Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
1.[eiser sub 1] ,2. [eiseres sub 2] ,
1.[gedaagde sub 1] ,2. [gedaagde sub 2] ,
1.De procedure
2.De beoordeling in het incident
3.De beslissing
11 juni 2025voor beraad,
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 28 mei 2025 uitspraak gedaan in een incident tot schorsing van de executie van een verstekvonnis. De eisende partijen, aangeduid als [eisers], hebben verzocht om de executie van het verstekvonnis van 12 februari 2025 te schorsen tot aan de betekening van het eindvonnis in de verzetprocedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde partijen, aangeduid als [gedaagden], op 24 april 2025 hebben aangegeven de executie vrijwillig te schorsen gedurende de verzetprocedure. De rechtbank heeft de vordering van [eisers] tot schorsing van de executie toegewezen, omdat het belang van [eisers] bij schorsing zwaarder weegt dan het belang van [gedaagden] om tot tenuitvoerlegging over te gaan. De rechtbank heeft ook de kosten van het incident aan de zijde van [eisers] begroot op € 614,- en [gedaagden] veroordeeld in deze kosten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De zaak is verder verwezen naar de rol voor beraad op 11 juni 2025.