Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de uitgebrachte dagvaarding van 12 juni 2025 met in totaal 12 (deels nagekomen) producties
- de (4) producties van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling van 16 juni 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van [gedaagde].
2.De zaak in het kort
3.Feiten
2.De feiten
4.Het geschil
de executie van het vonnis van de kantonrechter van 6 mei 2025 te staken en gestaakt te houden, althans gedurende de tijd dat het hoger beroep daartegen nog loopt, althans gedurende een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn, althans in goede justitie een passende voorziening te treffen;
zulks binnen twee dagen na dagtekening van het vonnis schriftelijk aan eiser te bevestigen;
aan eiser een eenmalige dwangsom te betalen van € 10.000,00 bij overtreding van het onder I. genoemde verbod;
aan eiser een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag na het verstrijken van die termijn dat niet is voldaan aan het onder II. genoemde, met een maximum van € 100.000;
de proceskosten aan eiser te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.
5.De beoordeling
going concern’ zal (kunnen) worden voortgezet door een eventuele koper. Het spoorslags ontruimen van de in het gehuurde geëxploiteerde onderneming leidt daarmee per direct tot staking van (iedere mogelijkheid tot het genereren van) de omzet, als gevolg waarvan [eiser] ook per diezelfde datum niet langer aan zijn betalingsverplichting jegens [gedaagde] zal kunnen voldoen. Ook zal de inventaris van de onderneming bij onmiddellijke verwijdering uit het gehuurde als gevolg van de ontruiming een lagere
goodwillopleveren dan bij verkoop van de onderneming inclusief alle toebehoren. Met andere woorden: onmiddellijke voortzetting van de executie van het vonnis leidt naar alle waarschijnlijkheid tot een grote kapitaalvernietiging voor [eiser], met als bijkomend nadeel dat de terugbetalingsmogelijkheden van de schuld van [eiser] aan [gedaagde] ook aanzienlijk worden verkleind. Dat laatste is niet alleen nadelig voor [eiser], maar ook voor [gedaagde] zelf. Daarbij komt dat [gedaagde] ter zitting heeft aangegeven nog geen nieuwe huurder voor het gehuurde te hebben, zodat hij na ontruiming ervan door [eiser] (in ieder geval voorlopig) geen huurinkomsten zal (kunnen) genereren, hetgeen ook in het nadeel van [gedaagde] zelf is.
tijdelijkbehoud van de bestaande toestand tijdens de behandeling van het door hem ingestelde hoger beroep om hem in staat te stellen zijn onderneming te verkopen, zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde] bij het onmiddellijk ten uitvoer leggen van het vonnis.
beidepartijen op grond van het voorgaande gebaat bij het treffen van een tijdelijke ordemaatregel, die recht doet aan ieders belangen. Zowel aan het belang van [gedaagde] bij het (kunnen) incasseren van de huurpenningen en de achterstand daarin, als die van [eiser] bij het genereren van voldoende omzet en het vinden van een overnamekandidaat ten behoeve van het (kunnen) betalen van zijn schuld aan [gedaagde]. Een afweging van deze belangen leidt tot een schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis tot en met 31 december 2025, voor zover [eiser] daarin is veroordeeld om het gehuurde pand binnen 14 dagen te ontruimen, om tot verkoop van de onderneming en – met instemming van [gedaagde] – indeplaatsstelling van de huur over te kunnen gaan. Het is wel van belang voor [gedaagde] dat [eiser] tot die tijd zijn lopende huurverplichtingen blijft voldoen. De voorzieningenrechter sluit daarbij aan bij de toezegging van [eiser] om wekelijks een bedrag van € 2.250 aan [gedaagde] te betalen, waartoe hij zichzelf kennelijk in staat acht. Daarmee kan [eiser] de lopende huurverplichtingen blijven voldoen (zij het niet door vooraf betaling van de maandelijkse huursom ineens) en voor een deel inlopen op de bestaande huurschuld. De voorzieningenrechter zal daarom ook bepalen dat de schorsing van de ontruiming vervalt zodra [eiser] niet (tijdig) aan zijn toegezegde wekelijkse betaling van € 2.250 aan [gedaagde] voldoet. In dat geval zal [gedaagde] gerechtigd zijn om tot onmiddellijke ontruiming van het gehuurde over te gaan.