ECLI:NL:RBNHO:2025:6448

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
15/107759-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen invoer cocaïne en voorbereidingshandelingen

Op 11 juni 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van de invoer van ongeveer 25,5 kilogram cocaïne en het treffen van voorbereidingshandelingen voor deze invoer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 21 mei 2023 samen met anderen opzettelijk cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De verdachte werd verweten dat hij samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft getroffen voor de invoer van deze cocaïne. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. T.M. Fikkers, gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 72 maanden. De rechtbank heeft de verweren van de verdediging verworpen, waaronder het vormverzuimenverweer, en geoordeeld dat er geen sprake was van schending van de beginselen van een eerlijk proces. De rechtbank heeft de rol van de verdachte in het geheel van de cocaïne-invoer als significant beoordeeld, waarbij hij betrokken was bij de organisatie en uitvoering van de invoer. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en de opgelegde straf gemotiveerd, rekening houdend met de ernst van de feiten en de maatschappelijke gevolgen van de handel in harddrugs.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaatsen Alkmaar, Haarlemmermeer en Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/107759-24 (P)
Uitspraakdatum: 11 juni 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 7 oktober 2024 (pro forma zitting te Alkmaar), 9 december 2024, 3 februari 2025, 14 april 2025 (alle pro forma zittingen te Haarlem), 6 en 7 mei 2025 (inhoudelijke behandeling te Haarlemmermeer) en 11 juni 2025 (sluiting onderzoek en uitspraak te Haarlem) in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
thans gedetineerd in Justitieel Complex Schiphol,
hierna te noemen: de verdachte of [verdachte].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. T.M. Fikkers en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvouw, mr. M. Ketting, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

De verdachte wordt verweten twee strafbare feiten te hebben gepleegd. Deze komen – kort gezegd – op het volgende neer:
Onder feit 1 wordt de verdachte verweten dat hij zich samen met anderen op 21 mei 2023 schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 25,5 kilogram cocaïne. Dit is subsidiair ten laste gelegd als een poging.
Onder feit 2 wordt de verdachte verweten dat hij in de periode van 20 mei 2023 tot en met 26 mei 2023 samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft getroffen voor het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 25,5 kilo cocaïne.
De volledige tekst van de tenlastelegging is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht.

2.Voorvragen en bespreking ‘vormverzuimenverweer’

2.1
Vormverzuimenverweer
De raadsvrouw heeft betoogd dat het openbaar ministerie heeft gehandeld in strijd met de fundamentele beginselen van een eerlijk proces en dat hierop passende sancties dienen te volgen (p. 8 pleitnota). De rechtbank begrijpt dat het volgens de verdediging gaat om een drietal punten en dat zij met passende sancties, strafvermindering, bewijsuitsluiting en/of niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie op het oog heeft.
Allereerst stelt de verdediging dat het openbaar ministerie ten onrechte de pleitnota die is overgelegd in de raadkamerprocedure van 24 juli 2025 heeft gevoegd in het dossier. Hierdoor is volgens de verdediging gevoelige informatie – de rechtbank begrijpt: informatie betreffende de vermogenspositie van de verdachte – bekend geraakt bij de medeverdachten en hun advocaten waardoor de veiligheid van de verdachte en de raadsvrouw in het geding zou zijn gekomen (p. 3 pleitnota).
Ten tweede stelt de verdediging dat er zonder een machtiging telefoongesprekken zijn opgenomen die de verdachte vanuit detentie met zijn raadsvrouw heeft gevoerd, en dat die gesprekken niet zijn vernietigd.
Ten derde heeft de verdediging aangevoerd dat sprake is van strijd met het beginsel van equality of arms en de verplichting van het Openbaar Ministerie om objectief en zorgvuldig onderzoek te doen doordat het Openbaar Ministerie geen gevolg heeft gegeven aan de onderzoekswens van de verdediging om onderzoek te doen in de kelder van de woning van de moeder.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het eerste punt van de raadsvrouw als volgt. Het valt, mede bezien tegen de achtergrond van hetgeen overigens uit het dossier blijkt over de vermogenspositie van de verdachte, niet in te zien dat de omstandigheid dat de (verdediging van) de medeverdachten van de inhoud van deze pleitnota op de hoogte zijn geraakt, ertoe heeft geleid dat de veiligheid van de verdachte en/of zijn raadsvrouw in het geding is gekomen. Reeds om die reden is geen sprake van een schending van beginselen van een behoorlijke procesorde die tot strafvermindering of niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie dient te leiden.
Ten aanzien van het tweede punt van de raadsvrouw overweegt de rechtbank dat de stelling dat deze gesprekken hebben plaatsgevonden, zijn opgenomen, niet zijn vernietigd, en dat de verdachte daar nadeel van zou hebben ondervonden, op geen enkele wijze nader is onderbouwd. Er zijn immers – ware het gestelde juist – geen (schriftelijke uitwerkingen van) geheimhoudersgesprekken in het dossier opgenomen, en ook overigens is niet gebleken dat een nadeel is veroorzaakt dat, gelet op de aard en ernst van het gestelde verzuim, zou nopen tot één van de in art. 359a Wetboek van Strafvordering (Sv) genoemde rechtsgevolgen (vgl. HR:2020:1889 rov. 2.6.2).
Ten aanzien van het derde punt van de raadsvrouw overweegt de rechtbank dat
de enkele omstandigheid dat het Openbaar Ministerie geen gehoor geeft aan een wens van de verdediging om nader onderzoek te doen, niet maakt dat het beginsel van equality of arms is geschonden. Het Openbaar Ministerie heeft gemotiveerd gereageerd op de onderzoekswens en de rechter-commissaris heeft het verzoek afgewezen. De rechtbank overweegt daarbij ten overvloede dat de verdediging – kennelijk welbewust – deze onderzoekswens tijdens de inhoudelijke behandeling niet heeft gehandhaafd.
Gelet op het voorgaande is geen sprake van een vormverzuim en/of één of meer schendingen van beginselen van een behoorlijke procesorde (waaronder begrepen dat van het recht op een eerlijk proces) die – afzonderlijk dan wel in samenhang bezien – leiden tot strafvermindering, bewijsuitsluiting en/of niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. Het verweer van de raadsvrouw wordt dan ook verworpen.
2.2
Overige voorvragen
De rechtbank heeft ook overigens geen redenen gezien die moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. Het Openbaar Ministerie is dan ook ontvankelijk in de vervolging. Verder heeft de rechtbank vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. De standpunten
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot de bewezenverklaring van feit 1 primair en feit 2.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 1 (primair en subsidiair) en 2. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat het dossier geen bewijsmiddelen bevat waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte wetenschap had van de doos met cocaïne. De verdachte was een korte tijd in de loods aanwezig en kwam daar op verzoek van een zakelijk contact om uit te zoeken waar enkele dozen waren gebleven. Van zoekende handelingen is geen sprake geweest. Pas nadat de verdachte de loods had verlaten heeft hij vernomen dat de doos vermoedelijk cocaïne bevatte. Vervolgens werd de verdachte ervan beschuldigd dat hij de cocaïne had gestolen en werden hem foto’s en video’s over de dozen toegestuurd. Hij werd om die reden ook bedreigd. Verder wijst de raadsvrouw erop dat veel andere personen toegang hadden tot de loods en dat daar ook op andere data zendingen cocaïne in beslag zijn genomen. Dat duidt op betrokkenheid van andere personen. Er is geen redengevend contact tussen de verdachte en medeverdachten, er zijn geen incriminerende gesprekken, geen financieel motief, en geen fysieke handelingen richting de dozen geconstateerd. De raadsvrouw verzoekt dan ook om de verdachte vrij te spreken van het de primair tenlastegelegde invoer. Daarnaast voert de raadsvrouw – naar de rechtbank begrijpt – aan dat invoer niet kan worden bewezen omdat de verdachte pas handelingen heeft verricht nadat de cocaïne al in de loods was gearriveerd en ‘de verdachte daarvoor niet in beeld was’. Dergelijke handelingen kunnen – afhankelijk van de omstandigheden – hooguit als de als feit 2 tenlastegelegde voorbereidingshandelingen of de subsidiaire poging worden gekwalificeerd, maar niet als (medeplegen van) invoer. Ook van verlengde invoer is geen sprake bij gebreke aan handelingen die direct gericht zijn op het verdere vervoer, de opslag, de aflevering, de ontvangst of de overdracht van de verdovende middelen vóór inbeslagneming, aldus de raadsvrouw.

4.Het oordeel van de rechtbank

Inleiding
Op basis van de bewijsmiddelen en hetgeen is besproken op de terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 21 mei 2023, rond 00:45 uur, wordt in een loods van het bedrijf [naam 1] (hierna: [naam 1]) in Aalsmeer op een vrachtplaat met nummer [nummer 1] een bloemendoos met airwaybillnummer [nummer 2] gevonden die met vluchtnummer [vluchtnummer] vanuit Bogota (Colombia) naar Luik (België) en vervolgens met luchtvervangend vervoer (vrachtwagen) naar [naam 1] in Aalsmeer is gestuurd. Deze bloemendoos hoort niet op deze vrachtplaat te liggen en is dan ook als zogenoemde ‘bijpak’ vervoerd. De inhoud van de doos zou moeten bestaan uit bloemen, maar in de doos zitten 26 met zwarte folie omwikkelde pakketten. Ook blijken er twee gps-trackers in de doos te zijn geplaatst. Na het aantreffen van de afwijkende inhoud van de doos wordt de directeur van [naam 1] geïnformeerd en wordt de doos apart gezet in het kantoor van de directie. Omstreeks 07:15 uur komt de Koninklijke Marechaussee ter plaatse en rond 09:40 uur wordt de bloemendoos met inhoud voor nader onderzoek overgebracht naar het Joint Inspection Centre Schiphol. De inhoud van de pakketten wordt getest en gewogen en het blijkt te gaan om ongeveer 25,5 kilogram cocaïne.
Om 5:17 uur diezelfde dag begint medeverdachte [naam 2] (hierna: [naam 2]) aan zijn dienst: hij klokt in en loopt door de loods. Om 5:44 uur komt een witte Opel Vivaro bestelbus aanrijden bij een zijdeur van de loods van [naam 1]. Deze bus is op 20 mei 2023 gehuurd op naam van de vriendin van [verdachte]. Om 5:45 uur opent [naam 2] de zijdeur, kijkt naar buiten en sluit de deur weer. Enkele seconden later opent [naam 2] de deur opnieuw en laat hij een man binnen. Dit blijkt later medeverdachte [naam 3] (hierna: [naam 3]) te zijn (de rechtbank leidt dit af uit bewijsmiddel 11 – kort gezegd: signalement – in combinatie met de telefoongegevens zoals opgenomen in bewijsmiddel 12 i.c.m. bewijsmiddel en19 en 24). [naam 2] en [naam 3] lopen samen langs verschillende locaties in de loods. Om 5:49 uur komen [naam 2] en [naam 3] terug bij de zijdeur, gaan enkele seconden naar buiten en komen direct daarna opnieuw de loods binnen met een derde persoon. Deze derde persoon blijkt [verdachte] te zijn. Van 5:50 uur tot 6:04 uur lopen [naam 2], [naam 3] en [verdachte] gezamenlijk langs verschillende vrachtpallets in de loods. [naam 3] en [verdachte] hebben beiden een papier in hun hand.
Het papier in de hand van [verdachte] betreft een air cargo manifest van Qatar Airways. Dat is te zien op een video die is aangetroffen in de telefoon van [verdachte]. In deze video is de loods van [naam 1] zichtbaar en zegt [verdachte]: ‘we zijn binnen’
.Daarna worden er pallets met dozen gefilmd en komt het manifest in beeld. Op dit manifest staat dat de betreffende vracht vanuit Bogota (Colombia) via Luik (België) naar [naam 1] is verstuurd met vlucht [vluchtnummer]. Daarnaast is het nummer van de vrachtplaat van de betreffende vracht leesbaar: [nummer 1]. Dit is het nummer van de vrachtplaat waarop de bloemendoos met de 26 pakketten cocaïne is aangetroffen. Verder is op de telefoon van [verdachte] een video aangetroffen waarop zichtbaar is dat iemand vrachtplaten met bloemendozen filmt. Eén doos wordt specifiek in beeld gebracht: dit betreft een bloemendoos met airwaybillnummer [nummer 2]. Daarna wordt het nummer van de vrachtplaat in beeld gebracht. De vrachtplaat heeft het nummer [nummer 1]. De vloer en de rollerbanen die zichtbaar zijn in de video komen niet overeen met de loods van [naam 1]. Kennelijk is deze video op een andere locatie gemaakt. De nummers van de doos en de vrachtplaat zijn wel gelijk aan de nummers van de doos en de vrachtplaat waarin de 26 pakketten met cocaïne zijn aangetroffen bij [naam 1]. Verder wordt op de telefoon van [verdachte] een schermafbeelding van Flightradar 24 aangetroffen. Op de schermafbeelding is een vlucht weergegeven. De weergegeven vlucht betreft Qatar Cargo vliegtuig met vluchtnummer [vluchtnummer]. Dit vluchtnummer is eveneens weergegeven op het manifest en betreft kennelijk de vlucht waarmee de 26 pakketten met cocaïne zijn vervoerd.
Nadat [naam 2], [naam 3] en [verdachte] gezamenlijk gedurende ongeveer 14 minuten door de loods hebben gelopen, verlaten [naam 3] en [verdachte] de loods en rijden zij om 6:05 uur samen weg in de Opel Vivaro. Om 6:35 uur komt de Opel Vivaro terug naar de loods en rijdt heen en weer over de parkeerplaats van [naam 1]. Ook om 06:53 uur is de Opel Vivaro rijdend op de openbare weg gezien op de camerabeelden van [naam 1].
Op 25 mei 2023 wordt de directeur van [naam 1], [naam 4], bij zijn huis benaderd door een man. Hij vraagt [naam 4] waar de in beslag genomen bloemendoos zich bevindt, wil weten hoeveel kilo er in beslag was genomen en verzoekt om een bewijs van inbeslagname. Een dag later, op 26 mei 2023, neemt [verdachte] telefonisch contact op met [naam 4] en vraagt of het klopt dat er gisteren ‘iemand van ons’ is langs geweest en of [naam 4] de verklaring kan toesturen via de app.
Op 26 mei 2023 voert [naam 2] een telefoongesprek met [naam 5]. In dit gesprek meldt [naam 2] dat het sinds vandaag wel weer rustig is. Wanneer [naam 5] wordt gevraagd naar dit gesprek, verklaart [naam 5] dat dit gesprek met [naam 2] ging over ‘gezeik tussen [naam 2] en een gozer die [bijnaam] wordt genoemd’. [naam 5] verklaart ook dat ‘[bijnaam]’ in een gele Mercedes AMG A45 rijdt. De haardracht van [verdachte] past bij de omschrijving ‘[bijnaam]’
,uit de politiesystemen blijkt dat deze bijnaam vaker voor [verdachte] wordt gebruikt. Verder rijdt [verdachte] in een (opvallende) gele Mercedes AMG A45.
Verder volgt uit de bewijsmiddelen dat [naam 2] en [naam 3] elkaars nummers in meerdere telefoons hebben opgeslagen als contact, zij hebben in 2022 reeds contact met elkaar gehad en hebben na 21 mei 2023 opnieuw contact met elkaar gezocht.
De rol van [verdachte]
De doos met cocaïne is vanuit Bogota (Colombia) per lucht(vervangend)vervoer via Luik (België) aangekomen bij [naam 1]. Enkele uren later arriveren [verdachte] en [naam 3] samen in een witte bestelbus – die op 20 mei 2023 naam van de vriendin van [verdachte] is gehuurd – bij de loods van [naam 1] en wordt [naam 3] door [naam 2] de loods binnengelaten. Enkele minuten later wordt ook [verdachte] de loods binnengelaten en lopen zij samen langs verschillende locaties in de loods. Vaststaat dat [verdachte] en [naam 3] – die niet via de hoofdingang naar binnen zijn gegaan – niet bevoegd waren de loods van [naam 1] te betreden, nu zij geen werknemers zijn van [naam 1] en nergens uit blijkt dat zij zich als klant of chauffeur hebben gemeld bij [naam 1]. Verder staat vast dat [verdachte] en [naam 3] de loods betreden op het moment dat de doos met cocaïne en twee gps-trackers weliswaar was onderschept, maar zich nog steeds in de loods van [naam 1] bevond (in het kantoor van de directie). De persoon die de gps-trackers kon volgen, kon daardoor denken dat de cocaïne zich nog binnen het bereik van [naam 2], [naam 3] en [verdachte] bevond. Immers, de Koninklijke Marechaussee is pas rond 7:15 uur naar de loods gekomen en heeft vervolgens de doos in beslag genomen.
Op het moment dat [verdachte] met [naam 2] en [naam 3] – die kennelijk een bekende is van [naam 2], zo leidt de rechtbank af uit de hiervoor weergegeven telefoongegevens – door de loods loopt heeft hij in zijn handen het air cargo manifest met het plaatnummer van de vrachtplaat waarop de doos is vervoerd en het vluchtnummer van de vlucht waarmee de zending vanuit Colombia naar Nederland is vervoerd. De rechtbank kan op basis van de camerabeelden, in het licht bezien van voornoemde feiten en omstandigheden, dan ook niet anders dan concluderen dat [verdachte] samen met [naam 2] en [naam 3] door de loods liep met als doel de bewuste bloemendoos (met daarin cocaïne) te vinden.
De verklaring van [verdachte] dat hij – kort gezegd – in de zeer vroege ochtend in de loods van [naam 1] aanwezig was om voor iemand informatie te verzamelen over ‘verdwenen dozen’, zonder dat hij op de hoogte was van de inhoud daarvan, acht de rechtbank gelet op het voorgaande volstrekt ongeloofwaardig. De verdachte heeft dit scenario op geen enkele wijze met concrete, verifieerbare informatie onderbouwd. Ook in de inhoud van het dossier ziet de rechtbank geen enkele steun voor de stelling van de verdachte. De rechtbank schuift deze verklaring dan ook als ongeloofwaardig terzijde.
Bovendien werd [verdachte] kennelijk ook op de hoogte gehouden van de verzending van de cocaïne. In de telefoon van [verdachte] is namelijk een video aangetroffen waarop de betreffende bloemendoos en vrachtplaat worden gefilmd. Uit de vloer die zichtbaar is in de video blijkt dat deze video niet bij [naam 1] is gemaakt, maar op een andere locatie. Aangezien de cocaïne in de loods van [naam 1] in beslag is genomen, moet de video zijn gemaakt voordat de zending bij [naam 1] aankwam. Daar komt bij dat [verdachte] over een foto van flightradar24 beschikt waarin het vluchtschema van de vlucht met de zending met cocaïne wordt gevolgd. Tot slot heeft [verdachte] zelf in de loods een video gemaakt waarin hij aan ‘[naam 6]’ meldt dat ze binnen zijn en waarin hij het manifest van de zending toont. De rechtbank gaat er – bezien in onderling verband en samenhang met de overige bewijsmiddelen – gezien hun inhoud vanuit dat deze video’s en foto zijn gemaakt met als doel de verzender dan wel de ontvanger te informeren over de (status van de) verzending van de doos met cocaïne.
Ook in de verdere ‘afwikkeling’ rondom de inbeslaggenomen cocaïne speelt [verdachte] een belangrijke rol. Hij is immers degene die telefonisch contact opneemt met [naam 4] (directeur van [naam 1]) om duidelijkheid te krijgen over de inbeslagname. Verder leidt de rechtbank uit het telefoongesprek tussen [naam 2] en [naam 5] en de verklaring van Nieuwenhuis daarover, af dat [naam 2] en [verdachte] ‘gezeik’ hadden en dat dit ‘gezeik’ op 26 mei 2023 weer rustig was. In aanmerking genomen dat [verdachte] en [naam 2] samen in de loods waren waar op 21 mei 2023 de cocaïne in beslag is genomen en de omstandigheid dat [verdachte] op 26 mei 2023 van [naam 4] (de directeur van [naam 1]) de bevestiging heeft gekregen dat er een bewijs van inbeslagname van de cocaïne is en dat hij ([verdachte]) daarvan een ‘kopie’ (schermafbeelding) kan krijgen, gaat de rechtbank ervan uit dat dit ‘gezeik’ betrekking had op de verloren partij cocaïne.
Op grond van al deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat [verdachte] betrokkenheid had bij het algehele transport, in die zin dat hij geïnformeerd werd over de verzending van de cocaïne, geïnformeerd werd over waar het vliegtuig zich bevond, hij een ander persoon direct informeerde toen hij in de loods was, waar de cocaïne was aangekomen en hij de cocaïne zou afhalen. Deze rol van [verdachte] is van een dusdanig gewicht is dat sprake is van medeplegen. De stelling van de raadsvrouw dat ook op andere momenten in de loods cocaïne is aangetroffen hetgeen erop wijst dat (mogelijk) anderen zich (ook) met de invoer van cocaïne bezighielden, doet aan het voorgaande niets af. De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde dan ook bewezen zoals hierna vermeld.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van feit 1 primair en de bewijsmiddelen acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – de voorbereidingshandelingen van het invoeren van 25,5 kilogram cocaïne. Dit maakt dat de rechtbank feit 2 ook bewezen zal verklaren.
4.3
Conclusie
Op grond van de bewijsmiddelen en het hiervoor overwogene, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich met zijn handelen schuldig heeft gemaakt aan hetgeen hem onder feit 1 primair en feit 2 wordt verweten. De door de raadsvrouw gevoerde verweren vinden weerlegging in hetgeen hiervoor is besproken en in de bewijsmiddelen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1 primair:
hij op of omstreeks 21 mei 2023 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, ongeveer 25,5 kilogram cocaïne.
feit 2:
hij in de periode van 20 mei 2023 tot en met 21 mei 2023 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 25,5 kilogram cocaïne, voor te bereiden of te bevorderen,
- zich en/of één of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en
- voorwerpen en/of vervoermiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist of ernstig redenen had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feiten,
immers heeft/hebben en is/zijn hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
- een bestelbus gehuurd en
- met mededaders, althans één of meer andere bij de invoer betrokken personen contact gehad omtrent het transport en de aankomst van een zending cocaïne en de voorgenomen werkwijze bij voornoemd strafbaar feit en
- zich met een bestelauto naar de loods van [naam 1] B.V. gelegen aan de [adres] begeven met als doel om daar een bloemendoos met daarin cocaïne op te halen en
- toegang tot de loods van [naam 1] B.V. verschaft en aldaar op zoek gegaan naar de bloemendoos met daarin cocaïne.
- afspraken gemaakt en/of overlegd over het zekerstellen en/of ophalen en/of uithalen van de cocaïne.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van:
feit 1 primair:medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
en
feit 2:medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen en/of vervoermiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sanctie
7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren (84 maanden).
7.2
Standpunt van de verdediging
In het kader van de strafmaat heeft de raadsvrouw gewezen op de toepassing van artikel 63, de beperkte invloed die de documentatie volgens de raadsvrouw moet hebben op de strafmaat en heeft zij verwezen naar jurisprudentie.
7.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het invoeren van 25,5 kilogram cocaïne en het plegen van voorbereidingshandelingen hiertoe. De verdachte heeft zich hiermee begeven op het terrein van de internationale handel in verdovende middelen en heet hierbij een belangrijke rol gespeeld. Een dergelijke hoeveelheid moet bestemd zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding en handel in harddrugs zijn bezwarend en ontwrichtend voor de samenleving en hebben bovendien veel gerelateerde vermogens- en andere criminaliteit tot gevolg, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan drugs. Daarnaast is de productie van en handel in harddrugs veelal in handen van grote, georganiseerde criminele verbanden die daarmee grote winsten maken en hun belangen in deze handel en productie beschermen met geweld en bedreiging met geweld. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij zich heeft ingelaten met de strafbare feiten en met zijn handelen een bijdrage heeft geleverd aan de instandhouding van het (inter)nationale harddrugscircuit. Daarbij heeft hij zich kennelijk laten leiden door geldelijk gewin en zich geen rekenschap gegeven van de gevolgen van zijn handelen.
De rechtbank is van oordeel dat de aard, ernst en de negatieve maatschappelijke gevolgen van de bewezenverklaarde feiten zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur rechtvaardigen. Gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de oriëntatiepunten van de rechtspraak (LOVS-oriëntatiepunten), geldt als uitgangspunt voor het invoeren van meer dan 20 kilo cocaïne, binnen georganiseerd verband, een gevangenisstraf voor de duur van 72 maanden. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden, de aard van de feiten en de overige omstandigheden uit het dossier geen aanleiding af te wijken van deze oriëntatiepunten. De voorbereidingshandelingen van feit 2 zijn dusdanig verweven met feit 1 dat de rechtbank hierin geen aanleiding ziet om een hogere gevangenisstraf op te leggen. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 72 maanden moet worden opgelegd.
De tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

8.Beslag

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen strafvorderlijk beslag ligt op de onder de verdachte inbeslaggenomen goederen. Het beslag is omgezet naar conservatoir beslag en overgedragen naar Onderzoek [naam 7] waarin de verdachte ook als verdachte is aangemerkt. Omdat er niet langer strafvorderlijk beslag ligt, kan de rechtbank niet beslissen op het beslag.
8.2
Het standpunt van de verdedigingDe raadsvrouw heeft aangevoerd dat de rechtbank moet beslissen over het beslag. De omstandigheid dat er geen beslaglijst aanwezig is, ontslaat de rechtbank niet van de verplichting om te beslissen over het beslag. De raadsvrouw heeft verzocht om teruggave van de onder de verdachte in beslag genomen voorwerpen 1 tot en met 63 als genoemd in bijlage 3 van dit vonnis.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt allereerst vast dat in het dossier geen beslaglijst zit. Wel volgt uit de in het dossier opgenomen Index Beslag (pagina 0034 en verder van het dossier) dat en welke voorwerpen onder de verdachte in beslag zijn genomen. Naast de door de raadsvrouw vermelde voorwerpen, volgt uit deze index dat ook de voorwerpen 64 tot en met 71, genoemd in bijlage 3, onder de verdachte in beslag zijn genomen.
Uit de Index Beslag volgt dat de voorwerpen genoemd onder nummers 6 tot en met 64 (auto, kleding en schoenen) zijn overgedragen aan het onderzoek [naam 7]. Daarmee acht de rechtbank het standpunt van de officier van justitie dat er in dit dossier geen strafrechtelijk beslag meer rust op deze voorwerpen, voldoende onderbouwd. Gelet daarop is de rechtbank niet bevoegd een beslissing over deze voorwerpen te nemen.
Voor wat betreft de voorwerpen zoals genoemd onder nummers 1 tot en met 5 en 65 tot en 71 volgt uit de Index Beslag niet dat het beslag op deze voorwerpen is overgedragen. De rechtbank zal daarom over het beslag op deze voorwerpen een beslissing nemen.
Teruggave
Uit de Index Beslag volgt dat de voorwerpen genoemd onder nummers 5 (Apple iPhone), 66 (creditcard), 67 (horloge) en 68 (sleutelbos en losse sleutel) aan de rechthebbende zijn teruggegeven. Voor zover deze voorwerpen nog niet aan de verdachte zijn teruggegeven, gelast de rechtbank teruggave van deze goederen. Dat geldt ook voor de inbeslaggenomen iPads (nummers 1, 71) en de Apple Macbook (nummer 69) nu niet kan worden vastgesteld dat het feit met behulp van deze voorwerpen is begaan en het belang van strafvordering zich niet verzet tegen teruggave. Met betrekking tot de onder de verdachte inbeslaggenomen zogenoemde ‘cryptotelefoons’ (nummers 3 en 65) overweegt de rechtbank dat deze telefoons niet zijn uitgelezen zodat niet is komen vast te staan dat deze telefoons zijn gebruikt voor het plegen van de strafbare feiten. Nu de rechtbank mede gelet hierop geen grondslag ziet voor verbeurdverklaring of onttrekking van deze goederen zal zij bepalen dat ook deze telefoons terug moeten worden gegeven aan de verdachte.
VerbeurdverklarenDe rechtbank is verder van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven Apple iPhones (nummers 2 en 70) verbeurd moeten worden verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzittingen is gebleken dat het bewezenverklaarde met behulp van deze voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, is begaan of voorbereid.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a, 47, 55, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht;
2, 10 en 10a van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4 weergegeven.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
72 [tweeënzeventig] maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart
verbeurd:
  • 2: Apple iPhone S0244.01 .01.002 27FBG230004J 7848
  • 70: Apple Iphone, 27FBG230004_17857 SO244.03.01.002
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van:
  • 1: iPad S0244.01 .01 .001 27FBG230004_1 7847
  • 3: Google Pixel S0244.O1 .01.003 27FBG23000417849
  • 65: Zwarte telefoon met opdruk "G", 27FBG230004_17912 L-195-GX.1
  • 69: Apple MACbook, 27FBG230004_17856 SO244.03.01.001
  • 71: Apple Ipad, 27FBG230004_17858 SO244.04.01.001
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
mr. T. de Bont, voorzitter,
mr. M.S. Neervoort en mr. S. Mac Donald, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. M. van Splunter,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 juni 2025.
Bijlage 1: de tenlastelegging
Feit 1:
hij in of omstreeks 21 mei 2023 te Schiphol en/of Aalsmeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1, lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 25,5 kilogram cocaïne, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks 21 mei 2023 te Schiphol en/of Aalsmeer, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het voornemen om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen, als bedoeld in artikel
1, lid 4 van de Opiumwet ongeveer 25,5 kilogram cocaïne, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, ( meermalen) met mededaders, althans alleen
-contact gehad met bij de invoer betrokken personen contact gehad omtrent de aankomst van een zending cocaïne en/of contact gehad omtrent het ophalen van een cocaïne bij [naam 1] B.V. gelegen aan de [adres] en/of
- een bestelbus gehuurd en/of
-via trackers informatie ontvangen en/of voorhanden gehad over de locatie van de zending (met daarin cocaïne) en/of
- zich met bestelauto naar de loods van [naam 1] B.V. gelegen aan de [adres] begeven met als doel om daar een pakket en/of bloemendoos (met daarin cocaïne) op te halen en/of
- toegang tot de loods van [naam 1] B.V verschaft en/of aldaar (meermalen) op zoek gegaan naar het pakket en/of bloemendoos (met daarin cocaïne)zending
- ( telefonisch) contact gehad met [naam 4] ,de directeur van [naam 1] B.V. voor een bewijs van inbeslagname van de bloemenzending met daarin cocaïne terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (het brengen en/of vervoeren en/of afleveren) niet is voltooid.
Feit 2:
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 mei 2023 tot en met 26 mei 2023 te Schiphol en/of Aalsmeer en/of Rotterdam en/of Amsterdam, althans op (een) locatie(s) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om (een) feit(en), bedoeld in het vierde of het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, buiten en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 25,5 kilogram, in elk geval een (grote) hoeveelheid, cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of één of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist of ernstig redenen had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en), immers heeft/hebben en is/zijn hij, verdachte en/of zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- één of meer telefoons en/of simkaarten bestemd voor communicatie met mededaders voorhanden gehad en/of
- een bestelbus gehuurd en/of
- ( meermalen) met mededaders, althans één of meer andere bij de invoer betrokken personen contact gehad omtrent de transport en aankomst van een zending cocaïne en de voorgenomen werkwijze bij voornoemd strafbaar feit en/of
-via trackers informatie ontvangen en/of voorhanden gehad over de locatie van de zending (met daarin cocaïne) en/of
- zich met bestelauto naar de loods van [naam 1] B.V. gelegen aan de [adres] begeven met als doel om daar een pakket en/of bloemendoos (met daarin cocaïne) op te halen en/of
- toegang tot de loods van [naam 1] B.V verschaft en/of aldaar op zoek gegaan naar het pakket en/of bloemendoos (met daarin cocaïne)zending
- telefonisch contact gehad met [naam 4], de directeur van [naam 1] B.V. en/of naar de woning van die [naam 4] gereden voor een bewijs van inbeslagname van de bloemenzending met daarin cocaïne.
Bijlage 2: De bewijsmiddelen
Bijlage 3: beslag
iPad S0244.01 .01 .001 27FBG230004_1 7847
Apple iPhone S0244.01 .01.002 27FBG230004J 7848
Google Pixel S0244.O1 .01.003 27FBG23000417849
Apple iPhone S0244.01 .01.004 27FBG230004_17850
Apple iPhone S0244.01 .02.001 27FBG230004_17851
Een voertuig Mercedes-Benz AMG A 45 met kenteken L 195 GX, Kentekenbewijs deel I, L-195-GX o.n.v.: Global Music Events BV, 1x sleutel 27FBG230004_17913
1 paar schoenen (omschrijving: 27FBG230004_17862 in beige zak, bruin, merk: hermes)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17863, paars, merk: louboutin)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17864, zwart, merk: dior)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17865, wit groen, merk: dior)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17866, zwart groen, merk: dior)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17867, grijs, merk: dior)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17868, blauw grijs, merk: dior)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17869, zwart suede, merk: louboutin)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17870 glitter en spikes in witte stoffen zak, zwart, merk: louboutin)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17871 en spikes, zwart, merk: louboutin)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17872, licht blauw, merk: louboutin)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17873, beige wit, merk: louis vuitton)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17874, oranje wit, merk: hermes)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17875, lichtblauw wit, merk: burberry)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17876, oranje grijs, merk: dior)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17877, zwart, merk: burberry)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17878, bruin oranje, merk: louis vuitton
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17879, bruin wit, merk: louis vuitton)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17880, groen wit, merk: louis vuitton)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17881, zwart, merk: louboutin)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17882, blauw suede, merk: louboutin)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17883, zwart, merk: louboutin)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17884, beige bruin, merk: louboutin)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17885, bruin suede, merk: louboutin)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17886 en spikes, bruin suede, merk: louboutin)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17887, beige oranje veter, merk: dior)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17888, blauw zilver, merk: dior)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17889, groen oranje, merk: dior)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17890, beige groen veter, merk: dior)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17891, groen zwart, merk: hermes)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17892, zwart suede, merk: louboutin)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17893, bruin suede, merk: louboutin)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17894, grijs met bruin, merk: hermes)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17895, bruin met groen, merk: dior)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17896, beige, merk: dior)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17897, lichtbeige, merk: dior)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17898, grijs, merk: dior)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17899, zwart, merk: hermes)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17900, beige en blauw, merk: dior)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17901, bruin grijs, merk: dior)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17902, lichtbruin, merk: dior)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17903, bruin oranje, merk: dior)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17904, grijs wit, merk: dior)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17905, lichtblauw, merk: balenciaga
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17906, beige blauw, merk: dior)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17907, beige zwart, merk: dior)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17908, wit blauw, merk: louboutin)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17909, zwart met gesp, merk: louboutin)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17910, spikes bloem motief, merk: louboutin)
1 paar schoenen (omschrijving: 27fbg230004_17911, groen goud spikes, merk: louboutin)
1 stuk jas (omschrijving: 27fbg230004_17914, bruin, merk: philipp plein)
1 stuk jas (omschrijving: 27fbg230004_17915, rood leer, merk: philipp plein)
1 stuk jas (omschrijving: 27fbg230004_17916 grafitti opdruk, zwart leer, merk: philipp plein)
1 stuk jas (omschrijving: 27fbg230004_17917, philipp plein
1 stuk jas (omschrijving: 27fbg230004_17918, spijkerstof, merk: philipp plein)
1 stuk jas (omschrijving: 27fbg230004_17919, spijkerstof, merk: dior)
1 stuk jas (omschrijving: 27fbg230004_17920, groen, merk: amiri)
64. Debitcard via buy tnv: [verdachte], 27FBG230004_17824 IJ147.01.01.001
64. Zwarte telefoon met opdruk "G", 27FBG230004_17912 L-195-GX.1
64. Creditcard 5310 7500 6185 5916, 27FBG230004_18367 L-195-GX
64. Horloge (no 788), 27FBG230004_17 854 SO244.02.01.001
64. 3x sleutel bos en 1 losse sleutel, 27FBG230004_17855 SO244.02.02.001
64. Apple MACbook, 27FBG230004_17856 SO244.03.01.001
64. Apple Iphone, 27FBG230004_17857 SO244.03.01.002
64. Apple Ipad, 27FBG230004_17858 SO244.04.01.001