ECLI:NL:RBNHO:2025:6549

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
16 juni 2025
Zaaknummer
C/15/364202 / HA ZA 25-228
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot schorsing van de executie van een verstekvonnis in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 28 mei 2025 uitspraak gedaan in een incident tot schorsing van de executie van een verstekvonnis. De eisende partijen, aangeduid als [eisers], hebben verzocht om de executie van het verstekvonnis van 12 februari 2025 te schorsen tot aan de betekening van het eindvonnis in de verzetprocedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde partijen, aangeduid als [gedaagden], op 24 april 2025 hebben aangegeven de executie vrijwillig te schorsen gedurende de verzetprocedure. De rechtbank heeft de vordering van [eisers] tot schorsing van de executie toegewezen, omdat het belang van [eisers] bij schorsing zwaarder weegt dan het belang van [gedaagden] om tot tenuitvoerlegging over te gaan. De rechtbank heeft ook de kosten van het incident aan de zijde van [eisers] begroot op € 614,- en [gedaagden] veroordeeld in deze kosten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De zaak is verder verwezen naar de rol voor beraad op 11 juni 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/364202 / HA ZA 25-228
Vonnis in incident van 28 mei 2025
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,2. [eiseres sub 2] ,

beiden te [woonplaats] ,
eisende partijen in het verzet,
eisende partijen in het incident,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
advocaat: mr. T.H. Liebregts,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,2. [gedaagde sub 2] ,

beiden te [woonplaats] ,
gedaagde partijen in het verzet,
verwerende partijen in het incident,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
advocaat: mr. S. Hamerling.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verstekvonnis van 12 februari 2025, met zaaknummer / rolnummer C/15/360876 / HA ZA 25-24 (hierna: het verstekvonnis),
- de verzetdagvaarding tevens inhoudende incidentele vordering tot het nemen van een voorlopige voorziening ex 223 Rv van 1 april 2025, met producties 1-3;
- de brief van 24 april 2025 van [gedaagden] ,
- het bericht van 6 mei 2025 van [eisers]
1.2.
Ten slotte is vonnis in het incident bepaald.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
[eisers] vorderen dat de rechtbank de executie van het tegen hen gewezen verstekvonnis van 12 februari 2025 schorst tot aan de datum van betekening van het eindvonnis in de verzetprocedure. Ook vorderen zij opheffing van eventueel genomen executiemaatregelen en/of het staken van in voorbereiding zijnde executiemaatregelen tot aan de datum van betekening van het verstekvonnis, op kosten van [gedaagden] Tot slot vorderen [eisers] [gedaagden] te veroordelen in de kosten van het incident.
2.2.
[gedaagden] hebben de rechtbank op 24 april 2025 bericht dat zij vrijwillig de executie van het verstekvonnis schorsen gedurende de verzetprocedure.
2.3.
Op 6 mei 2025 hebben [eisers] de rechtbank verzocht hun vorderingen toe te wijzen, in ieder geval aangaande de proceskosten. [gedaagden] heeft volgens [eisers] namelijk op 31 maart 2025 per e-mail aangezegd dat de tenuitvoerlegging niet zou worden opgeschort, op grond waarvan [eisers] zich genoodzaakt voelden om deze incidentele vordering in te stellen. [eisers] stellen hierdoor veel stress te hebben ondervonden en kosten te hebben gemaakt.
2.4.
De rechtbank stelt voorop dat het verstekvonnis van 12 februari 2025, waarin [eisers] is veroordeeld tot betaling van een geldsom, uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Ingevolge artikel 145 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) schorst het door [eisers] ingestelde verzet de tenuitvoerlegging van een uitvoer bij voorraad verklaard verstekvonnis niet. Op grond van artikel 223 Rv kan de uitvoerbaarheid bij voorraad van een vonnis worden geschorst als voorlopige voorziening voor de duur van het geding. De beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad is in het verstekvonnis niet gemotiveerd. De vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis totdat in het verzet uitspraak is gedaan is dan toewijsbaar als er omstandigheden zijn die meebrengen dat het belang van [eisers] daarbij zwaarder weegt dan het belang van [gedaagden] om tot tenuitvoerlegging van het vonnis over te gaan. Verder geldt dat de kans van slagen van het verzet bij de belangenafweging buiten beschouwing blijft. Wel kan de rechter bij de beoordeling betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing op een kennelijke misslag berust. [1]
2.5.
Uit de stellingen van [eisers] , die [gedaagden] niet hebben weersproken, volgt dat zij belang hebben bij schorsing van de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis. [gedaagden] zijn bereid tot schorsing van de tenuitvoerlegging over te gaan. De rechtbank zal de gevorderde schorsing van de executie van het verstekvonnis daarom toewijzen.
2.6.
Aangezien niet is gebleken dat [gedaagden] reeds executiemaatregelen hebben genomen dan wel dat zij voornemens zijn executiemaatregelen te nemen, wijst de rechtbank de gevorderde opheffing van de executiemaatregelen en/of staking van in voorbereiding zijnde executiemaatregelen af. Bovendien heeft [eisers] geen belang meer bij deze vordering, omdat de rechtbank de schorsing van de executie van het verstekvonnis toewijst.
2.7.
[eisers] hebben in de verzetdagvaarding gesteld dat [gedaagden] voorafgaand aan de betekening daarvan niet hebben willen toezeggen om gedurende de verzetprocedure van de executie van het verstekvonnis af te zien. [gedaagden] hebben dit niet betwist. De rechtbank zal [gedaagden] daarom veroordelen in de kosten van het incident, die worden begroot op € 614,- aan salaris advocaat.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
schorst de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis, gewezen op 12 februari 2025 in de zaak met het kenmerk C/15/360876 / HA ZA 25-24 tot in de onderhavige verzetprocedure zal zijn beslist,
3.2.
veroordeelt [gedaagden] in de kosten van het incident, aan de zijde van [eisers] begroot op € 614,-,
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde,
in de hoofdzaak
3.5.
verwijst de zaak naar de rol van
11 juni 2025voor beraad,
3.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Boots en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2025.

Voetnoten

1.Vgl. HR 20-12-2019, ECLI:NL:HR:2019:2026.