ECLI:NL:RBNHO:2025:6605

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
17 juni 2025
Zaaknummer
C/15/363769 / HA RK 25-51
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een vereffenaar voor de nalatenschap op grond van artikel 4:204 BW

In deze beschikking van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, is op 25 juni 2025 de benoeming van mr. M.J.P. Schipper als vereffenaar van de nalatenschap van erflaatster, geboren op 1940 en overleden op 22 maart 2024, toegewezen. De verzoeker, [verzoeker], heeft verzocht om deze benoeming op basis van artikel 4:204 BW, omdat er een gebrek aan informatie is over de omvang van de nalatenschap en de daartoe behorende schulden. De verzoeker heeft herhaaldelijk geprobeerd om informatie van de verwerende partij, [verweerder], te verkrijgen, maar heeft geen respons ontvangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de in artikel 4:206 BW genoemde personen behoorlijk zijn opgeroepen en dat er geen verweer van [verweerder] bekend is. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek tot benoeming van een vereffenaar gegrond is, gezien het gevaar dat de verzoeker niet ten volle of niet binnen redelijke termijn wordt voldaan. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de griffier is opgedragen om de benoeming van de vereffenaar in het boedelregister in te schrijven en bekend te maken in de Staatscourant.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer / rekestnummer: C/15/363769 / HA RK 25-51
Beschikking van 25 juni 2025
in de zaak van
[verzoeker],
te [plaats 1],
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker],
advocaat: mr. T. Proper,
tegen
[verweerder],
te [plaats 1],
verwerende partij,
hierna te noemen: [verweerder],
Met betrekking tot de nalatenschap van:
[erflaatster],
geboren te [plaats 1] op [geboortedatum 1] 1940,
laatstelijk wonende te [plaats 2],
overleden op 22 maart 2024 te [plaats 2],
hierna (ook) te noemen: erflaatster

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties
- de brief van mr. Proper van 9 april 2025 met een (nagekomen) akte van overlijden
- de oproepingsbrieven van de rechtbank waarmee partijen zijn opgeroepen voor de behandeling ter terechtzitting van het verzoek. De oproepingsbrief is aangetekend en per gewone post aan [verweerder] gezonden.
1.2.
De beschikking is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Op 2 oktober 2021 is in [plaats 3] overleden de vader van partijen, [erflater], geboren in [plaats 1] op [geboortedatum 2] 1937. Ten tijde van zijn overlijden was hij gehuwd in gemeenschap van goederen met erflaatster.
2.2.
Op 22 maart 2024 is in [plaats 1] overleden de moeder van partijen [erflaatster], geboren in [plaats 1] op [geboortedatum 1] 1940. De laatste woonplaats van erflaatster was [plaats 1].
2.3.
In testamenten van 20 oktober 2014 hebben beide ouders over hun nalatenschap beschikt. De vader had [verzoeker] onterfd en (bij zijn vooroverlijden) zijn echtgenote voor 3/4e en [verweerder] voor 1/4e tot erfgenaam benoemd. Ook de moeder heeft in haar testament [verzoeker] onterfd. [verweerder] is haar enig erfgenaam. Erflaatster heeft hem bij testament benoemd tot executeur.
2.4.
[verzoeker] heeft bij (aangetekende) brief van 2 juli 2024 aanspraak gemaakt op haar legitieme portie in de nalatenschap en verzocht om toezending van bescheiden. Hiervoor werd een termijn van drie maanden gesteld. [verweerder] heeft deze brief in ontvangst genomen, maar heeft niet gereageerd.
2.5.
De advocaat van [verzoeker] heeft op 24 oktober 2024 een brief aan [verweerder] gezonden. Deze is zowel per aangetekende als per gewone post verzonden. In deze brief heeft de advocaat namens [verzoeker] meegedeeld dat zij nogmaals expliciet aanspraak maakt op de legitieme portie in de nalatenschappen van beide ouders. Ook heeft zij verzocht om informatie om tot een berekening van de aanspraken van [verzoeker] te kunnen komen. [verweerder] heeft ook op deze brief niet gereageerd. Hij heeft de aangetekende brief niet afgehaald.
2.6.
Op 15 november 2024 heeft de advocaat nogmaals een aangetekende brief gestuurd aan [verweerder] met het verzoek om de gevraagde informatie te verstrekken. Op [geboortedatum 2] 2024 is dezelfde brief per gewone post aan [verweerder] gestuurd. De aangetekende brief is door [verweerder] niet opgehaald.
2.7.
Op 14 december 2024 zijn de brieven van 24 oktober, 15 november en 12 december 2024 door de deurwaarder bij exploot aan [verweerder] betekend. De deurwaarder heeft de advocaat van [verzoeker] meegedeeld dat [verweerder] bij die gelegenheid heeft gezegd dat hij telefonisch contact met haar zou opnemen. Dit heeft [verweerder] niet gedaan.
2.8.
Op 27 januari 2025 heeft de advocaat van [verzoeker] nog een brief gestuurd aan [verweerder], zowel per gewone post als aangetekend. Daarbij heeft de advocaat [verweerder] een laatste termijn gesteld om haar te berichten. [verweerder] heeft de aangetekende brief niet opgehaald.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad mr. M.J.P. Schipper, advocaat, te benoemen tot vereffenaar van de nalatenschap van erflaatster. Zij doet dit verzoek op grond van artikel 4:204 lid 1 onder a, b en c Burgerlijk Wetboek (BW)
3.2.
[verzoeker] voert daarbij het volgende aan. Zij heeft vanwege het gebrek aan informatie geen totaalbeeld van de omvang van de nalatenschap van erflaatster en van de daartoe behorende schulden. Ook is niet volstrekt duidelijk wat de omvang van haar legitieme portie uit de nalatenschap van vader en van moeder is. Tot de nalatenschap van erflaatster behoort in ieder geval de voormalige echtelijke woning van de ouders van [verzoeker] aan de [adres] te [plaats 1]. Uit een aangifte inkomstenbelasting van 2020 blijkt een eigenwoningschuld van € 24.799,-. Daarnaast staan aan de passiefzijde, ter zake van de nalatenschap van vader, een schuld aan [verzoeker] van € 23.267,- en een schuld aan [verweerder] van € 34.900,-. Bij een waarde van de woning van € 398.000,- zou het saldo van de nalatenschap van erflaatster daarmee € 313.034,- bedragen waarin [verzoeker] voor 1/4e gerechtigd is.
Uit navraag bij de belastingdienst blijkt dat er in de nalatenschap van vader en van erflaatster geen aangifte is gedaan. De aangiftetermijn in de nalatenschap van erflaatster is inmiddels verstreken.
Omdat er geen inschrijving in het boedelregister bekend is, gaat [verzoeker] ervan uit dat [verweerder] de nalatenschap zuiver heeft aanvaard. Daarom baseert zij haar verzoek op artikel 4:204 BW.
Als executeur voldoet [verweerder], ondanks herhaalde verzoeken, niet aan zijn verplichtingen op grond van artikel 4:78 BW en/of zijn informatieverplichting. Uit niets blijkt van enig beheer van de nalatenschap, laat staan goed beheer, terwijl hij wel gebruik maakt van de nalatenschap: hij woont in de woning die in de nalatenschap valt. Wat hij met de andere nalatenschapbestanddelen doet of heeft gedaan is ongewis en [verweerder] lijkt evenmin aan zijn verplichtingen tegenover de fiscus te voldoen. Daarmee is er niet alleen sprake van een onbeheerde nalatenschap als bedoeld in artikel 4:204 lid 1 onder a BW, maar bestaat voor [verzoeker] als schuldeiser ook het gevaar dat zij niet ten volle of niet binnen redelijke termijn wordt voldaan (artikel 4:204 lid 1 onder b BW). Ook vreest zij ervoor dat haar belangen door toedoen van [verweerder] ernstig worden geschaad (artikel 4:204 lid 1 onder c).
3.3.
Van [verweerder] is geen verweer bekend.

4.De beoordeling

4.1.
De in artikel 4:206 BW genoemde personen, voor zover bekend, zijn behoorlijk opgeroepen. Omdat [verweerder] niet, als door de rechtbank bij de oproep verzocht, uiterlijk
9 mei 2025 heeft meegedeeld gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord, heeft er geen behandeling ter terechtzitting plaatsgevonden.
4.2.
Het verzoek tot benoeming van een vereffenaar is op de wet gegrond en zal worden toegewezen. Bij het (voortdurend) uitblijven van enige reactie op verzoeken van [verzoeker] bestaat het gevaar dat zij niet ten volle of niet binnen redelijke tijd wordt voldaan.
4.3.
Mr. M.J.P. Schipper heeft zich bereid verklaard om als vereffenaar van de nalatenschap van erflaatster op te treden.
4.4.
De rechtbank ziet aanleiding om deze beschikking op de voet van artikel 288 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
benoemt
mr. M.J.P. Schipper,advocaat,
verbonden aan Schipper & Lof Advocaten
kantoorhoudende aan de Keesomstraat, 6B, 1821 BS Alkmaar,
tot vereffenaar van de nalatenschap van:
[erflaatster],
geboren te [plaats 1] op [geboortedatum 1] 1940,
met als laatste woonplaats [plaats 2],
overleden op 22 maart 2024 te [plaats 2],
5.2.
draagt de griffier op de benoeming van deze vereffenaar onverwijld in het boedelregister in te schrijven,
5.3.
draagt de vereffenaar op de benoeming bekend te maken in de Staatscourant,
5.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A. Hoogkamer en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2025.
1155