnen in de inrichting. Daarvan liggen 18 geurbronnen binnen de Kooksfabrieken 1 en 2 en de Oxystaalfabriek. De voorschriften 0.4.18 en 0.4.20, onder a en b, in hun onderlinge samenhang bezien geven geen grond voor een andere uitleg dan die door verweerder is gegeven, te weten dat met ‘overige geurbronnen binnen de inrichting’ in 0.4.20, onder b, wordt gedoeld op de 13 bronnen genoemd in voorschrift 0.4.18 die niet vallen binnen de werking van de Kooksfabrieken 1 en 2 en de Oxystaalfabriek. Van een onduidelijke situatie is daarom geen sprake. Het voorschrift kan in stand blijven zoals het is geformuleerd. Een nadere koppeling tussen de voorschriften 0.4.18 en 0.4.20, onder b, is niet vereist.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. De vergunning blijft ongewijzigd in stand.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. Affourtit-Kramer, voorzitter, en mr. R.H.M. Bruin en mr. R. Brouwer, leden, in aanwezigheid van mr. P.C. van der Vlugt, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2025.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State . Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit voorschrift is aan de omgevingsvergunning verbonden bij het besluit van 23 mei 2022 waarbij de gevraagde wijziging van voorschrift 0.4.13 H is afgewezen en het verzoek om de bestaande geurbelasting vast te leggen is ingewilligd en waarbij ambtshalve de op termijn vereiste geursituatie is vastgelegd (Geurbesluit I) en dat onderwerp is van beroepszaak 22/3181.