Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 30 juni 2025 in de zaken tussen
[eiser] , uit [plaats] , eiser
de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), de minister
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
“2Rol en werkwijze OMT tijdens coronapandemie
(Stcrt.2016, nr. 48258) en het Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming. In de loop van 2020 werd besloten om de interdepartementale acute crisisstructuur los te laten en te overleggen via de ministeriële commissie COVID-19 (MCC). In de MCC hadden verschillende ministers plaats.
Catshuisoverleg(vanaf januari 2022:
Breed Corona-overleg).Dat betrof een informeel en beschouwend overleg op initiatief van de Minister-President. Er vond geen formele besluitvorming plaats. Per gelegenheid werd naast de minister en de Minister van Justitie en Veiligheid een wisselend gezelschap van ministers en externe gasten uitgenodigd. Dit overleg bood de gelegenheid buiten de formele besluitvorming verschillende aspecten van de coronacrisis en zijn aanpak tegen het licht te houden en daarover standpunten en opvattingen uit te wisselen. De stukken die tijdens deze bijeenkomsten besproken werden, zijn steeds openbaar gemaakt. Het RIVM gaf bij deze overleggen regelmatig een presentatie over de actuele epidemiologische stand van zaken. Deze presentaties zijn openbaar gemaakt.
HAA 23/5424 volgt niet dat de minister de openbaarmaking van de audiobestanden van de OMT-vergaderingen heeft geweigerd, omdat er vertrouwelijkheid zou zijn toegezegd aan de OMT-leden. De openbaarmaking is geweigerd, omdat het belang van het goed functioneren van de Staat zwaarder weegt dan het belang van openbaarmaking van de betreffende informatie. Kort gezegd komt het erop neer dat het ten behoeve van de kwaliteit van de uit te brengen adviezen noodzakelijk is dat achter gesloten deuren kan worden vergaderd en dat hetgeen is besproken ook vertrouwelijk blijft. Alleen op die manier kan worden geborgd dat werkelijk vrij onderling van gedachten kan worden gewisseld. Of er wel of niet vertrouwelijkheid zou zijn toegezegd, is daarvoor niet van doorslaggevend belang. [17]
Beslissing
mr. dr. J.C. de Wit, leden, in aanwezigheid van drs. A.F. Hermus-Zoetmulder, griffier.