Op 15 april 2025 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Medemblik aan verzoekers een last onder dwangsom opgelegd, waarbij zij moesten stoppen met het lesgeven in een bijgebouw op hun perceel. Dit besluit was gebaseerd op de veronderstelling dat het lesgeven in strijd was met het bestemmingsplan en dat er onvoldoende parkeergelegenheid was. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 4 juni 2025 behandeld, waarbij zowel verzoekers als hun gemachtigde en de gemachtigde van het college aanwezig waren. Na de behandeling heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen en het besluit van 15 april 2025 geschorst tot zes weken na de beslissing op bezwaar. De rechter oordeelde dat het college onvoldoende bewijs had geleverd voor de overtreding en dat de belangen van verzoekers om les te blijven geven zwaarder wogen dan het belang van het college bij handhaving. Daarnaast is het college veroordeeld tot betaling van griffierecht en proceskosten aan verzoekers. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat het college niet overtuigend had aangetoond dat er sprake was van een overtreding en dat de belangenafweging in het voordeel van verzoekers uitviel.
De uitspraak is gedaan door mr. R.H.M. Bruin, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt op 4 juni 2025. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open. De exacte namen van verzoekers zijn niet openbaar gemaakt, in strijd met de Awb.