In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 15 mei 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd verdacht van het aanwezig hebben van cocaïne en heroïne, alsook van witwassen van een aanzienlijk geldbedrag. De verdachte, geboren in 1998 en thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad, heeft tijdens de rechtszitting op 1 mei 2025 een bekentenis afgelegd. De rechtbank heeft de verklaring van de verdachte als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die pleitte voor vrijspraak op basis van de mogelijkheid dat de verdachte de schuld op zich nam voor anderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 11 december 2024 in Haarlem opzettelijk ongeveer 1362,5 gram cocaïne en 18,01 gram heroïne aanwezig heeft gehad, en dat hij een geldbedrag van € 39.075,- heeft verhuld, wetende dat dit geld afkomstig was uit een misdrijf. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast zijn er beslissingen genomen over het beslag op de in beslag genomen voorwerpen, waaronder geldbedragen en verdovende middelen. De rechtbank heeft de verbeurdverklaring van de in beslag genomen geldbedragen en de onttrekking aan het verkeer van de verdovende middelen bevolen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging hebben genomen.