Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
5.De beslissing
4 juni 2025.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak gaat het om een geschil tussen twee broers die jarenlang samenwerkten in een vennootschap onder firma (vof). De gedaagde is op 20 februari 2017 uit de vof getreden, waarna de eiser de onderneming als eenmanszaak heeft voortgezet. De financiële afwikkeling van de vof is echter nog niet gerealiseerd. De rechtbank heeft de wijze van verdeling van de vof bepaald, waarbij de eiser de helft van de waarde van het eigen vermogen per eind december 2016 aan de gedaagde moet vergoeden. De gedaagde heeft aangevoerd dat er meer vermogensbestanddelen zijn die verdeeld moeten worden, maar de rechtbank heeft dit afgewezen omdat de gedaagde dit onvoldoende heeft onderbouwd. De rechtbank heeft de vordering van de eiser tot verdeling van het vermogen van de vof toegewezen, waarbij de gedaagde recht heeft op een eenmalige betaling van € 14.313,00 door de eiser. Tevens is de gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de eiser.